PRAKTIJKONDERZOEK FASE 1 - EXPERIMENT 5

KMSKA

17 januari 2024

OPSTELLINGSBEELD BIJ OEFENING 2

BEELDMATERIAAL OEFENING 1

BEELDMATERIAAL OEFENING 2

OVERZICHT VAN DE ROLLEN – EXPERIMENT 5 - OEFENING 2

 

De rollen zijn de eigenschappen van de beleving van het werk door de blik van K., als vraagsteller

 

El. = de kleur blauw

Ev. = de fysieke interactie

Ch. =  de kunstenaar, Anish Kapoor

Jo. = de verwondering

K. = de vraagsteller

 

 

AUDIOTRANSCRIPTIE VAN DE OPNAME

 

Eerste ronde van facilitator

 

De kunstenaar “Toen we de opdracht kregen, dacht ik: 'ah, ze gaat me heel dicht zetten', want die moet daar fysiek mee bezig zijn geweest en die staat daar zowel mentaal als fysiek het dichtste bij. En dan trok ze mij meteen naar achter. En nu voelt het wel zo van: 'oh, ik wil daar bij hen gaan staan'. Dus het voelt een beetje alsof er een te grote afstand is met het kunstwerk. Ik wil bij De vraagsteller gaan staan. Ik wil wat dichter komen. Eigenlijk echt wel bijna in haar buurt. 

 

De verwondering “Hier is het goed. De verwondering is tevreden. Ik denk als verwondering zijnde, dat je me eigenlijk zo goed als overal had kunnen plaatsen voor het werk. Dat is zoals ze daarstraks zei: dat beweegt continu en je kunt op alle mogelijke manieren verwonderd worden als je ernaar kijkt. Het maakt niet uit van welk standpunt, dus ik ben hier tevreden, maar was ergens anders ook tevreden geweest.” 

 

De kleur blauw “Ik was heel nieuwsgierig naar waar ik geplaatst ging worden omdat dat heel dominant is, die kleur. En ik voel me wel echt verbonden. Ik voel mij echt blauw. Ik vind het wel moeilijk om daar op de antwoorden, van: hoe voelt dat? Want het is zo...Het overkomt mij en ik laat het mij gewoon overkomen. De positie voelt wel heel juist omdat ik zo.... - het is heel letterlijk - symmetrisch tegenover dat werk sta en echt direct ertegenover, in de spiegel bijna.... Ik beweeg mijn schouders daarbij bijna onbewust naar achter, omdat dat de enige kleur is die het werk heeft.” 

 

De fysieke interactie “Ik zit een beetje op mijn honger. Ik voel mij nogal passief opgesteld. Terwijl ik heel hard aan het belichamen was, wat De vraagsteller vertelde over dat nieuwsgierige en.... Ik ben wel al het dichtste bij, dus dat vind ik fijn, maar ik wil eigenlijk nog dichter, er bijna proberen in te kruipen en van alle kanten proberen observeren, onderzoeken. Ik voel mij te passief, teveel toeschouwer tegenover echt die onderzoekende rol daarin. Zoals heel veel die toeschouwers hier komen. Nee...” 

 

De vraagsteller “Mag ik zo wat uitleggen hoe ik heb gekozen van wie waar te zetten of te reageren? Er zijn wel heel toffe dingen gezegd. Het is top om te horen wat de ervaring is van iedereen, dus ik heb daar nul oordeel over. Maar het is wel interessant hoe sommige dingen bevestigd worden en andere dingen niet. 

 

Dus de maker.... Ik heb heel erg getwijfeld om jou hier te zetten, dicht bij het werk, jij die het hebt gemaakt, maar dan dacht ik: nee, het moet voor de maker ook wel interessant zijn om bijna zoals een vlieg op de muur te gaan kijken, bijna stiekem, wat de impact is van dat werk op mensen die hier langskomen. En daarom heb ik u wat meer afstand gegeven, dat je toch het werk kan zien en de rest.... Ik denk ook voor de andere mensen, als ze zouden zeggen dit is het werk en dit is de maker, wow, dan ga je bijna meer naar die maker kijken dan naar het werk zelf. Dus ik heb even gedacht om jou hier te zetten en dan dacht ik: nee, een beetje als een vlieg op de muur. 

 

En dan de kleur blauw heb ik inderdaad heel bewust heel centraal ervoor gezet. Ik heb ook wel heel duidelijk proberen te zien dat niemand in de weg stond en dus dat iedereen een goed zicht had vanuit de positie dat je staat omdat die kleur zo blauw, zo de kern is, de core van dat werk wou ik jou ook fysiek er, boenk!, in het midden voor zetten. 

 

De verwondering dacht ik ook: ja, ten eerste daar stond nog niemand, ook een beetje zo gekeken, maar ook wel omdat je dan van een andere..., dat speels element. Ik meende te zien als jij je vanuit dat standpunt zou zien, niet recht ervoor, dat er dan wat meer nog een kronkel of iets zou inzitten, waardoor dat dat nog meer de verwondering zou onderstrepen. 

 

En hier, bij de reflectie, heb ik inderdaad gedacht van: oké, de meeste fysieke dingen, maar met dat je dat nu zei van: ik had er dichterbij moeten... Ik had dat moeten doen, dat was veel beter geweest. Klopt. Ja, absoluut. Ik wou je ook zetten zo in de zin van: dan kun je er ook al meer in. Maar inderdaad, ik snap helemaal wat dat je zegt. Ik had u dichter moeten zetten.” 

 

De fysieke interactie “Ja, wij zijn akkoord, dus ik heb inderdaad heel erg de neiging om nu te doen wat ik voel.”

 

De kleur blauw “Ik ben mij bewust dat ik daarjuist vooral bezig was met: ‘hoe voelt dat voor mij?’ En nu ben ik inderdaad bewust van de maker staat ernaar te kijken. Ik ben daar een deel van. Ik voel mij meer een deel van het werk. Nu dat ik ook gehoord heb wat de intentie erachter is. Ik voel mij verbonden met iedereen die hier staat. En zelfs met mensen die rond wandelen van het museum zelf. We zijn echt een deel van dat werk. 

Daarjuist vond ik het oprecht moeilijk om over na te denken, want je plek wordt door iemand anders toegewezen. En ik wil dat gewoon op mijnmanier doen. En nu voel ik meer en meer van: ‘ah ja, dat is kei interessant’. Het wordt heel meta. Er is niemand die dat zo ziet en ik vertegenwoordig dat. En samen met anderen worden we vertegenwoordigd. Het werk zelf wordt ook een pionnetje bijna daarin.”

 

De kunstenaar “Ik vond het super interessant wat De vraagsteller zei, omdat ik opeens dat heel waar vond wat zij zei en helemaal dacht: oh, dat is eigenlijk voor mij als publiekswerker een veel mooiere manier of een veel juistere manier ook om naar een kunstwerk te kijken. Om even die kunstenaar, zo van: 'ja, maar je hebt dat nu gemaakt en nu is uw taak gedaan, laat de rest nu maar zijn beleving daarop los'. En dat ik misschien vanuit een museumblik te veel… kunstenaars en dan een kunstwerk en dan de label informatie en alles wat daarbij hoort... Dat dat juist goed is, dat is de wereld ingestuurd. En dat een kunstenaar dat eigenlijk vanaf dat punt meer van op een afstand ofzo kan bekijken. Dus het klopt meer en meer om hier te staan. Ja, ik vind haar visie gewoon ook mooier. Dus ik wil mijn visie aanpassen aan die van haar.”

 

De verwondering “Tevreden. Omdat iedereen rond mij blijft bewegen. Dus je blijft ook verwondering zien of zo.”

 

De vraagsteller “Ik hoop nu op een vraag of een instructie. Ik vroeg mij nu af: zou ik..... Ik weet het niet hoor, maar misschien heb je al een volgende vraag ongetwijfeld van: ik kan of mag ik iets aanpassen of een uitnodiging tot aanpassing? 

Ik vraag me af... Ik heb er net een beetje te veilig gekozen, besef ik nu, omdat ik er zeker van wou zijn dat iedereen vanuit haar positie een volledig zicht op het werk houdt, zonder dat er iemand anders zou tussen staan. En ik denk als iedereen vanuit de positie nu de afstand die jij zelf kiest of geen afstand, gewoon dichter zou komen. Dan zou ik eens willen zien wat er gebeurt. Dus niet zozeer ten opzichte van elkaar de positie behouden, maar gewoon dichter komen. En je kiest zelf hoe dichter, of hoe verder dat je zou gaan staan of zitten, maar dus wel vanuit dezelfde opstelling, zal ik zeggen. Dat zou ik interessant vinden, om te zien. Dus ik wil eigenlijk de kans geven om het comfortabele van de positie nu te behouden, maar ze aan te passen. Ja, ik doe instinctief zo (wijst naar De fysieke interactie).... Maar de drie anderen ook, de positie behouden, maar de afstand aanpassen.” 

 

 

Tweede ronde van facilitator, uitnodiging om een beweging te maken:

 

De fysieke interactie “Ik wou eigenlijk daar gaan staan met mijn hoofd er bijna in, nog verder naar de streep, om echt in die wereld te kruipen. Maar wat mij dan opviel was als ik daar aankwam, was die wereld weg. Heel die reflectie was weg. Dus dat klopte niet. Ik ben gaan zoeken naar waar ik mezelf zo net nog op de rand zie en dan moest ik ook bukken om toch dicht genoeg te zijn en dan een iets actievere houding om er toch nog in te proberen gaan. Het voelt hier gewoon actiever en meer betrokken nog bij het werk...”

 

De kleur blauw “Ik ben gaan liggen op de grond. En ik voelde zo echt dat ik mijn armen wou opendoen om de kleur meer in zijn totaliteit te laten spreken. Daarnet stond ik daar vooral frontaal voor. Nu lig ik er frontaal voor en voel ik mij meer verbonden met de rest. Ik wou eigenlijk dat ik kon vliegen, dat ik kon steigen naar boven en heel de ruimte kon inpalmen. Dus daarom ben ik op de grond gaan liggen. Zodat je ook door de reflectie naar blauw echt in verbinding met die omgeving gaat en er ook naar kijkt als kleur, maar als reflecterende kleur. Dus ik ben eigenlijk aan het zweven nu.” 

 

De verwondering “Eens langs de andere kant kijken. Daarnet was ik daar verwonderd en zag ik een andere hoek van de ruimte weerspiegeld. En door nu de andere kant kiezen is dat zo weer veranderd. Dus terug opnieuw verwonderd op een andere manier. Ik zeg het, eender waar ik zou staan, verwondering zou tevreden zijn.”

 

De kunstenaar “Ik was heel erg aan het afwachten waar iedereen ging staan, dus ik ben echt even blijven staan om te denken: ik moet weten waar zij gaan staan en dan kan ik mijzelf daar terug achter zetten. De vraagsteller heeft me helemaal gebrainwashed met haar idee, dus ik kan er ook niet meer los van komen. Maar de kunstenaar moet het echt observeren en ik merk ook in mijn redeneringen dat ik opeens niet meer zo echt met het kunstwerk bezig ben, maar heel erg met hen. En mij daar echt vooral zogezegd met publiek of met de bezoekers ofzo bezig hou en de manier waarop dat mensen zich ervoor zetten. Maar ik ben ook wel even aan het stoppen met naar het kunstwerk te kijken op de één of andere manier. En dat klopt wel. De aspecten in de ruimte trekken mijn aandacht,

het effect dat het werk heeft op iedereen, de ruimte en alles errond.  Maar die kleur en die belichting...dat is even weg. Daar was ik daarstraks mee bezig, maar dat is nu wel weg. 

Ik dacht daarstraks toen De vraagsteller zei van: ‘ja, misschien kunnen we ons straks eens verplaatsen’, dan dacht ik: oh ja, dan ga ik direct naar voor staan. Maar dat klopt nu niet meer. Dat zou een soort van egocentrisch iets zijn of zo om dat te doen, omdat daar dan nu te gaan bijstaan. Dus die afstand voelt nu juister aan. Dit is interessanter. Dit is misschien een juistere positie voor een kunstenaar ten opzichte van zijn werk.” 

 

De vraagsteller “Super om te horen en om te zien ook vooral. Ik heb ook willen afwachten. Daarnet had ik zo wat een hoofdrol zo van een dirigent van: ‘ik moet het zeggen’. Dat was nu niet meer. Dus ik wist direct dat ik mij volledig fysiek uit heel dit stuk zou verwijderen. Maar ik wilde wel nog graag de gezichten ook wel kunnen zien en ook zo de fysieke dynamiek. Dus dat was heel mooi om dat bezig te zien in. Van De fysieke interactie wist ik dat ze dichter zou gaan, maar ik wist ook niet hoe. Dus dan was ik best nieuwsgierig. Heel mooi ook dat jij bent gaan liggen... Ik snap dat gevoel ook zo volledig van zo dat je ook onder een staalblauwe hemel soms kunt gaan liggen... Ik vond dat heel mooi om te zien... Voor mij klopte dan ook heel mooi. Ik vond dat zo bijna een verlenging van het kunstwerk. Ik kan niet in Anish Kapoor's hoofd kijken. Maar ik denk dat hij daar ook heel blij mee zou zijn.  En daar was ik heel benieuwd inderdaad om te zien wat de maker zelf zou doen. Dus ik snap ook wel wat dat je zegt van: ‘ja, ik vond dat wel een comfortabele positie. Ik heb mij wat verzet’. En dan De verwondering ook van: ‘ja, ik was wel content maar ik ga toch eens carrément oversteken’. Dus ik volgde het. Ik vond het heel mooi om dat zo te zien gebeuren en ik werd er ook voor beloond om mezelf er uit te zetten. Want ik dacht: het gaat nu totaal niet om mij, ik ga gewoon kijken. En wat ik daar nu voor de eerste keer - echt waar, in 200 keer of meer - zag, ik ben altijd erg bezig met die reflectie van de groep in dat werk van Anish Kapoor. En nu zag ik ook zo heel mooi die andere werken die hier hangen. Dus die andere werken worden ook deel van dat werk. Dus weer een nieuw inzicht bijna. Dat doet mij dan ook meteen afvragen: 'wat zou Rik Wauters ervan gedacht hebben dat hij hier in zo'n prachtig...'.Ook iemand die zo met kleur werkt. Ik denk dat hij dat super zou vinden, maar dat zijn dan mijn gedachten. Ik vond het echt fantastisch en ik denk ook dat ik dat kan gebruiken met een groep. Niet zo uitgebreid, maar wel: 'kies nu eens een positie' - ik doe dat sowieso, want je moet niet zo altijd samenblijven - 'kies je eens een positie waarin dat je dat werk het voor uw aanvoelen het beste of het mooiste kan ervaren'. Dus super, ik ga dat echt toepassen. Ik heb eigenlijk een heel dankbaar gevoel, want ik vond dit heel mooi en heel zinvol en ik hoop dat het voor de rest ook zo was. Ook heel tof om te zien hoe iedereen er fysiek, maar ook verbaal, hoe dat dat was en hoe dat je dat aanpast of niet aanpast. Ik vond dat heel mooi.”

(van dit experiment werd een minder uitvoerige (geen thematische) analyse van de verzamelde data gemaakt - wel conclusies op basis van de transcripties en de gevoerde gesprekken met deelnemers en experts)

ONDERZOEKSVRAAG

 

HOOFDVRAAG:

 

  • Op welke manier kan opstellingswerk een bruikbare methodiek zijn om kunstbeleving te facilteren in een museum?

 

DEELVRAGEN:


  • Wat is de praktische bruikbaarheid van de methodiek voor de stakeholders? 
  • Hoe is de ervaring en beleving van een groep museumprofessionals?
  • Hoe kan de methodiek verbeterd worden? 

 



BESCHRIJVING FASE 1 - EXPERIMENT 5

 

In dit experiment staat de praktische bruikbaarheid van opstellingswerk als methodiek voor kunstbeleving in musea centraal. Deze versie van de werkwijze is geschikt om aan anderen dan de ‘kritische vrienden’ voor te leggen. De stakeholders van de interventie komen in dit experiment in beeld; publiekswerkers en gidsen. Mogelijke voorwaarden, complicaties of vragen worden onderzocht die leven bij museumprofessionals.De methodiek werd toegepast op een schilderij en een installatie. De werkwijzes van de vorige experimenten werden grotendeels hernomen. Er werden wel enkele replicatie-aanpassingen gedaan:

  • Gebruik van het gidsensysteem om de verstaanbaarheid van de deelnemers ten opzichte van elkaar te verbeteren
  • Implementatie van de VTS-vraag: ‘Waaraan zie je dat?’ bij de laatste oefening. Hierdoor wordt de vraagsteller sneller naar een aspect van het werk geleid, waardoor we minder blijven hangen bij te persoonlijke concepten en ideeën. Deze vraag nodigt uit om bij het werk te blijven en tegelijkertijd voldoende aandacht te besteden aan de beleving van de vraagsteller.
  • Er wordt een professional in opstellingswerk uitgenodigd als observator
  • De facilitator legt nog explicieter de bedoeling van de oefeningen uit
  • Facilitator en onderzoeker nemen voldoende tijd voor de introductie

 

 

Dit experiment leverde volgende data op:


  • Replicatie van de werkwijze met variabelen: een vijfde sessie bij twee kunstwerken met een groep van 6 museumprofessionals, een facilitator, een onderzoeker en een trainer in opstellingswerk als expert.
  • Een nagesprek met de deelnemers
  • Een evaluatiegesprek met de facilitator, Ruth de Pau en expert en trainer in opstellingswerk, Sara Hendrick
  • Veldnota's van de expert en de facilitator + audiologboek
  • Video en audio-opnames + fotomateriaal
  • Transcripties van deze opnames en de nabespreking
  • Een expertgesprek met Katrijn D'hamers van FARO
  • Een draaiboek van het experiment

 

Van dit experiment werd geen codering of thematische analyse van de verzamelde data gemaakt. Er werden echter wel uitvoerige conclusies getrokken op basis van de transcripties en de gevoerde gesprekken met deelnemers en expert, die informatie geven over de bruikbaarheid van de methodiek en enkele suggesties voor aanpassingen aan de methodiek.


Om het onderzoek wat meer tot leven te brengen, staan hiernaast, aan de linkerzijde van deze pagina ter illustratie enkele foto's van het experiment, een opstellingsbeeld van de laatste oefening van het experiment, en de transcriptie van de audio-opname van deze oefening. In onderstaand hoofdstuk zijn de verslagen te vinden van het evaluatiegesprek met expert en facilitator en de nabespreking in groep.

 

 

 

KRITISCHE REFLECTIE FASE 1 - EXPERIMENT 5


De bevindingen suggereren dat de groep museumprofessionals die deelnam vindt dat deze experimentele benadering van kunstbeleving in de museumpraktijk waardevolle inzichten en ervaringen kan bieden die verder gaan dan traditionele methoden.


Differentiatie in effect

 

Uit gesprekken met experts Sara Hendrick en Katrijn D’hamers en uit observaties van dit experiment dat de groep museumprofessionals heel erg in hun hoofd bleven tijdens de oefeningen, lijkt het zo dat deze methodiek wel werkt, maar niet voor alle deelnemers op dezelfde manier. Het effect van de methodiek lijkt afhankelijk te zijn van de mate waarin de doelgroep zich kan overgeven aan de lichamelijke of zintuiglijke gewaarwordingen en hun niveau van betrokkenheid. Volgend onderzoek naar de verschillen in effecten van de methodiek en de oorzaak ervan zou mogelijk nuttig kunnen zijn.

 

Experimentele aard van de methodiek

 

De methodiek is nog steeds in een experimentele fase. Hoewel veelbelovend, is er ook na dit experiment nog behoefte aan verdere ontwikkeling en verfijning, vooral met betrekking tot de rol van de begeleiders en gidsen. Dit roept vragen op over de training en ondersteuning die gidsen bijvoorbeeld zouden moeten ontvangen om de methodiek te kunnen begeleiden zonder dat een specifieke therapeutische achtergrond nodig is, evenals de criteria voor het selecteren van geschikte begeleiders. 


Profilering van museumprofessionals

 

Een kritische overweging bij dit experiment dat in het gesprek met Sara Hendrick naar voor kwam, is of het feit dat de deelnemers museumprofessionals zijn die elkaar niet goed kennen, maar wel een soortgelijke professionele achtergrond delen, invloed heeft gehad op de dynamiek van de oefeningen. Het kan zijn dat deze gedeelde identiteit als professional in een museum een bepaalde verwachting of zelfbeperking met zich meebrengt, waarbij de deelnemers zich mogelijk minder vrij voelen om zich volledig te profileren of om zeer emotionele aspecten van kunst te bespreken. Dit zou de diepgang van de gesprekken kunnen beïnvloed hebben, omdat deelnemers misschien terughoudender zijn om zich volledig open te stellen. We merkten dit aan de nogal cognitieve benadering van de laatste oefening. Dit aspect verdient verdere analyse om de invloed ervan op de resultaten van het onderzoek te begrijpen.

 

Verschil tussen beoogde impact en daadwerkelijke ervaring

 

Nog een kritische aantekening over de methodiek, gebaseerd op observaties van de onderzoeker, is dat hoewel de museumprofessionals enthousiast waren over het gebruik van de methodiek, deze niet altijd werkte zoals oorspronkelijk bedoeld. Het leek erop dat de gidsen vooral de nadruk legden op het innemen van een andere positie en het bekijken van kunstwerken vanuit verschillende perspectieven, wat resulteerde in waardevolle inzichten maar niet noodzakelijk volgens de oorspronkelijke intentie van de methode om het specifiek over lichamelijke gewaarwording te hebben. Er werd dus een eerder oppervlakkige interpretatie van de methodiek opgemerkt. Deze bevinding wijst op een verschil tussen de beoogde impact van de methodiek en de daadwerkelijke ervaring van de gebruikers. Terwijl de methodiek bedoeld was om deelnemers te stimuleren om zelf tot inzichten te komen, leken de deelnemers de nadruk te leggen op het verschaffen van nieuwe perspectieven en het aanreiken van informatie. Ook de vraagsteller in dit experiment gaf, met een achtergrond als gids, al meteen erg veel informatie over het werk prijs tijdens het voorafgaande vraaggesprek met de begeleider tijdens de tweede oefening. Dit kan duiden op een gebrek aan volledig begrip of implementatie van de methodiek door de deelnemers. Desondanks werden positieve resultaten opgemerkt, bij deze groep, die we aanduiden als de "cognitieve groep". Hoewel de methodiek niet op de verwachte manier werkte, bracht het wel veel inzichten naar voren bij deze groep, met name door de radicale keuze om niet met vooraf verstrekte informatie te werken, maar in plaats daarvan de deelnemers zelf te laten ontdekken en van perspectief te laten veranderen. Dit leidde tot waardevolle reflecties en inzichten, zelfs al lag de nadruk niet altijd op de lichamelijke gewaarwording. In het licht hiervan kan een kritische reflectie worden gemaakt over de effectiviteit van de methodiek in verschillende contexten en bij verschillende gebruikersgroepen. Het is belangrijk om in een later stadium te onderzoeken waarom de methodiek niet altijd op de beoogde manier werkt en hoe deze beter kan worden afgestemd op de behoeften en verwachtingen van de gebruikers.

 

 

 

DATA & CONCLUSIES FASE 1 - EXPERIMENT 5