PRAKTIJKONDERZOEK FASE 1 - EXPERIMENT 6

KMSKA

23 februari 2024

ONDERZOEKSVRAAG

 

HOOFDVRAAG:

  • Op welke manier kan opstellingswerk een bruikbare methodiek zijn om kunstbeleving te facilteren in een museum?

 

DEELVRAGEN:

 

  • Hoe kan het finale prototype van de methodiek eruit zien? 
  • Hoe ervaren de deelnemers het experiment?

 

 


BESCHRIJVING EN NAVOLGBAARHEID FASE 1 - EXPERIMENT 6

 

In dit experiment staat een verdere verkenning van opstellingswerk als methodiek voor kunstbeleving centraal, om opnieuw mogelijke voorwaarden, complicaties of vragen te onderzoeken en de ervaring van de deelnemers te achterhalen. Dit specifieke experiment richt zich dus, net zoals de vorige, op de replicatie van de methodiek van opstellingswerk, ditmaal in een andere museale setting; het KMSKA, om te onderzoeken hoe de methodiek kan werken in een klassieke museale setting en hoe die verbeterd kan worden. De methodiek wordt toegepast op vier schilderijen.

 

Er werd opnieuw een kort draaiboek opgesteld voor de replicatie van deze methodiek. Enkele suggesties uit de conclusies over de methodiek uit vorige experimenten werden geïmplenteerd: 

  • Een zorgvuldige selectie van kunstwerken om de ervaring te verrijken en de deelnemers te betrekken. In dit experiment starten we met twee werken die snel een lichamelijke reactie kunnen teweegbrengen bij de deelnemers (Jef Verheyen & Otto Piene). Aan het einde gebruiken we een figuratief werk voor de opstelling (Jacob Jordaens).
  • Er wordt meer duidelijkheid gegeven over de verwachtingen ten aanzien van de vraagsteller.
  • Een mooie overgang van individuele naar collectieve ervaringen en meer opwarming naar lichaamsbewustzijn, door implementatie van een extra oefening ‘reis doorheen het lichaam’ op individueel niveau, bij de start van het experiment, om deelnemers uit hun comfortzone te helpen komen en het ‘wetende veld’ te kunnen openplooien in de laatste oefening (S. Hendrick, evaluatiegesprek experiment 5).

 


In deze fase is er voor de analyse gebruik gemaakt van de volgende data:

 

  • Replicatie van de werkwijze met variabelen: een zesde sessie bij vier kunstwerken met een groep van 6 deelnemers, een facilitator en een onderzoeker
  • Een onmiddellijke nabespreking met de deelnemers
  • Een evaluatiegesprek met de facilitator
  • Video en audio-opnames + fotomateriaal
  • Focusinterviews met drie deelnemers nadien
  • Transcripties van audio-opname experiment, nabespreking en focusinterviews
  • Thematische analyse van transcripties
  • Een evaluatiegesprek met Joke Schrauwen over de toepasbaarheid binnen kunsteducatie
  • Een expertgesprek met Sara Hendrick rond aanbevelingen voor de begeleider
  • Peersessie thematische analyse
  • Gesprekken met experts tijdens de Research Day op 16 maart 2024
  • Literatuuronderzoek naar het theoretisch kader van museumeducatie

 

Bij deze data-analyse beoordeelden twee onderzoekers onafhankelijk van elkaar de audiotranscriptie van het experiment en de nabespreking in groep, wat bijdroeg aan een hogere betrouwbaarheid van het data-extractieproces. Op basis van de descriptieve codering en de deductieve thematische analyse uit fragmenten uit de transcriptie van de audio-opnames (Verhoeven, 2020, p.36, 44 & 55), werden de gespreksthema’s bepaald waarrond er een terugkoppeling gedaan werd in de focusinterviews met drie deelnemers. Van de focusinterviews werden vervolgens methodologische verslagen gemaakt, van waaruit conclusies geformuleerd werden. Deze conclusies sluiten min of meer aan bij de conclusies uit de vorige experimenten. De data-analyse bereikte bij dit experiment een verzadigingspunt. Er werden weinig nieuwe gegevens opgehaald. Wel werden er nog enkele nieuwe suggesties gedaan ter verbetering van de methodiek.

 

Als illustratie staan aan de rechterkant van deze pagina enkele foto's van het experiment, enkele citaten van deelnemers uit de groepsbespreking, een opstellingsbeeld van de laatste oefening van het experiment, en de transcriptie van de audio-opname van deze oefening. 

 



KRITISCHE REFLECTIE FASE 1 - EXPERIMENT 6

 

Achtergrond en homogeniteit van de deelnemersgroep

 

De achtergrond en professionele ervaring van de respondenten (bvb met mindfulness) lijken hun benadering van de kunstervaring te beïnvloeden. Deze achtergrond kan hun gevoeligheid vergroten voor thema's als verbinding, persoonlijke ontwikkeling, slow art en sociale dynamiek.

Het is noodzakelijk om rekening te houden met de achtergrond van de deelnemers om generaliseerbare conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit van de methode. J1 verwijst hiernaar als een 'coalition of the willing', in focusinterview 1. Door deelnemers met meer diverse achtergronden te betrekken, kan de methodiek beter worden getest op haar breed toepasbare waarde. Dat voorkomt een te beperkte of vertekende interpretatie van de resultaten en draagt bij aan de validiteit van de bevindingen. Het erkennen en integreren van deze diversiteit zorgt ervoor dat de methode robuust en relevant blijft in uiteenlopende contexten.

 

Therapeutische context

 

Het is van belang om te bespreken welke woorden en acties geschikt zijn voor een begeleider en welke niet om de therapeutische inslag van de experimenten te verminderen. Daarnaast moet worden overwogen hoe de begeleider zichzelf introduceert (in dit geval als therapeut) en welke impact dit heeft op de groep. Belangrijke vragen hierbij zijn: Wat zegt een begeleider wel en wat niet? Hoe wordt dit gecommuniceerd? Hoe stelt de begeleider zichzelf voor? Deze vragen zijn cruciaal en kunnen een waardevolle discussie opleveren, die bijdraagt aan een meer doordachte en effectieve uitvoering van de methodiek. Ook kan bekeken worden hoe de term ‘opstellingswerk’ uit de methodiek of de communicatie gehaald kan worden om het therapeutische karakter meer en meer af te bouwen. 

 

Verankering van Ervaringen

 

Een belangrijk verbeterpunt dat tijdens het evaluatiegesprek met Joke Schrauwen naar voor kwam, betreft het gebrek aan verankering van ervaringen met de kunstwerken. Het samenvatten van inzichten na afloop van de sessie kan de ervaring versterken en verdiepen, en de overdraagbaarheid van deze inzichten vergroten. Daarnaast moeten momenten voor reflectie en interactie tussen deelnemers meer worden benadrukt om de algehele ervaring te verbeteren. Dit element was nog onvoldoende aanwezig in de experimenten, maar zal wel worden opgenomen in het eindproduct. Op die manier kan de relatie met het kunstwerk zelf mogelijk ook versterkt worden, en wordt het kunstwerk een meer integraal onderdeel van de setting. Zoals J1 opmerkte in focusinterview 1: "Het kunstwerk was voor mij een beetje een katalysator, eerder dan het onderwerp."

 

Hier ligt eventueel ook een kans voor de begeleider om, indien er belangstelling of vraag naar is vanuit de groep, kunsthistorische informatie te koppelen aan de ervaring van de deelnemers. 

 

 

 

DATA, ANALYSE & CONCLUSIES FASE 1 - EXPERIMENT 6

BEELDMATERIAAL OEFENING 1

BEELDMATERIAAL OEFENING 3

BEELDMATERIAAL OEFENING 1

Foto's An Eisendrath

OPSTELLINGSBEELD BIJ OEFENING 3

OPSTELLING: OVERZICHT VAN DE ROLLEN

 

De rollen zijn de opvallendste eigenschappen van de beleving van het schilderij, gekozen door de groep:

 

I. = het eten

J1. = de grootmoeder

J2. = de muziek

CHU. = de gezinsdynamiek 

A. = de schilder 

J3. = de afwezige vrouw

 

 

AUDIOTRANSCRIPTIE VAN DE OPSTELLING

 

Eerste ronde van facilitator:

 

De gezinsdynamiek Ik merk dat ik een cirkel wil maken achter haar, de schilder, om die erbij te halen. Die hoort erbij. Die maakt er deel van uit. Ja, die moet in beweging komen.” 

 

De grootmoeder Ik heb mij heel dicht bij de afwezige vrouw..., want ik wil die meer betrekken. Ik wil hier luid in die oren toeteren, dat ze mee gaat zingen en De muziek heeft zich er nog tussen gewrongen om nog luider in de oren te toeteren. Dat is mijn interpretatie van de muziek die zo dicht en luid naast mij staat, om de moeder mee te krijgen. Het zou nog dichter kunnen worden, maar dat wordt wat ongemakkelijk.” (lacht)

 

De muziek “Ik wil een soort van allesomvattend gevoel ... zodat het te veel is, dat het gewoon opdringerig is en dat de persoon voor mij (de afwezige vrouw) niet kan ontsnappen.” 

 

De afwezige vrouw Ik had direct het gevoel dat ik heel dicht bij dat eten moest staan. Ik had zo het gevoel van: ‘ik mag hier zitten. Ik mag hier echt wel het middelpunt van de familie zijn, dicht bij het eten’. Het klopt ook wel zo. Ja, ik voel de aanwezigheid van de grootmoeder, de moeke, en van de muziek. En dat vind ik ook maar heel normaal eigenlijk dat dat eigenlijk rond mij draait. En ook al ben ik afwezig, ik voel wel de nabijheid. Dicht bij het eten en in de sfeer.” 

 

De schilder Ik ben hier komen staan omdat ik hen vooral wil observeren om het vast te leggen, al schilderend. Van het moment dat er werd gezegd dat de gezinsdynamiek daardoor verstoord werd, had ik al zoiets van: ‘ik zou voor haar al dichterbij gaan staan’, maar ik ben hier gaan staan, want ik dacht: ‘ik ga hier staan’. Dus je bent natuurlijk heel beïnvloedbaar, maar ook ok. Ik heb al een neiging om naar hen toe te gaan. Ik ken hier nog niemand echt heel goed, maar ik vind ze allemaal heel tof. Dus ik dacht: ‘misschien moet ik toch naar voor gaan’. Ja, ik voel dat ik een spelbreker ben. Ik wou naar hen kijken vanop een afstand om het tafereel…om het allemaal wat te overzien, vanop een afstand. Voor mij is de schilder degene die het tafereel ziet. Dus jij bent het eten (tegen het eten), normaal gezien zou jij dan daar staan als je het eten was op het schilderij. Ik ben dat dan vanop een afstand aan het schilderen. Dus ja, ik ben niet een persoon op dat tafereel. Ik ben iemand die de personen niet kent, dacht ik. De gezinsdynamiek zegt dan dat ik een deel uitmaak van het gezin. Maar ik voel me eigenlijk iemand die in die ruimte ben binnengestapt en die zegt: ‘ik ga jullie schilderen’. Ik vind het wel gezellig, maar ik ben niet deel van jullie, zo zag ik het. Wist ik veel. Ik wist niet dat ik familie was.” 

 

Het eten Ik vind het goed waar ik sta. Ik vind het ook spannend dat ik niet zie wat er achter mij staat of waar iedereen staat. Dat vind ik wel spannend. Ik vind het ook leuk dat er heel veel beweging was. Ik voel me ook geobserveerd. Ja. Maar van mij mag het ook wel dichter komen. Wat meer inclusief.” 

 

 

Tweede ronde van facilitator, uitnodiging om een beweging te maken:

 

De schilder “Ik heb een schuldgevoel. Ik moet echt naar voor. Iedereen zegt dat ik dat hier moet doen. Nu heb ik voor een keer eens mijn lenzen aan en ik kon jullie nog altijd heel goed zien.(lacht)  Maar het is waar, het is misschien ja, .... Als ik omarmd word, dan kom ik wel af hè. Het observerende, het afstandelijke, blijft niet helemaal bestaan, als er van alles gebeurt aan de andere kant. Als ze zich ongemakkelijk voelen van mijn verte, dan kom ik met open armen af.” 

 

De muziek “Ik ben nu aan het bedenken - dat voelt vanbinnen zo - dat misschien ik ook wel de verbindende factor ben met de familiedynamiek en de schilder. Want die gaat waarschijnlijk ook aanhoren wat er daar gespeeld wordt en zo wordt hij er wel mee ingetrokken. Dus ik heb nu de neiging, als de schilder dichter komt, een deel wordt, om zo dit te kunnen doen. Ja, het is zo: jij bent ook deel van het tafereel (tegen de schilder). Je krijgt een stuk mee. Misschien is dit het verbindende element.” 

 

De gezinsdynamiek Ik ben stilgevallen, denk ik. Ik vind dat iedereen aan tafel moet en ik heb honger. Kom, iedereen moet aan tafel. Ik weet niet, ik ben wat stilgevallen. Ik vind het wel leuk om beweging te zien, dat er toenadering gezocht wordt en dat mensen verplaatsen van achter het eten, ofzo dat.... Ik kan mij ook inbeelden dat het eten zich zo wat alleen voelt, van: ‘er gebeurt van alles achter, achter mij’. Maar misschien is het ook wel leuk om te zien wat het eten met mensen doet. Eten brengt beweging. Dat is zo iets wat je als gezin deelt of als familie ook, als je samenkomt dan eet je dikwijls samen. En ik zit de hele tijd te kijken van: ‘ja, eten, eten, eten, eten’. En ik denk zo: ‘kom, kom allemaal, kom maar, kom maar allemaal rond de tafel. Ik denk dat ik mij ook misschien wat machteloos voel of er zo niet echt helemaal bij ben binnen wat daar gebeurt of niet echt.”

 

De grootmoeder Ik merkte van zodra ook de gezinsdynamiek wat stilviel en nog voor ook de muziek verplaatste, dat er sowieso tussen ons alsmaar wat meer afstand kwam. Alsof zo de truuken die ik aan het toepassen was om de moeder erbij te krijgen, ook niet meer lukten. De gezinsdynamiek zei 'eten, kom'. Misschien helpt dat? En ik ben iets minder luid aan het zingen in mezelf. Het begint duidelijk te worden dat de eerste poging om gewoon heel luid te toeteren in de oren, dat dat niet genoeg werkt. Dus moeten we een andere truuk toepassen..., als mater familias.”

 

De afwezige vrouw “Ik vond het ook ineens heel koud als de muziek zich verplaatste en ik heb echt heel erg de neiging om nu daar te gaan staan. Ja, ik vind dat wel leuk, de muziek rond mij, ondanks dat ik afwezig ben. Maar ik vind het gewoon wel leuk om er middenin te zitten. Ik kom naar hier (verplaatst naar muziek)Het voelt een beetje raar, maar het voelt wel goed.”

 

Het eten (de enige representant die niet verplaatst is) “Ik vind het nu veel fijner dan daarnet omdat ik het gevoel heb van meer omringd te zijn. Daarnet was het meer alsof ik de centrale rol innam. En nu is dat meer gedeeld met iedereen en dat is wat meer gedragen door iedereen. En dat vind ik wel fijn. Dat het niet allemaal meer op mij berust, maar het is alsof ik zowat mijn taak om iedereen samen te brengen wat volbracht heb. Want iedereen zit er rondomheen en iedereen is... ja, is samen. Het is rustgevender dit, dan wanneer dat het er niet was.”

 

De schilder Ik voel mij wel deel van... Ik vind het heel gezellig. Ik had wel zoiets van, toen jij zei: ‘kom laat ons aan tafel gaan’, was ik zo aan het kijken: hoeveel stoelen staan hier aan die tafel? Kunnen we dit? En toen ging ik zitten op één van de stoelen. Ik dacht: ‘kom laat ons aan tafel gaan zitten’. En toen De afwezige vrouw zei van: ‘ik mis de muziek rondom mij’, denk ik als je een aspect bent of iemand in die je niet echt bent, dat je dat misschien heel snel persoonlijk neemt. Dat ik daarstraks zei: ‘ik sta daar zo apart’, omdat ik denk: ‘ik ga jullie schilderen, ik kan toch niet te dichtbij komen?’ En als iemand dan zegt: ‘ik wil u bij in de familie’, denk ik: ‘hmmm, in de familié?’ Dat je alles heel persoonlijk neemt. 

En ik was ook nog aan het denken aan: ‘als ik dan toch de schilder ben, wat wou ik in godsnaam vastleggen in dat schilderij?’ Dat ik als echte persoon, die A. is, eigenlijk gewoon was voorbijgelopen, normaal gezien. En ik moest denken aan een boek dat ik aan het lezen ben, 'Niet iedereen kan een bizon schieten', dat gaat over het belang het sociaal aspect rond eten. En daar is ergens een stukje dat ze zeggen van: dat hele kleine kindjes tot hun achtste eigenlijk bijna niks lusten en kijken naar grotere mensen om te weten: mag ik dat wel eten? Dus als die zien: ah ja, die mama die eet wel die basilicum op, dan zal dat plantje wel eetbaar zijn. En er wordt geleerd tussen generaties. En hier is dat dan met muziek precies dan. Van: die kleintjes, die zijn zowat naar elkaar aan het kijken: Hoe fluit jij? En die andere kijkt ook, dus dat het.... En toch staat er ook nog eten op tafel, waardoor ik denk: ‘ah hé, dat is dat boek, dus die heeft...’. Ik was hier zo voorbijgelopen, maar die schilder heeft misschien toch wel iets willen vertellen van te leren kijken naar andere dingen. Plus dat eten er dan bij, die convivialité van de gezelligheid...”

"Het belangrijkste wat die methodiek kan bijbrengen is voor mij echt wel om eens op een ander niveau te spreken over kunst. Een niveau dat er wel degelijk toe doet, dat ook in heel veel kunstwerken zit. Maar dat in onze samenleving niet spontaan aan de oppervlakte komt, omdat het iets is dat we zo privé wensten te houden of zo dat we liever rond de pot draaien. In onze wereld is het nogal gemakkelijk om over kennis te praten, om over het weten te praten. Dat is een drempel waar heel veel studenten bij mij ook over moeten is: 'ja, maar ik kan er niks over zeggen want ik weet er niks over'. Het soort expertendom bepaalt het narratief over kunst, waardoor heel veel mensen zich geïntimideerd voelen als ze ernaar kijken en denken: 'ik snap er toch niks van'. Maar deze methode laat toe om heel veel mensen om zich op een gelijkgeschaalde manier over heel essentiële dingen uit te spreken in kunstwerken, die eigenlijk meestal vergeten worden in het gesprek erover. Of waarbij die, in het gesprek erover, ingekleurd worden door de expert, waardoor alle andere inzichten daarover ondergeschikt lijken, terwijl ze nevengeschikt zijn."

(Joke, kunstwetenschapper en docent aan de Stedelijke Academies Antwerpen, expertgesprek experiment 5)

 

"Tijd doorbrengen met het werk heeft ervoor gezorgd dat ik dat werk van Jordaens toch weer veel rijker heb ervaren dan dat ik dat dacht. Ik kan deze Antwerpse barok ook wel heel snel naast mij neerleggen, normaal gezien. Dus daar tijd bij doorbrengen, daar aandachtig naar kijken. Dat eens op een ander niveau lezen, het relationele niveau. Dat maakt dat werk of die ervaring wel veel rijker." (J1, deelneemster experiment 6, audiotranscriptie focusinterview)

 

“In de psychologie en in de filosofie is er zoveel over opstellingen geschreven dat er gewoon iets gebeurt wat je niet kunt vatten. En ik geloof ook niet dat je, door gewoon naar het werk te kijken, tot diezelfde ervaring komt, omdat het iets anders vraagt dan alleen maar je ogen openhouden. Die methode zorgt ervoor dat er dingen komen bovendrijven of die zichtbaar worden, wat volgens mij niet gaat door alleen maar gewoon te kijken of erover na te denken. In essentie geef je door het opstellingswerk eigenlijk al die verschillende aspecten uit dat werk een stem. Het worden echt actoren die communiceren met elkaar, die invloed hebben op elkaar. En dat ervaar je of dat voel je niet in die intentie, als je er gewoon naar kijkt.” (J2, deelneemster experiment 6, audiotranscriptie focusinterview)