ONDERZOEKSVRAAG

 


HOOFDVRAAG: 

 

  • Op welke manier kan je van kunstbeleving een meer verdiepende beleving maken in een museum door inzet van het lichaam? 

 

DEELVRAGEN:

  • Kan opstellingswerk een bruikbare methodiek zijn om kunstbeleving te facilteren op een lichamelijke manier? 
  • Hoe ervaren de deelnemers de uitgevoerde oefeningen tijdens het experiment?
  • Wat is het wetenschappelijk theoretisch kader van opstellingswerk?

 

 

 

BESCHRIJVING & NAVOLGBAARHEID FASE 0

 

In deze beginfase staat een verkenning van opstellingswerk als methodiek voor kunstbeleving centraal, om mogelijke voorwaarden, complicaties of vragen te onderzoeken. Daarnaast richt deze fase zich op de vraag of er überhaupt potentieel zit om de methodiek van opstellingswerk als kunstbelevingsmethode toe te passen met volwassenen in een museale context en wat dat potentieel dan juist is. 

Om een grondig begrip van opstellingswerk als methodiek te verkrijgen, is er eerst literatuur over opstellingswerk onderzocht en zijn experts geraadpleegd om over dit onderwerp te praten. Meer informatie over opstellingswerk is terug te vinden in de begrippenlijst bij deze onderzoeksregistratie. Daarnaast is er een verkennend gesprek gevoerd met Ruth de Pau, een opsteller en Gestalttherapeut, die bereid was om de experimenten te faciliteren.

 

Enkele peersessies met collega-studenten uit de Master Kunsteducatie rond 'Stoeien met kernwoorden en beelden' en een pitchoefening, gaven inzichten over de essentie van mijn onderzoek, wat onderaan bij kritische analyse verder besproken wordt. 

 

In dit experiment trachtten we opstellingswerk voor het eerst toe te passen, een ervaringsgerichte methodiek waarbij een groep mensen wordt opgesteld in de ruimte om het bewustzijn te vergroten over hoe elk individu het systeem (in dit geval het kunstwerk) ervaart. Door deze methodiek te integreren in kunstbeleving, nodigen we deelnemers uit om in te voelen in plaats van eerst analytisch te beschouwen. Tijdens dit onderzoeksexperiment wordt er ruimte gemaakt om twee sculpturen op deze manier te beschouwen.

 

In overleg met de facilitator werd daarvoor een draaiboek opgesteld, ter kennismaking met de werkwijze. Tijdens de oriëntatiefase werd met Ruth de Pau een eerste prototype van de methodiek opgesteld ter verkenning van de werkwijze op basis van van haar expertise.

We gebruikten twee benaderingen: 

 

1. Individueel perspectief: De deelnemers werden uitgenodigd om gevoelsmatig te bewegen in relatie tot het kunstwerk (bijvoorbeeld in afstand en nabijheid), waardoor ze dieper in de ervaring ervan doken. Door dit samen als groep te doen, ontstonden dynamieken tussen deelnemers, en kreeg de beleving van het kunstwerk extra diepgang door de ervaringen van anderen. Het kunstwerk zelf kreeg ook een actieve rol in de opstelling, waardoor het leek alsof het tot leven kwam. 

 

2. Individuele beleving verdiepen: Hier lag de focus op de beleving van één deelnemer ('de vraagsteller'), terwijl anderen verschillende rollen aannamen om deze ervaring te verdiepen. Door zich te verplaatsen in de rol van bijvoorbeeld de kunstenaar of een specifiek aspect van het kunstwerk, ontdekten de deelnemers nieuwe perspectieven en ervaringen. Dit verrijkte niet alleen de individuele beleving, maar creëerde ook dynamieken die de totale ervaring in groep verdiepten. Het geheel van dynamieken dat op die manier ontstaat geeft een diepgaande ervaring aan de beleving van een kunstwerk.

 

 

Voor de analyse van deze fase werden volgende data verzameld:

 

  • Kennismaking met de werkwijze: een draaiboek voor eerste sessie bij twee kunstwerken met een groep van deelnemers, een facilitator en een onderzoeker
  • Draaiboek van de werkwijze
  • Participerende observatie van de onderzoeker als 'drakenstaart' in oefening 2 (werd mee opgenomen in de thematische analyse)
  • Een onmiddellijke nabespreking met de deelnemers
  • Een evaluatiegesprek met de facilitator, Ruth de Pau + audiologboek
  • Video -en audio-opnames + fotomateriaal
  • Focusinterviews met drie deelnemers op een later moment
  • Transcripties van audio-opname experiment, nabespreking en focusinterviews
  • Thematische analyse van audiotranscriptie experiment
  • Peersessie 'Stoeien met kernwoorden en beelden'
  • Peersessie 'Pitchoefening'
  • Expert talk met Salome Scholtens en Sara Hendrick over opstellingswerk
  • Literatuuronderzoek over opstellingswerk

 

Het volledige experiment werd vastgelegd in zowel audio als visueel formaat, en vervolgens nauwkeurig getranscribeerd voor analyse. De inhoud van deze transcripten werd systematisch verkend en thematisch gecodeerd om de belangrijkste onderwerpen en bevindingen te identificeren (Verhoeven, 2020, p.36 & 55). Uit deze thematische analyse werden de gespreksthema's afgeleid waarover drie deelnemers apart werden geïnterviewd. Deze focusinterviews hebben een tweeledig doel. Enerzijds fungeren ze als een member-check, waarbij deelnemers de gelegenheid krijgen om de bevindingen te verifiëren. Anderzijds zijn ze gericht op het verkennen en begrijpen van de ervaringen van de deelnemers tijdens het experiment, en het bespreken van de impact ervan (Mortelmans, 2020, p.248). Hoewel er geen expliciete vermelding is van het testen van hypotheses of het evalueren van vooraf bepaalde aannames, delen de deelnemers eenvoudigweg hun persoonlijke ervaringen en reflecties op het experiment. Niettemin zijn er enkele impliciete hypotheses of overwegingen naar voren gebracht, die kunnen worden beschouwd als mogelijke aannames voor verdere analyse. Deze vormen potentiële punten die onderzocht of getest kunnen worden in toekomstige experimenten. De resultaten van deze focusinterviews werden vastgelegd in methodologische verslagen, die dienden als basis voor het formuleren van conclusies. Daarnaast werd er ook een methodologisch verslag opgesteld van het evaluatiegesprek met de facilitator. Door de combinatie van deze verslagen, de bevindingen uit het literatuuronderzoek en de gesprekken met experts, wordt onderzoekstriangulatie gewaarborgd (Verhoeven, 2020, p.114). Deze diverse bronnen vormden de basis voor het trekken van conclusies en het formuleren van suggesties ter verbetering van de gebruikte methodiek.

 

Aangezien de interventie plaatsvindt met een kleine groep deelnemers, wordt de voorkeur gegeven aan de nabespreking van het experiment als micro-evaluatie om suggesties te verzamelen ter verbetering van dit prototype. Het doel is om in een vroeg stadium informatie te verzamelen over de praktische bruikbaarheid. Bovendien is een micro-evaluatie bij uitstek geschikt om verschillende tekortkomingen op te sporen (van den Berg, 2008).

 

Om het onderzoek wat meer tot leven te brengen, staan aan de rechterkant van deze pagina ter illustratie enkele foto's van het experiment, enkele citaten van deelnemers uit de groepsbespreking, een opstellingsbeeld van de laatste oefening van het experiment, en de transcriptie van de audio-opname van deze oefening. In onderstaand hoofdstuk zijn de verslagen te vinden van de data-analyse.

 

 

 

KRITISCHE REFLECTIE FASE 0

 

Controverse van de methodiek en de rol van de facilitator

 

Het verdient aandacht dat ondanks de waarde die we in dit onderzoek toekennen aan opstellingswerk, de methode ook kritiek en controverse heeft gekend, met name vanwege het ontbreken van wetenschappelijk bewijs en de subjectieve aard van de interpretaties tijdens de opstellingen. Het wordt daarom aanbevolen om deze benadering te verkennen onder begeleiding van een gekwalificeerde en ervaren beoefenaar (Bert Hellinger Instituut Nederland, 2024). Ook uit dit eerste experiment wordt duidelijk dat we de rol van de facilitator en zijn of haar expertise op het vlak van opstellingen begeleiden niet mogen onderschatten. Het is noodzakelijk dat hij of zij beschikt over de nodige vaardigheden om de sessie soepel te laten verlopen en de deelnemers te begeleiden bij hun ontdekkingen, zowel bij het creëren van de juiste context, het houden van de spanningsboog tijdens de oefeningen, als bij het geven van heldere, juiste instructies, het aandacht hebben voor de behoeften en emoties van de deelnemers, het gepast reageren op de dynamiek van de groep en bij het consolideren van de leerervaring. In een volgend experiment kan dit verder worden onderzocht. 

 

De rol van de onderzoeker

 

Tijdens dit eerste experiment nam de onderzoeker spontaan een rol op als representant. Wanneer een onderzoeker plotseling een participerende observator wordt, verandert de dynamiek van het onderzoek en kan dit verschillende effecten hebben. Het kan leiden tot een meer subjectieve analyse van de gegevens, maar heeft in dit geval vooral geleid naar een directe toegang tot de ervaringen en perspectieven van de andere deelnemers. Het zorgde voor een diepgaander begrip van het onderwerp dan wanneer de onderzoeker alleen vanaf de zijlijn zou observeren. Mogelijks heeft dit ook invloed op hoe de deelnemers reageren op de aanwezigheid van de onderzoeker en kan dit de dynamiek van de situatie beïnvloed hebben.

 

Tijd en herinnering

In de focusinterviews met de respondenten komt naar voor dat ze het lichamelijk gewaarzijn niet goed meer kunnen herinneren, omwille van de tijd die er zit (7 maanden) tussen de experimenten en de gesprekken nadien. Wanneer de herinneringen meer actueel beschikbaar zijn, geeft dit mogelijk een rijkere inhoud van het interview.

 

Effect op de onderzoeksvraag

 

Na gesprekken met collegastudenten tijdens een peersessie 'Stoeien met Woorden en Beelden' en een 'Pitchoefening' en op basis van de initiële verzamelde gegevens bij dit prototype en literatuuronderzoek, bleek dat embodiment of lichamelijkheid (zoals oorspronkelijk gepland in het onderzoeksplan) niet per se de essentie vormt van het onderzoek. Hoewel het logisch is dat deelnemers tijdens de ervaring van een kunstwerk hun lichaam op een intuïtieve manier gebruiken omdat de facilitator hen uitnodigt om hun zintuiglijke sensitiviteit en ontvankelijkheid in te zetten (Hendrick, 2024, p.31) en verbonden te blijven met hun lichamelijke gewaarwordingen, blijkt uit de opgehaalde data dat dit allerminst het enige aspect is van de methodiek. Om het volledige potentieel van de methodiek verder te onderzoeken, is besloten om het aspect 'lichamelijkheid' uit de onderzoeksvraag te weg te laten en deze in fase 1 te concretiseren naar:

 

Op welke manier kan opstellingswerk een bruikbare methodiek zijn om kunstbeleving te faciliteren in een museum?

 

Betrouwbaarheid en validiteit

 

Het is van cruciaal belang om in de volgende onderzoeksfase de betrouwbaarheid en validiteit van de opgehaalde data te evalueren. Zijn de observaties en suggesties toe te schrijven aan eenmalige ervaringen en waarnemingen? In welke mate zijn de resultaten van dit experiment willekeurig, en zijn de verzamelde gegevens consistent en is het prototype van de methode reproduceerbaar?

 

 

 

DATA, ANALYSE & CONCLUSIES FASE 0

PRAKTIJKONDERZOEK - FASE 0: ORIËNTATIEFASE

Middelheimmuseum

29 augustus 2023

OPSTELLINGSBEELD BIJ OEFENING 2

 


BEELDMATERIAAL OEFENING 1

 


BEELDMATERIAAL OEFENING 2

 


OPSTELLING: OVERZICHT VAN DE ROLLEN

 

De rollen zijn de eigenschappen van de beleving van het sculptuur door de blik van M., als vraagsteller


  • L. = de blik van het beeld
  • C. = de richting van het beeld
  • E. =  de nieuwsgierigheid
  • S. = de drakenstaart
  • F. =  M.
  • M. = de vraagsteller
 


AUDIOTRANSCRIPTIE VAN DE OPSTELLING

 

Eerste ronde van facilitator

 

De blik van het beeld “Wat mij opvalt is dat er geen ogen zijn. Je ziet wel heel duidelijk de kijkrichting ervan. Voor de rest dat ik hier geplaatst ben, ik weet niet wat het is, maar ik sta wel een beetje op een bultje, doordat ik een beetje hoger sta. Misschien dat ik het gezicht net iets beter heb kunnen zien. Dat is het, alsof ik daardoor een beetje naar boven wordt getrokken en ik probeer zelfs ook een beetje zo te kijken...”

 

De richting van het beeld “Ik denk dat deze plek heel juist voelt, volgens mijn eigen interpretatie. Omdat, alhoewel dat de torso gedraaid is meer naar daar, zijn de benen wel echt naar daar gericht. Ik sta al een beetje meer zo in plaats van zo (demonstreert). Dat voelt alsof dat dat beeld meer gegrond is, richting naar daar, omdat de torso draait naar daar. Vandaar dat het zo gegrond staat. Alsof dat er iets klopt van de richting. Ja, ongeacht het feit dat het torso misschien anders draait… klopt dit.”

 

De drakenstaart “Ik voel mij precies de hele tijd wiebelen en zwiepen. En mijn poep is ook helemaal opgespannen. (lacht) En dat gaat soms heel hard. En dan ineens terug superzacht, maar ik kan eigenlijk die staart niet zien. Ik weet niet hoe dat ding eruitziet. Dat gevoel is echt bijzonder. Ja, ja, Ik kan zo niet blijven staan. Mijn lichaam zwiept heel de tijd mee..... Ik voel mij echt een staart.”

 

Representant van M., de vraagsteller “Ik voel eigenlijk wat kramp in m'n been. Dus ik dacht: ‘ah, misschien moet ik toch gaan zitten’, maar ik voel niet de neiging om te gaan zitten en dan deed mijn rug wat lastig. Ik weet niet of dat ik juist sta, ik ben ook zowat wiebelig... ik vind precies geen houding. En het beeld spreekt mij minder aan vanuit mijn positie, denk ik.”

 

Vraagsteller neemt zijn eigen positie in (ter vervanging van de representant van de vraagsteller). Representant van de vraagsteller wordt toeschouwer.

 

De vraagsteller “Het kriebelt geen beetje in mijn borst. Spannend ofzo, vind ik het wel om zo terug hier te staan. Ik heb ook wel een beter beeld dan daarjuist, want ik zat ook neer, dus dan had ik ook een heel andere blik. Er zit ook meer beweging in het beeld precies. Het is geen onrust dat ik voel, een beetje wel, maar zo'n soort, ook meedeinen ofzo. Precies of ik nu daar ook meer mee verbind, denk ik, juist. Misschien wat ik voel is wat de drakenstaart misschien ook voelde, zo'n soort deining, ofzo, snap je? Een soort zwiepen.... Ja dat voel ik. Misschien als reactie op wat ik voel, van: wat voel ik hier allemaal nu? Dat je zo even denkt van: oei, ik wil mij schrap zetten, maar eigenlijk misschien moet ik wat meebewegen, meedeinen.”

 

Tweede ronde van facilitator

 

De nieuwsgierigheid “Dat bootgevoel dat maakt - als ik dat hoor - dat ik hier wat lichter kan en dat ik de intensiteit van het beeld wat lichter wat kan ervaren en dat de blik terug wat opener gaat, want ik zat echt vastgezogen aan dat gezicht. En nu voel ik dat ik van op dezelfde afstand naar andere dingen kan beginnen kijken, naar hetgeen dat eronder ligt, naar die arm die extreem lang is.... dat er inderdaad wat meer beweging komt. Ja, ik voel me lichter en de beleving wordt fijner, vrolijk, ergens, ja, lichter. Ik zit zelf ook graag op een boot.”

 

De blik van het beeld “Ik werd wel een beetje afgeleid door de omgeving. Voor de rest wat mijn positie betreft… ik heb intuïtief zelf het gevoel meer naar achter te gaan staan, maar ik heb wel het gevoel dat ik op het bultje moet blijven staan.” 

 

De richting van het beeld “Vanaf dat er over beweging werd gesproken, dacht ik ook wel van: misschien zijn het enkel zo de voeten die naar daar staan, maar had ik ook zo de neiging om ook zo wat meer te zwiebelen of zo wat losser... En ik weet niet meer wie dat zei - ets van de zee ofzo? Dat resoneerde wel bij mij. Ik dacht: ‘ah ja dat klopt wel’, dus ik moet een beetje meer los...Het komt misschien ook door de rondingen van het beeld dat ik zo meer losjes wil staan...”

 

De vraagsteller “Ja, ik voel beweging ook meer. Dat je er nog meer op kunt meedeinen. Dat je niet je knieën schrap zet, omdat je weet van: ‘ok, het is gewoon inderdaad een waterachtige beweging, dobber maar mee, het is ok, het is veilig’. Dat is de beweging ook gewoon. Je moet er niet tegen in gaan, dat merk ik nu wel.” 

 

De drakenstaart “Maar ik begin ook echt wat zeeziek in mijn buik te worden, maar niet per sé zwaar hoor. Maar ik voel dat wel hoor… Echt een deining. Want ik was aan het denken: ‘wow, wil ik nu niet zo even zo gaan staan (voorovergebogen)... om over te geven?’ Maar het hoeft ook niet. Het is niet dat dat mij heel zwaar trekt of zo. Maar ik moet toch precies wat vaste grond hebben.”

 

Derde ronde van facilitator, uitnodiging om een beweging te maken:

 

De vraagsteller “ Ik ben blij dat ik mij toch een beetje gelegd heb zelfs eigenlijk. Ik krijg ook meer ankerpunten nu. Dus dat je voelt van: nu kan ik ook gewoon die deining ook meer dragen of ondersteunen.” 

 

De blik van het beeld “Ja, het voelt een hele veilige plaats om hier te staan en ook gewoon met hoe iedereen daarjuist bezig was over het bewegen. Ik heb het gevoel dat ik op een klein eilandje sta en dat ik me niet echt mag verplaatsen.” 

 

De richting van het beeld “In één woord voel ik éénwording. Ik ben nog dichter komen staan. Ik wou zo'n beetje opgaan in het beeld en zo mee die bewegingen naar het beeld volgen. En ik had het gevoel dat ik nog net niet dicht genoeg stond om dat zo mee te doen.” 

 

De nieuwsgierigheid “Ik heb een weids zicht, omdat ik nu van hieruit kijk. Of dat ik precies een zicht hebt op wat zij (het beeld) allemaal kan zien. En dan wordt het ineens een heel open beeld. Terwijl ik denk dat het contrast met toen ik ervoor stond was heel... en nu kan ik een stukske bevrijden en meer weids kijken. Ja. Ik heb ook meer verwachting ofzo, om iets te gaan zien. Om iets te ontwaren. Ik vind het een goede, fijne vervollediging.”

 

De drakenstaart “Ik voel hier een enorme ruimte achter mij. Ook zo die weidsheid. En als ik dan kijk, dan vind ik het wel heel imposant, dan zou ik hier echt nog gerust twee uur kunnen gaan zitten. Maar het is wel goed dat ik ben gaan zitten omdat het stabieler voelt. Dus ruimte is mijn woord eigenlijk.” 

 

Representant van de vraagsteller (die nu toeschouwer is) “Het viel mij op hoe hard jullie ineens met elkaar connecteerden. Terwijl dat zij spraken had jij zoiets van: ja, dat is het wat dat ik voel. En wanneer dat jij sprak zag ik zo ook wel, vooral bij De nieuwsgierigheid zo van: amai já, dat ís zo! Dat voelde ik precies dat er tussen jullie van alles gebeurde.

“Ik vind dat sowieso altijd pakkend, als je je wél uitspreekt over kunst of uw beleving van kunst, dat je je dan toch wel herkent in andere mensen, terwijl dat je misschien denkt van: 'dat ga ik alleen zijn'. Omdat ik ook eerst ging daarnet, dacht ik: 'ja, dat is zo ver gegrepen ofzo', maar dat iedereen dan toch zoiets zegt dat ik denk van: 'ah ja, daar vind ik mij ook echt wel in en dat we toch allemaal zo'n beetje hetzelfde voelen'.

Nu heb ik toch het gevoel dat ik dat beeld niet meteen ga vergeten en dat ik er toch iets heb kunnen uithalen: dat je beelden ook zo op een heel speelse manier kunt ervaren, met zo dat wiebelen.... Dat vond ik een leuke ervaring, maar breder gezien ook gewoon dat ik geen vooroordelen moet hebben over kunstwerken. En dat je altijd wel een manier kunt vinden om in interactie te gaan met kunst. Dat het u niet direct moet aanspreken om een meerwaarde te kunnen zijn." (C., deelnemer Experiment 1, audio-transcriptie nabespreking)

 

 

Ik had wel een leuke rol. Ik vond die eerst, als ik daar werd geplaatst, wel echt heel heftig. Maar met de input van de anderen, kwamen er meer facetten waar ik nieuwsgierig naar kon zijn en waarvan ik voelde van: ‘ah, dat komt binnen en ik kan dingen gaan verkennen, ik kan wat meer bewegen’. Wat maakt dat je ineens een veel lichtere, positievere connotatie krijgt bij dat beeld, dan dat er bij mijzelf misschien initieel was. Ik voel ja, dat is wel imposant en dat is heel leuk. Je kijkt daarnaar en voor mij kwam dat als heel hoekig over. En nu heb ik daar een ander gevoel bij. Een veel speelser gevoel. Waardoor dat blijft hangen. Er blijft iets anders hangen, iets anders over. Ik vond het wel heel leuk om op die manier, door de beleving van iemand anders daar zo ingezet te worden.’ ( E., deelnemer Experiment 1, audio-transcriptie nabespreking)