Enkele jaren geleden begon mijn ontdekkingstocht naar publiekswerking en kunsteducatie in musea. Deze ervaring motiveerde mij om de Master Kunsteducatie te volgen, zodat ik me verder kon verdiepen in dit vakgebied.
Als kunsteducator positioneer ik mezelf binnen een paradigmaverschuiving in de museumeducatie. Deze verschuiving richt zich op een constructivistische benadering, waarbij de nadruk ligt op meer menselijke, interactieve, zintuiglijke en betrokken ervaringen in musea (Van Eeckhaut, 2013, p.21). Om mijn rol als kunsteducator te verduidelijken, voer ik een praktijkonderzoek uit naar vertragende, ervaringsgerichte kunstbeleving en heb ik in dit kader een nieuwe methodiek ontwikkeld.
De aanleiding hiervoor ligt in mijn persoonlijke ontwikkeling en het verlangen naar zelfrealisatie (niet ongewoon voor een millennial). Een carrière als 'studiejunk' en uitdagingen zoals perfectionisme, gebrek aan zelfvertrouwen en faalangst leidden me tweemaal tot een burn-out. Hierdoor ontdekte ik verschillende methoden van zelfonderzoek. Mindfulness, lichaamswerk en toevluchtsoorden voor rust en reflectie, zoals musea, hielpen me mijn weg weer te vinden, met mijn lichaam als kompas.
Mijn ontdekking van musea als ruimtes voor rust, reflectie en zelfontdekking werd in 2014 aangewakkerd door de tentoonstelling Art as Therapy van Alain de Botton in het Rijksmuseum. Deze ervaring liet me de transformerende mogelijkheden van kunst zien en versterkte mijn motivatie om kunst te verkennen als middel tot persoonlijke groei en veerkracht. Het kijken naar kunst blijkt niet alleen kalmerend voor de geest, maar biedt ook mentale ruimte en het herstel van (zelf)vertrouwen (Van Oost, et al., 2013, p. 32).
Daarnaast hebben ook mijn recentelijke werkervaringen als publiekswerker, gids, stagiaire en podcastmaker in verschillende musea mijn beleving van kunst veranderd. Het gebruik van visible/visual thinking routines en slow art practices, en het mogen bijdragen aan de ontwikkeling van interactieve en ervaringsgerichte workshops, hebben mijn benadering van kunst verdiept. Mede door mijn eigen zoektocht geloof ik nu sterk in de kracht van musea om niet alleen te informeren, maar vooral te inspireren en te transformeren.
Net als Art as Therapy, is het Museum of Broken Relationships in Zagreb een voorbeeld dat me inspireerde. Het is een museum over mensen, over de manieren waarop we liefhebben en verliezen en koestert het delen van verhalen over gebroken harten en de symbolische bezittingen die daarbij horen.
Wat deze twee manieren van tentoonstellen gemeen hebben, is dat ze de mens naar voor schuiven en centraal stellen. Als kunsteducator draag ik met mijn onderzoek dus graag bij aan een meer participatieve museumpraktijk door het creëren van ruimte voor dialoog, reflectie en verbondenheid tussen bezoekers en kunstwerken.
Daarbij vind ik het belangrijk om de lichamelijke en gevoelsmatige beleving van kunst te benadrukken. Dat zou voorzichtig een fenomenologische benadering kunnen genoemd worden, waarbij kennis in de eerste plaats afkomstig is van de eigen ervaring. De zintuiglijke waarnemingen, ervaringen en sociale interacties van de bezoeker spelen een cruciale rol bij het verankeren van de kunstervaring en het bevorderen van nieuwsgierigheid, perspectiefverandering, exploratie (Kai-Kee, et al., 2020, p.80) en een toestand van flow (Csikszentmihalyi, et al., 1995) als wezenlijke elementen in de leerervaring. Het gaat bij het centraal stellen van de lichamelijke beleving in dit onderzoek niet over het uitschakelen van cognitieve of analytische functies als kijken, lezen en denken. Mijn visie gaat echter wel in tegen het eenrichtingsverkeer en de overload van informatie die musea soms willen opleggen aan de bezoeker, waardoor deze niet geëmancipeerd wordt in zijn of haar interpretatie en vertrouwen in de eigen kunstbeleving.
Om hierop de nadruk te leggen, zet ik als kunsteducator de kunsthistorische context in mijn onderzoeksexperimenten bewust op de achtergrond. Het afstand nemen van de kunsthistorische waarde van een werk en de nadruk leggen op de emotionele aspecten wordt echter wel bekritiseerd. Al sinds de jaren '80 wordt gewaarschuwd voor het opvrolijken en populariseren van musea en ‘pretpedagogie’ (Joke Schrauwen, expert talk, 20 april 2024). Deze kritiek vertrekt van de Cartesiaanse opvatting dat leren en beleving of intellect en lichaam rechtlijnig tegenover elkaar staan. Die opvatting zit diepgeworteld in ons (Westerse) denken en legt een nadruk op logisch redeneren als de enige weg naar ware kennis (Van Oost, 2013, p.41). Deze opvatting heeft nog steeds invloed op het onderwijs van vandaag, waarin lichamelijke aspecten en emoties vaak worden ondergewaardeerd of genegeerd (Hubard, 2007, p.47).
Nochtans krijgt, volgens John Dewey, een van de grondleggers van de kunsteducatie, kunst pas betekenis wanneer het een ervaring wordt. Hij legt daarbij de nadruk op de zintuiglijke beleving van kunst, maar maakt geen onderscheid tussen emotionele en rationele aspecten van kunstbeleving. Een diepe ervaring ontstaat pas als emotie onderdeel wordt van een dieper bewustzijn, waarover gereflecteerd wordt (Dewey, 2005). Dewey verkent in Art as Experience hoe kunstontmoetingen leiden tot plezier, voldoening en deel uitmaken van een heel bewuste levenshouding. Hij benadrukt daarbij, net zoals Mihaly Csikszentmihalyi, het tijdsaspect van kunstervaringen in museumomgevingen. Kunst bekijken gaat verder dan oppervlakkig kijken; het vereist geconcentreerde, langdurige observatie die leidt tot een bevredigende afronding (Dewey, 2005; Csikszentmihalyi, et al., 1995, p.73).
Met de in dit onderzoek ontwikkelde, ervaringsgerichte methodiek sluit ik me aan bij de visie van Dewey en wil ik volwassen kunstkijkers stimuleren om actief deel te nemen en zelf betekenis te creëren. Dat gebeurt door middel van vertragende, aandachtige waarneming van het kunstwerk en de lichamelijke gewaarwordingen die ze erbij opmerken, wat vandaag aansluit bij de slow art-beweging. De deelnemers zetten hun lichaam in om een bepaald aspect van een kunstwerk te belichamen, waardoor ze een zeer persoonlijke ervaring van het kunstwerk krijgen. Ze reageren op de aantrekkingskracht van het werk buiten een klinische, formele analyse om. Hun lichaamsreactie stelt hen in staat om het kunstwerk diepgaand te begrijpen door middel van afstand, nabijheid, kijkrichting, gevoel, beweging en fysieke gewaarwording. De oefeningen en de nabesprekingen tussen de deelnemers zetten daarbij aan tot introspectie, reflectie en de uitwisseling van perspectieven.
Reflectie is dus minstens zo belangrijk als de zintuiglijke ervaring zelf (Van Oost, et al., 2016, p.42). Dat blijkt ook uit de conclusies van dit onderzoek. Voor de deelnemers vormen reflectie en introspectie een essentieel aspect van de kunstervaring. Dat zegt ook iets over de therapeutische waarde van kunst. Volgens filosoof Alain de Botton (2013) kunnen kunst en musea mensen diepgaande inzichten geven in hun eigen persoonlijkheid. Deze benadering biedt, gezien het toenemend aantal mensen dat kampt met depressie of burn-out (Chabot, 2018), een waardevolle dimensie aan kunstbeleving.
Critici zoals Virginie Platteau (2014) zijn het hier echter niet mee eens. Wanneer de waarde van een kunstwerk wordt gereduceerd tot de persoonlijke behoefte van de kijker, is dat voor haar een kenmerk van de verheerlijking van het ego en de individualisering van de samenleving. Hoewel deze kritiek tot nadenken aanzet, is haar standpunt wat mij betreft cynisch en te beperkend.
Wel sluit ik me aan bij filosofe Susan Sontag, die in Against Interpretation (1964) de opvatting verdedigt dat niet de betekenis maar de ervaring voorop staat. Ze buigt zich over de neiging van literaire critici tot ‘bandeloze interpretatiezucht, duidingsverslaving en uitlegmanie’ waardoor ze kunst en de kunstbeschouwer tekort doen. Volgens Sontag is het een schadelijk misverstand te denken dat kunst alleen door interpretatie pas betekenis krijgt. Kunst is bij uitstek een zintuiglijke ervaring, iets wat we met ons lichaam moeten voelen. Ze voert dan ook een pleidooi voor ‘an erotics of art’ (de directe zintuiglijke sensatie van het kunstwerk) en schrijft dat we moeten ‘leren meer te zien, meer te horen en meer te voelen’.
Ook Martha Nussbaum vraagt in Niet voor de winst expliciet aandacht voor de mens als gevoelswezen; de mens die via zijn zintuiglijke waarnemingen, verbeeldingskracht en inlevingsvermogen tot denken wordt aangezet. Om de ‘ziel in elkaars lichaam te kunnen zien’ helpt poëzie en beeldende kunst, ‘die ons vraagt om ons te verwonderen over de innerlijke wereld van de gedaanten die we zien en ook om ons vragen te stellen over onszelf en onze eigen zielenroerselen’ (Nussbaum, 2020, p. 137). Nussbaum houdt hiermee een pleidooi voor empathie, wat ze omschrijft als ‘narratieve verbeelding’; ‘de vaardigheid om te bedenken hoe het zou kunnen zijn om in de schoenen te staan van iemand anders dan jijzelf, om een intelligente lezer te zijn van het verhaal van die persoon en om de emoties, wensen en verlangens te begrijpen die iemand in die situatie zou kunnen hebben’ (2020, p.130).
Een aanvullende gedachte is terug te vinden bij Gert Biesta: het is belangrijk om onszelf niét in het centrum van de wereld te plaatsen vanuit een dominante positie die bepaalt hoe de anderen daar moeten zijn, maar met die wereld in dialoog te zijn, in het hier en nu (Biesta, 2020).
Als kunsteducator wil ik daarom een brug vormen tussen kunst en de menselijke ervaring, waarbij ik mensen inspireer om zichzelf en de wereld om hen heen op een diepere en betekenisvollere manier te begrijpen. Kunsteducatie binnen musea gaat verder dan het overbrengen van kennis; het is een transformerend proces dat mensen in staat stelt zichzelf te ontdekken, empathie te cultiveren en betekenisvolle verbindingen met kunst en elkaar aan te gaan.
Het recht op traagheid
Waarom zouden wij
u en ik
niet gerechtigd zijn
tot traag / leven.
Tot zeer / traag / leven.
Alle apparaten
mag u / uitzetten.
Stilstaan is
geoorloofd. Ten volle.
U mag ook
de ogen / sluiten.
Voor alles.
Zelfs eraan denken
hoeft niet.
U hoeft niet
te antwoorden.
U hoeft
niet / verder.
U mag hier blijven.
U hoeft / dit gedicht
niet uit te lezen.
uit: 'Gratis tijd voor iedereen', 2010
Alexis De Roode
Een lege plek om te blijven
Geef mij maar de brede, trage rivieren,
de bewegingen die je niet ziet maar vermoedt,
de drinkende wilgen, de zinloze dijken,
een doodstille stad aan de oever.
Geef mij maar de winter, het armoedige
landschap, de akker zonder het teken van
leven, de kracht van de krakende heide.
Geef mij maar de kat als hij kijkt voor
hij springt, om te vechten, te vluchten,
te paren, te jagen, als hij kijkt.
Geef mij maar een paard in galop, maar
op zijn zij in het gras. Geef mij
maar een vraag en geen antwoord.
uit: 'Een lege plek om te blijven', 1977.
Rutger Kopland