ONDERZOEKSKADER

Start, motivatie, relevantie, context en stakeholders

PERSOONLIJKE MOTIVATIE

 

Als kunsteducator ben ik specifiiek gepassioneerd geraakt door museumeducatie, een interesse die voortkomt uit mijn persoonlijke zoektocht naar een nieuwe professionele uitdaging. Na een gevarieerde loopbaan in de sociaal-culturele sector, waar ik als educatief medewerker en sociaal ondernemer mijn liefde voor educatie, creativiteit en persoonlijke ontwikkeling kon combineren, besloot ik enkele jaren geleden mijn werkterrein te verleggen naar de museumsector. Ik schreef me daarom in voor de Master Kunsteducatie aan de Fontys Academy of the Arts in Tilburg.

 

Tijdens mijn studie had ik het voorrecht om drie jaar lang betrokken te zijn bij het FOMU, het KMSKA en het Middelheimmuseum. In deze musea werkte ik respectievelijk als gids, podcastmaker en publiekswerker, waardoor ik kon proeven van de wereld van museumeducatie, zelf kon creëren en een positieve impact kon hebben op bezoekers. 

 

Tegelijkertijd hebben deze ervaringen ook mijn eigen kunstbeleving verrijkt. Door het gebruik van "visible thinking routines", "slow art" praktijken en het ontwikkelen van interactieve, bewegingsgerichte elementen in workshops, zoals het verkennen van schilderijen via soundscapes van lichaamspercussie, heb ik mijn begrip van kunst kunnen verdiepen.


Al snel werd duidelijk dat mijn interesses binnen museumeducatie thema’s omvatten als mentaal welzijn, veerkracht, vertraging, slow art, activity-based learning, visual thinking strategies en de kunst van het kijken. Musea waren voor mij immers altijd toevluchtsoorden voor rust en reflectie. Ik combineerde mijn ontdekkingstocht in musea dan ook met mijn interesse in mindfulness, psychologie, coaching en lichaamswerk om in contact te komen met mezelf en anderen. Mijn eigen proces in persoonlijke ontwikkeling leidde me naar verschillende vormen van zintuiglijke ervaring, waaronder systemisch opstellingswerk. Deze methode fascineert me vanwege haar vermogen om verborgen verbindingen te onthullen zonder woorden, enkel vertrouwend op lichamelijke gewaarwording en beweging. Het gaat erom het essentiële te herkennen te midden van alle aanwezige diversiteit, zonder intentie, angst of vooroordelen, en enkel vertrouwend op wat er is.

 

Tot nu toe kende ik opstellingswerk enkel als therapeutische methode, maar het maakte me benieuwd of dit ook kan werken in de context van een museum om ons meer informatie te verschaffen over een kunstwerk op een vertragende, verdiepende manier. Mijn fascinatie voor kunst, met opstellingswerk als inspiratie voor vertraging en bewustzijn, resulteerde in de volgende onderzoeksvraag:

 

  • Op welke manier kan opstellingswerk een bruikbare methodiek zijn om kunstbeleving te faciliteren in een museum?

 

 

Hoewel ik aanvankelijk naar de museumsector werd getrokken vanwege de rust en aandacht die ik er zelf als bezoeker vind, heb ik geleerd dat het werk van een publiekswerker in een museum allesbehalve rustig is. Er is veel werk te verrichten en er zijn talloze creatieve mogelijkheden om de museumervaring en kunstbeleving toegankelijk te maken voor een breed publiek.

 

Er is eveneens aanzienlijke groeiruimte voor de implementatie van slow art in erfgoedorganisaties (D’hamers, 2024). Dit versterkt mijn ambitie om momenten van vertraging, innerlijke bewustwording en rust te creëren te midden van de drukte van het museumleven.

 

Vanuit mijn onderzoeksvraag wil ik daarom bijdragen aan het thema van emoties, welzijn en belichaamde, interactieve slow art ervaringen in museumeducatie. Ik ontwikkel binnen dit kader een nieuwe methodiek voor een ervaringsgerichte ontmoeting tussen kunst, lichaam en emoties, om vertraging, bewustzijn en interactieve dialoog bij museumbezoekers te faciliteren.

START VAN HET ONDERZOEK

 

Dit onderzoek startte in het voorjaar van 2023 met een onderzoeksplan, waarin de onderzoeksvraag nog enigszins anders geformuleerd was.
Ook in de Vrije Ruimte van de opleiding Master Kunsteducatie en het vak Analyse & Reflectie bestudeerde ik het thema van bewust vertragende kunstbeleving.

URGENTIE EN RELEVANTIE VAN HET ONDERZOEK

 

Uit literatuurstudie blijkt dat zich de afgelopen jaren binnen het domein van cultureel erfgoed een verschuiving heeft voorgedaan naar een meer sociaal perspectief. Bij deze ‘social turn’ verplaatste de focus zich van de kunstwerken naar de mens - degene die het erfgoed creëert, observeert, raadpleegt en betekenis geeft of kan geven (Van Leeuwen et al., 2022, p. 14). In de gehele erfgoedsector groeit dus het idee dat de waarde van kunst en erfgoed samenvalt met de betekenis die ze kunnen hebben in het levensontwerp van individuen (Elias, 2011). Op deze manier verschuiven cultureel-erfgoedorganisaties steeds meer naar de samenleving toe.

 

Onze samenleving wordt echter steeds meer beïnvloed door een drang naar prestaties, een overmatige nadruk op rationeel denken en de daaruit voortvloeiende gevoelens van burn-out. Mensen worden cynisch, houden afstand en proberen niet betrokken te raken (Chabot, 2018). Onderzoek, zoals dat van Balasubramaniam (2013), toont echter aan dat een focus op innerlijke rust en fysiek welzijn leidt tot meer veerkracht en positiviteit. 

 

Vele musea hebben daarom een duurzaamheidsvisie waarbij ze aandacht besteden aan duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Het opkomende concept van Inner Development Goals (IDG’s) biedt hierop een aanvullend kader met vijf dimensies, waaronder cognitieve vaardigheden, sociale vaardigheden, de relatie tot zichzelf, verbinding met anderen en de wereld en het faciliteren van verandering (Denis, 2023). Dit kader kan voor musea een basis vormen voor een meer veerkrachtige samenleving.

 

Musea kunnen in dat verband een toevluchtsoord zijn voor rust, introspectie en hernieuwde energie. Door bezoekers met meer aandacht te laten stilstaan bij kunst en erfgoed, ontsluiten ze de benadering van ‘slow art’. Deze methodieken maken gebruik van kunstwerken en erfgoedobjecten als instrumenten. Maar de museumruimte zelf fungeert evenzeer louter als achtergrond voor meditatieve activiteiten (D’hamers, 2024, p.44). Er is bijvoorbeeld in de sector ook steeds meer vraag naar methodieken als 'Emotienetwerken' – een methodiek om erfgoedthema’s te benaderen vanuit persoonlijke reflectie, waardoor er verbinding ontstaat tussen de bezoekers (Van Dijk, et al., z.d.). 

 

Deze sociale omwenteling markeert dus niet alleen een fundamentele verandering in perspectief, maar biedt ook nieuwe mogelijkheden voor erfgoedorganisaties om een actievere rol te spelen in het dagelijks leven en de diversiteit van menselijke ervaringen te weerspiegelen (Van Leeuwen et al., 2022, p. 14). Zo kunnen musea bijdragen aan een samenleving waarin kunst en erfgoed niet alleen worden bekeken, maar ook kunnen worden ervaren en beleefd als bronnen van innerlijke rust, reflectie en verbinding.

 

Tijdens een gesprek met Jan Staes (persoonlijke communicatie, 20 december 2023) werd duidelijk: ‘niet de collectie, maar de connectie staat centraal’. Vanuit het postmodernistisch discours wordt kunst steeds meer 'relationeel' benaderd, zowel in de manier waarop de musea tentoonstellen, de kunstenaar zijn werk maakt als in hoe de kunstkijker het werk benadert. Op deze manier wordt er ruimte gecreëerd voor de vele narratieven van het kunstwerk binnen het spanningsveld tussen de kunstenaar, de kunsthistorische context, het museum als instituut, de museumbezoeker en de museumprofessional (Dysthe et al., 2013, p.38). 

 

Deze vernieuwde invulling van erfgoedwerk betekent een paradigmaverschuiving in het museumconcept. Dit blijkt onder andere uit de vernieuwde definitie van het museum door ICOM in 2023, waarbij de nadruk ligt op de ‘verscheidenheid aan ervaringen’. Musea worden niet langer gezien als klassieke educatieve instellingen die op een autoritaire manier verhalen naar buiten brengen. Museumbezoekers dragen actief bij aan de kennis en ervaringen die worden gegenereerd in de museumruimte. Deze paradigmaverschuiving opent nieuwe perspectieven (Dysthe, et al., 2013, p.25). De tijd van ‘eenduidige museale meesternarratieven’ lijkt voorbij te zijn (Allegaert et al., 2020, p.7) en musea zijn zich hier zelf ook meer en meer van bewust. Chris Dercon, vroeger directeur van Tate Londen beschrijft het treffend: "The time of the 'genius artist' and the 'genius curator' is over. There's also the 'genius audience'." (Van Oost et al., 2016, p.33).

 

Uit de ‘Strategische Visienota cultureel erfgoed’ wordt duidelijk dat ook de Vlaamse regering deze paradigmaverschuiving ondersteunt door te pleiten voor een grotere focus op het belichten van diverse standpunten, het overwegen van uiteenlopende perspectieven en interpretaties en het faciliteren van dialoog binnen cultureel-erfgoedorganisaties. Hierbij wordt benadrukt dat de cultureel-erfgoedorganisatie niet exclusief als 'eigenaar' van het verhaal fungeert (Jambon, 2021).

 

Maar zit de bezoeker hier zelf op te wachten? Uit gesprekken met professionals zoals Charlotte Van Peer (publiekswerker bij Museum M - expert talk, 7 november 2023) en Joke Schrauwen (kunsteducator aan de Stedelijke Academies in Antwerpen - expert talk, 20 april 2024) blijkt dat volwassen museumbezoekers vaak nog steeds verwachten dat een museumbezoek hen expertenkennis biedt, en hun eigen individuele kennis of ervaring als ondergeschikt beschouwen. Schrauwen geeft ook aan dat een cruciale factor hierbij is hoe musea hun kennis presenteren en ruimte bieden voor bezoekers om hun eigen kennis of beleving op te bouwen. Daarover schrijft de Botton (2013, p.4): “There is an institutional coolness that is demanded by the artistic establishment”. Van Oost vult aan in Museum van het Gevoel: “In musea wordt vaak de nadruk gelegd op de 'academische kwaliteit': de informatie op de tekstbordjes, de herkomst van schilderijen en de afbeeldingen zelf. Deze informatie vertelt echter niet altijd welke emoties het kunstwerk kan oproepen. Het moedigt de bezoeker niet aan om te voelen of te denken, maar voor conservatoren is deze academische kennis van groot belang”. “Nog al te veel musea staren zich blind op hun dode collecties, die ze met een academisch en schijnbaar objectief-afstandelijk discours denken te kunnen vrijwaren van de toekomst” (Van Oost et al., 2016, p.38, 47). 

 

Nina Simon gaf het in 2010 al aan in The Participatory Museum (p.3): om een betrokkenheid met het publiek te creëren is het nodig om écht in hen geïnteresseerd te zijn. Publieksbemiddeling is dus van cruciaal belang en zal alleen maar toenemen. In het discours daarover is de rol van curator en conservator onderwerp van discussie. Uit eigen ervaring als publiekswerker weet ik dat de ambities van de curator bij een collectiepresentatie vaak haaks staan op de bezorgdheden van de museumeducator wat betreft de manier waarop, de plaats waar en welke informatie beschikbaar gemaakt wordt. Door de opkomst van publiekswerking, streven musea er gelukkig meer en meer naar om levendige en dynamische omgevingen te creëren (Van Oost et al., 2016, p.21). Het overwegen van de zintuiglijke, emotionele en fysieke aspecten van een museumbezoek winnen daarmee steeds meer terrein. 

 

DOEL VAN HET ONDERZOEK

 

In dit onderzoek kies ik er daarom voor om niet langer de musea zelf als de voornaamste autoriteit te beschouwen wat betreft het verstrekken van informatie over kunstwerken. In plaats daarvan stel ik de museumbezoeker, 'the genius audience' zelf centraal. Ik daag de bezoeker uit om verder te kijken dan puur intellectuele benaderingen van kennis en om het verkennen en ervaren van kunstwerken niet te beperken tot louter visuele benaderingen. Het doel is om de impliciete en informele kennis die inherent is aan de bezoeker via lichamelijke gewaarwording op te sporen en expliciet en transparant te maken. Op deze manier faciliteren we een dieper inzicht in een kunstwerk, waardoor de bezoeker meer vertrouwen krijgt in zijn of haar eigen gewaarwording en vermogen om over kunst te spreken. Dit onderzoek wil een lans breken voor de rol van het lichaam en de zintuigen in ons streven naar begrip en wijsheid en het vertrouwen daarin.

 

De methodiek van opstellingen, ook bekend als systemische opstellingen of familie-opstellingen vormt de basis voor de vormgeving van de experimenten in mijn onderzoek. Deze wordt toegepast in musea om volwassen bezoekers in groep via fysieke gewaarwording bewust te laten verbinden met een kunstwerk, zichzelf en elkaar. De deelnemers bekijken kunstwerken vanuit hun eigen gevoelens, ervaringen en standpunten, terwijl ze luisteren naar elkaars perspectieven. Ik kies er in deze experimenten bewust voor om weg te blijven van een kennisgerichte, kunsthistorische benadering en richt me vooral op de persoonlijke beleving van het kunstwerk, berustend op de enigszins radicale overtuiging dat individuen intuïtief op de hoogte zijn van de structuren, relaties en aspecten van een kunstwerk die de aantrekkingskracht van het werk bepalen. De actieve betrokkenheid bij de kunstwerken via opstellingswerk helpt volwassenen om een diepere verbinding te voelen en hun ervaringen op een meer intuïtieve manier te verkennen. 

 

Gebaseerd op de definitie van opstellingswerk van Scholtens (Scholtens, et al., 2023) klinkt dit als volgt:

 

De systemische opstellingsmethode wordt toegepast binnen de kunstbeleving in het museum als een methode om het impliciete, interne beeld dat elk individu heeft van zijn of haar beleving van een bepaald aspect van een kunstwerk, dat voor hem of haar de aantrekkingskracht van dat werk bepaalt, expliciet te maken. In groepsverband visualiseren we de verschillende aspecten van het werk door ze in de ruimte te plaatsen en ze met elkaar in dialoog te laten gaan, met behulp van verbale en non-verbale informatie. Op deze manier verkennen we het kunstwerk als geheel en ontwikkelen we nieuwe perspectieven en inzichten over de aantrekkingskracht van dit kunstwerk.

 

 

 

CONTEXT VAN HET ONDERZOEK

 

Academische context

 

Dit onderzoek vindt plaats in het kader van een afstudeerproject aan de Master Kunsteducatie, Fontys Academy of the Arts, Tilburg. Het idee voor deze methodiek is ontstaan in het voorjaar 2023 tijdens een informeel gesprek met Jilca Van Tienen, medestudent aan de Master Kunsteducatie, die opstellingswerk opwierp als interessante methodiek in de zoektocht naar het onderwerp van onderzoek. Het gesprek resulteerde in het schrijven van een onderzoeksplan, waarna vanaf de zomer 2023 een reeks experimenten van start gingen.

 

Educatieve context

 

Het onderzoek situeert zich in de context van museumeducatie, met een focus op de constructivistische stroming. Vooraanstaande denkers en experts, zoals John Dewey en George E. Hein, beschrijven de overgang van een "passieve" naar een "constructivistische en op dialoog gebaseerde visie op leren" in museumeducatie (Dysthe, et al., 2013, p.27). In de onderzoeksregistratie zullen er daarom enkele theoretische kaders en begrippen, die met de constructivistische blik op kunsteducatie verwant zijn, aangehaald worden, zoals het Museum Effect, het concept Flow en de Slow Art beweging.

 

Welzijnsgerichte context

 

Het resultaat van dit onderzoek is een methodiek die toegepast kan worden in het domein van welzijnsgerichte erfgoedprogramma's. Dit type erfgoedwerk heeft als hoofddoel "het versterken of empoweren van individuen en groepen, zodat ze optimaal kunnen deelnemen aan de samenleving" (Van Leeuwen, et al., 2022, p.15). In de afgelopen jaren heeft zich binnen het cultureel erfgoedveld een sociale verschuiving voorgedaan, waarbij de nadruk steeds meer op de mens komt te liggen die het erfgoed betekenis geeft, in plaats van op het erfgoed zelf. Dit heeft geleid tot een reflectie over de rol van collecties en erfgoedorganisaties in relatie tot mensen. Steeds meer cultureel erfgoedorganisaties streven daarom naar een meer actieve rol in de samenleving, naast hun traditionele taken en rollen (Van Leeuwen, et al., 2022, p.14). Dit onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan deze evolutie in de museale context en wil met de ontwikkelde methodiek een aanvulling doen op de reeds bestaande slow art-methodes binnen het domein van welzijnsgericht erfgoedwerk, waar er enkele van verkend worden in het onderzoeksproces.

STAKEHOLDERS

 

Binnen dit onderzoek zijn er verschillende stakeholders die een belang kennen bij de resultaten van dit onderzoek. Één van die groepen is de museumbezoeker. Het is echter belangrijk op te merken dat de methodiek niet voor alle museumbezoekers aantrekkelijk is. Het is namelijk geen ‘standaardervaring’. Een van de grootste obstakels is het feit dat bezoekers met zo'n breed scala aan interesses en achtergronden komen, dat geen enkele aanpak om hen te motiveren algemeen toepasbaar is (Chitchenmihlya & Hermanson, 1995, p.71).

 

Ook onderzoek van Falk benadrukt dat de standaardervaringen, zoals klassieke gegidste rondleidingen, die de meeste musea bieden niet voor alle bezoekers even effectief zijn. Wat voor de een perfect past, kan voor de ander volledig misplaatst zijn (Falk, z.d., p.116). Het gedrag van een museumbezoeker is vaak slechts het topje van de ijsberg, waarachter een scala aan motivaties en houdingen schuilt. Door meer inzicht te krijgen in de specifieke behoeften van elke bezoeker, kan een museum de behoeften van meer bezoekers beter bedienen. Veel musea identificeren deze behoeften door persona's op te stellen, die helpen bij het identificeren van bepaalde aspecten van het gedrag, de communicatie en de motivaties van verschillende bezoekersgroepen (Almeshari et al., 2019, p. 401).

 

Ik richt me met mijn ontwikkelde methodiek op museumbezoekers die op zoek zijn naar een vertragende, verdiepende en bewuste ervaring met kunst. Door mijn onderzoek uit te voeren in het Middelheimmuseum en het KMSKA, heb ik gekeken naar de bezoekersprofielen van deze musea om te bepalen bij welke persona de ontwikkelde methodiek zou passen.

KMSKA beschrijft deze persona als de 'Urbanista', terwijl het Middelheimmuseum spreekt van de 'Cultuurliefhebber':
“Urbanista’s nemen makkelijk deel aan cultuur, maar hebben voor een museumbezoek een extra motivator nodig. Beleving staat voorop, meer dan de bekendheid van het museum. Urbanista’s hebben nood aan afwisseling, unieke content met een hoge relevantiefactor” (KMSKA, 2022, p.29). Ze gaan voor interactie en worden graag gemotiveerd om te reageren, te handelen, in dialoog te gaan (KMSKA, 2022, p.67).

 

De cultuurliefhebber: vrouw, 43 jaar, opleiding in kunst, cultuur,... Ze heeft een grote interesse in alle vormen van kunst en cultuur, consumeert veel (voorstelling, musea, performances, citytrips,...). De cultuurliefhebber komt naar het museum voor de enorm rijke en veelzijdige collectie, zij is een herhaalbezoeker die zeker ook voor expo’s komt. Ze bezoekt het museum graag alleen om zich te kunnen verdiepen en laten inspireren, maar ook met haar familie of vrienden, ze neemt graag anderen op sleeptouw om het museum en nieuwe kunstenaars te ontdekken. Ze is een herhaalbezoeker” (Middelheimmuseum, 2019).

 

Gezien de verscheidenheid aan motivaties en types bezoeken, doen zowel het KMSKA als het Middelheim voor hun persona’s als marketingtool beroep op de classificatie van John Falk. Falk heeft geprobeerd een voorspellend model te creëren van de ervaring van de museumbezoeker, een model dat museumprofessionals kan helpen om beter aan de behoeften van die bezoekers te voldoen. Hij onderscheidt vijf types museumbezoekers die elk een andere ervaring zoeken: Explorers, Focus seekers, Facilitators, Experience seekers, Rechargers. De ontwikkelde methodiek zou het meest kunnen aansluiten bij de behoefte van ‘Ontdekkers’; bezoekers die gedreven worden door nieuwsgierigheid en een algemene interesse hebben in de inhoud van het museum. Ze hopen iets te ontdekken dat hun aandacht trekt en hun leerervaring verrijkt. En vooral bij de behoefte van ‘Rechargers’; bezoekers die voornamelijk op zoek zijn naar een contemplatieve, spirituele en/of herstellende ervaring. Ze zien het museum als een toevluchtsoord van de alledaagse wereld of als een bevestiging van hun religieuze overtuigingen. Rechargers zijn meer gericht op het hebben van een rustgevende of inspirerende ervaring (Falk, n.d. p.116, 122).

 

Als we dan kijken naar de leerstijlen van Kolb, die musea dan weer integreren in het kader van museumeducatie (en ook vaak bij de opmaak van persona), zou de methodiek in dit onderzoek het meest kunnen passen bij de leerstijl van de 'dromer/divergeerder' (deze leerstijl steunt op concrete ervaring en reflectief observeren en de 'doener/accomodeerder' (deze leerstijl steunt op concrete ervaring en actief experimenteren) (Van Eeckhaut, 2013, p.61). Deze leerstijlen worden verderop toegelicht in het theoretisch kader bij dit onderzoek .

 

Naast de museumbezoekers hebben ook museumprofessionals, zoals gidsen en publiekswerkers, belang bij dit onderzoek indien ze hun groepen een nieuwe, diepgaande ervaring willen bieden. De resultaten van dit onderzoek bieden een hapklaar draaiboek en specifieke aanbevelingen voor het faciliteren van de methodiek.

 

Bovendien zijn de musea zelf belanghebbend, vooral als ze een maatschappelijke en morele verantwoordelijkheid willen opnemen en hun collectie  willen inzetten voor het welzijn van hun bezoekers door bijvoorbeeld een slow art kunstbenadering in hun werking te implementeren. Dit onderzoek en de ontwikkelde methodiek richt zich op musea als plaatsen van contemplatie, esthetische en emotionele stimulatie. 

 

Als veranderingsgerichte organisaties kunnen musea zich, met behulp van de methodiek voortkomend uit dit onderzoek, inzetten voor de IDG’s, die momenteel nog niet vaak in het beleid van musea worden opgenomen, maar musea een kans bieden om zich te profileren in dit domein. Musea willen immers meer en meer een plek zijn die bewuste ervaringen faciliteert en betekenis en welzijn toevoegt aan mensenlevens (Middelheimmuseum, 2022).

 

De implementatie van de methodiek bevordert in musea dialoog, verruimt de blik van de bezoeker op zichzelf, anderen en de wereld, en draagt zo bij aan doelen van het museum rond publiekstoeleiding en participatie. Het biedt musea een kans binnen de sector om ontmoetingen te faciliteren tussen mensen met diverse perspectieven en stemmen. Door bewust ruimte te bieden voor meerstemmigheid en aandacht te besteden aan hoe individuen zich vanuit hun positie en gevoel verhouden tot erfgoed, fungeert de methodiek die wordt ontwikkeld in dit onderzoek als een instrument voor musea en museumbezoekers om diverse perspectieven te bespreken en ruimte te geven aan uiteenlopende standpunten zonder in conflict te belanden.

 

De methodiek in dit onderzoek vormt daarmee een krachtig middel om zowel de museumbezoeker als de rol van het museum in de samenleving te verdiepen en te versterken.