MUSEUM

 

"Een museum is een permanente instelling zonder winstoogmerk, in dienst van de samenleving, gericht op het onderzoeken, verzamelen, bewaren, interpreteren en tentoonstellen van materieel en immaterieel erfgoed. Musea zijn openbaar, toegankelijk en inclusief en bevorderen diversiteit en duurzaamheid. Ze werken en communiceren ethisch, professioneel en met participatie van gemeenschappen. Musea bieden een verscheidenheid aan ervaringen met het oog op educatie, genoegen, reflectie en kennisuitwisseling" (Icom Nederland, z.d.).

 


 

KUNSTEDUCATIE/KUNST/EDUCATIE

 

Het begrip kunsteducatie wordt in de context van dit onderzoek gezien als museumeducatie of erfgoededucatie. 

Als er verwezen wordt naar het kunstwerk gaat het in het geval van de experimenten over beeldende kunst die opgesteld staat in het museum. Hoewel de methodiek ook toegepast zou kunnen worden op andere vormen van kunst, werd dat nog niet onderzocht.

Wat de terminologische problemen rond educatie, bemiddeling, etc.. betreft spreken we in deze onderzoeksregistratie voornamelijk over educatie. 

Het publiek van museumbezoekers waarop dit onderzoek zich richt duiden we in het kader van de experimenten aan als 'deelnemers', 'participanten' of 'respondenten'. 

 


 

OPSTELLINGSWERK

 

Opstellingswerk, ook bekend als systemisch werk of familieopstellingen, is een therapeutische benadering die oorspronkelijk is ontwikkeld door de Duitse psychotherapeut Bert Hellinger. Het wordt vaak ingezet om inzicht te verkrijgen in de onderliggende dynamieken van familierelaties, organisaties, of andere systemen. Hellinger ontwierp deze fenomenologische methode binnen de systeemtherapie om via het voelen van beweging van het lichaam, een huidige realiteit in kaart te brengen en de bron van verborgen dynamieken te ontdekken (Weber, 2016). In principe wordt opstellingswerk ingezet voor de oplossing van probleemsituaties met een eerder chronisch karakter (Holitzka, 2004). In dit onderzoek ga ik niet uit van een probleemsituatie, maar louter van het in beeld brengen van aspecten die de aantrekkingskracht van het kunstwerk bepalen. 

 

Salome Scholtens (universitair docent en wetenschappelijk onderzoeker bij RUG en UMCG) onderzocht daarom de systemische organisatieconstellatiemethode om deze te conceptualiseren door een gedeelde definitie te ontwikkelen en een procedure voor de toepassing ervan vast te stellen, op basis van wetenschappelijke literatuur en beschrijvingen van professionals die de methode gebruikten (Scholtens, Kiltz, et al., 2023)

 

De methode berust op de overtuiging dat individuen intuïtief op de hoogte zijn van de structuren, relaties en onderlinge afhankelijkheden binnen de systemen waar ze naar kijken in de opstelling. Deze kennis is vaak impliciet, maar kan expliciet worden gemaakt door middel van de visualisatie van een systeem (bijvoorbeeld het kunstwerk), waarbij elementen (in dit geval opvallende aspecten van het kunstwerk) ruimtelijk worden gerangschikt en relevant zijn voor de specifieke context (de opstelling). Deze elementen omvatten individuen of objecten die functies of rollen binnen het systeem vertegenwoordigen (bijvoorbeeld de maker van een kunstwerk of een personage op het werk). Ze kunnen ook meer abstracte concepten omvatten die belangrijk zijn binnen het systeem (bijvoorbeeld een waarde, procedure of concept zoals de kleur, de vorm, het materiaal, het licht, de titel, het idee achter het werk, etc…). Op deze manier worden het systeem en de onderling verbonden componenten zichtbaar en tastbaar gemaakt (Scholtens, Barnhoorn, et al., 2023).

 

De gedeelde definitie en procedure die voortkomen uit het onderzoek van Scholtens kunnen de kwaliteit en effectiviteit van de implementatie van de methode verbeteren en mogelijk de weg vrijmaken voor een op bewijs gebaseerde praktijk. De door haar opgestelde definitie van de opstellingsmethodiek luidt als volgt:

 

"The systemic organisational constellations method is a method to make the implicit, internal image an individual has on an issue within an organisation explicit by visualising this image and placing it within the larger social system context, using verbal and non-verbal information in order to explore the issue and develop new perspectives and insights on it" (Scholtens, Kiltz, et al., 2023)

 

Voor mijn onderzoek naar kunstbeleving gebruik ik de definitie van Scholtens (2023), die ik vrij vertaald heb en aangepast aan de context van kunstbeleving in het museum. De systemische opstellingsmethode wordt toegepast binnen de kunstbeleving in het museum als een methode om het impliciete, interne beeld dat elk individu heeft van zijn of haar beleving van een bepaald aspect van een kunstwerk, dat voor hem of haar de aantrekkingskracht van dat werk bepaalt, expliciet te maken. In groepsverband visualiseren we de verschillende aspecten van het werk door ze in de ruimte te plaatsen en ze met elkaar in dialoog te laten gaan, met behulp van verbale en non-verbale informatie. Op deze manier verkennen we het kunstwerk als geheel en ontwikkelen we nieuwe perspectieven en inzichten over de aantrekkingskracht van dit kunstwerk.

 

Scholtens (2021) beschrijft ook gedetailleerd hoe opstellingswerk in de praktijk wordt geïmplementeerd. Een opstelling wordt uitgevoerd in een groep onder leiding van een getrainde facilitator. De facilitator interviewt een of meer deelnemers (de 'vraagsteller(s)') over een casus (in dit onderzoek; het kunstwerk). Samen identificeren zij elementen die relevant zijn voor deze casus (aspecten van het kunstwerk). Vervolgens wordt het systeem gevisualiseerd, waarbij alle aanwezige individuen fungeren als vertegenwoordigers ('representanten') van de elementen. Deze representanten hoeven geen rol te spelen of instructies te ontvangen, zoals bij een rollenspel. Ze vertegenwoordigen eenvoudigweg de toegewezen elementen (Scholtens et al., 2021). Dit deel van het proces is non-verbaal en richt zich op wat deelnemers beginnen te ervaren als onderdeel van de structuur gecreëerd door de vraagsteller(s) (Thege et al., 2021). De facilitator onderzoekt samen met de deelnemers de visualisatie door te vragen naar hun fysieke sensaties, gevoelens en gedachten die ze hebben in hun posities. Van zodra een punt van verzadiging is bereikt, wordt het opstellingsproces afgesloten met collectieve reflecties op de casus en het delen van inzichten (Scholtens et al., 2021). Idealiter biedt dit proces een nieuw kader voor de deelnemers om te voelen, denken en handelen met betrekking tot het gegeven systeem (Hunger, Weinhold, Bornhäuser, Link, & Schweitzer, 2015).

 

Een onderzoek van Weinhold vatte tot februari 2012 de effectiviteit van de opstellingsmethode samen en concludeerde dat de methode, in een organisatorische context, de duidelijkheid in organisatiedynamiek, collegiale relaties, zelfvertrouwen en vertrouwen kon verbeteren (Weinhold et al., 2014). De auteurs suggereerden ook dat de methode impliciete en informele kennis expliciet en transparant kon maken, waardoor een beter inzicht en communicatie over systeemdynamiek mogelijk werden (Scholtens, 2021).

 


 

HET WETENDE VELD 

 

In een opstelling komt een dynamisch krachtenveld naar voor waarvan de werking nog niet volledig begrepen is. Bert Hellinger omschrijft dit als 'het wetende veld', waarbij een representant in een proces van opstellen contact krijgt met een weten dat voor hem voordien onbekend was. Vanaf het moment dat iemand is opgesteld voelt deze persoon zich zoals de persoon of de kwaliteit die hij vertegenwoordigt. Soms heeft hij zelf hun lichamelijke symptomen (Torsten Preiss, 2003, p.22).

 

Een wetenschappelijkere benadering van dit fenomeen komt van Rupert Sheldrake, Engels auteur en celbioloog. Hij introduceerde het concept van morfogenetische velden, waarbij alle systemen een collectief geheugen hebben dat hun vorm en gedrag beïnvloedt. Organismen erven niet alleen genen, maar ook informatie uit deze morfogenetische velden  (Hendrick et al., 2024, p.33). Dit verklaart onder andere het doelgerichte gedrag van dieren en de overdracht van instincten;  een hond voelt zijn baas al voordat deze thuiskomt.  Een zwerm vogels of een school vissen bewegen alsof ze één lichaam zijn, etc... Wanneer meerdere individuen in een opstelling samenkomen, lijkt er ook een dergelijk resonant veld te ontstaan. Dit veld manifesteert zich in een 'collectief weten' dat verder reikt dan het individuele bewustzijn. 

 

Hoewel de werking van morfogenetische velden enige inzichten biedt in dit fenomeen, blijft de exacte werking ervan nog grotendeels onbekend (Hendrick et al., 2024, p.34).

 

BEGRIPPENLIJST

INNER DEVELOPMENT GOALS (IDG’s) (Denis, 2023)

 

De 17 Sustainable Development Goals (SDG's) van de Verenigde Naties richten zich op de duurzaamheidsuitdagingen in de samenleving. Ondanks wereldwijde inspanningen blijkt uit het recente SDG-voortgangsrapport dat vooruitgang op veel van deze doelstellingen te zwak is, stagneert of zelfs terugdraait. De initiatiefnemers van het IDG-project in Zweden geloven dat de kern van het probleem bij onszelf ligt. We lijken te ontbreken aan de nodige vaardigheden en innerlijke capaciteiten om de complexiteit van de SDG's aan te pakken. We zijn vooral gefocust op "wat" er moet gebeuren om de wereldproblemen op te lossen, terwijl we te weinig aandacht besteden aan "hoe" we de betrokken partijen kunnen versterken. De Inner Development Goals zijn ontworpen om de competenties te ontwikkelen die nodig zijn om duurzaamheidsuitdagingen en SDG's effectiever aan te pakken. Klimaatverandering, armoede en ongelijkheid vereisen nieuwe vaardigheden op individueel, groeps- en organisatieniveau. Het IDG-initiatief benadrukt dat we cognitieve vaardigheden moeten combineren met andere persoonlijke dimensies zoals emoties, waarden, wereldbeeld en relaties.

 

Het IDG-framework omvat vijf dimensies met in totaal 23 vaardigheden:

 

ZIJN: Dit richt zich op de relatie met onszelf en omvat het ontwikkelen van zelfbewustzijn, aanwezigheid, authenticiteit, leergierigheid en het definiëren van waarden als leidraad voor actie.

 

DENKEN: Hieronder vallen cognitieve vaardigheden zoals kritisch denken, langetermijnvisie, het benutten van verschillende perspectieven en het werken met complexiteit en patronen.

 

VERBINDEN: Deze dimensie draait om het ontwikkelen van waardering, nederigheid en empathie, en het leggen van verbindingen met anderen.

 

SAMENWERKEN: Het omvat het opbouwen van sterkere relaties en vertrouwen, het omarmen van diversiteit, het aanmoedigen van communicatie en co-creatie, en het mobiliseren van mensen.

 

HANDELEN: Hier gaat het om het ondernemen van actie, het stimuleren van optimisme en creativiteit, het durven opkomen voor overtuigingen en deze vol te houden, zelfs in moeilijke tijden.

 

 


FLOWTOESTAND

 

Volgens Csikszentmihalyi (2005, p.17) is de flowtoestand een staat van optimale ervaring die optreedt wanneer mensen zo diep betrokken zijn bij een activiteit dat niets anders lijkt te tellen; de activiteit zelf is zo plezierig dat mensen het gewoon doen om het te doen; het autotelische proces (Csikszentmihalyi, 2005, p. 98). De flowtoestand wordt doorgaans beschreven als een staat van geest die spontaan is, bijna automatisch, als de stroming van een sterke stroming (Csikszentmihalyi, 2005). 

 

Onderzoek naar de flowtoestand geeft aan dat het een veranderde staat van bewustzijn is waarin mensen een veelheid aan voordelen ervaren (Burt & Gonzalez, 2021, p.191). In deze toestand ervaart een persoon de realiteit anders. Een kunstenaar of beeldhouwer kan bijvoorbeeld zo diep opgaan in een project dat uren voorbijgaan zonder dat hij het merkt (Chemi, 2016). Meer alledaagse voorbeelden zijn wanneer mensen betrokken zijn bij activiteiten waarbij ze hun aandacht uitsluitend richten op de taak (of persoon) voor hen, zoals een boeiende dialoog of huishoudelijke taken, waarbij het bewuste verlangen naar andere behoeften zoals voedsel, water of tijd vaak verdwijnt (Lambert & Csikszentmihalyi, 2020).

 

Als een bezoek aan een museum deze ervaring kan opwekken, is het waarschijnlijk dat de oorspronkelijke nieuwsgierigheid en interesse van de museumbezoeker zal uitgroeien tot een meer diepgaande leerinteractie (Csikszentmihalyi & Hermanson, 1995).  

 

Personen in een flowtoestand zijn zich bewust van zichzelf in relatie tot de wereld, maar zien zichzelf niet als erdoor beperkt. De flowtoestand wordt dus gezien als een groeimindset met voordelen: “(a) het vermogen om dingen los te laten (d.w.z. niet langer vasthouden aan storende patronen), (b) een diepe belichaming hebben (d.w.z. volledig opgaan in wat men doet), (c) het verminderen van metacognitie (d.w.z. niet langer zelfdestructieve of negatieve gedachten hebben), en (d) duidelijke doelen stellen en zich uitsluitend richten op directe feedback om die doelen te bereiken (d.w.z. single-tasking in plaats van multitasken)” (Burt & Gonzalez, 2021, p.191).

 

Csikszentmihalyi (2005) onderscheidt acht karakteristieken voor flow (Van Eeckhaut, 2013, p.43):

  1. "Evenwicht tussen vaardigheden en uitdagingen (a challenging activity that requires skills).
  2. Versmelting met de activiteit (the merging of action and awareness).
  3. Duidelijke doelen en regels (clear goals).
  4. Onmiddellijke en duidelijke feedback (clear feedback). Samen geven punten drie en vier grote helderheid: je weet wat je moet doen en hoe goed je bezig bent om dat doel te halen.
  5. Totale focus (concentration on the task at hand).
  6. Gevoel van controle (the paradox of control).
  7. Verlies van zelfbewustzijn (the loss of self-consciousness). Dit wordt ook wel aangeduid als een gevoel van sereniteít: je hebt geen zorgen om jezelf, maar wel het gevoel dat je boven jezelf uitstijgt.
  8. Veranderd tijdsbesef (the transformation of time)" 

 


 

HET MUSEUM EFFECT

 

Het Museum Effect is een model voortgekomen uit een onderzoek van Smith (2014). Hij onderzocht hoe mensen kunst gebruiken als een springplank om zich te bezinnen en te overpeinzen over zaken die belangrijk voor hen zijn in hun leven.

 

“We gaan naar het museum omdat we geïnspireerd willen worden, geamuseerd willen worden, willen leren, willen groeien, willen socializen met anderen, onszelf in de aanwezigheid van genieën willen plaatsen. En terwijl we daar zijn, denken we aan dingen die belangrijk zijn, zelfs nobel. We worden uitgenodigd door briljante werken van creatieve kunst om onszelf in deze objecten te zien, en door dit te doen, worden we betere mensen” (Smith, 2014, p.101).

 

In het onderzoek naar het Museum Effect meldden individuen dat ze terwijl ze van kunstwerk naar kunstwerk gaan binnen het museum, hun gedachten richten op zaken zoals waar ze naartoe gaan in hun leven, hoe ze zich verhouden tot anderen, en hun bijdragen aan de grotere samenleving (Smith, 2017, p.6). De museumbezoeker heeft daardoor deelgenomen aan een creatief proces, heeft uitdagingen gesteld en/of aangegaan, werken geïnterpreteerd met betrekking tot zijn of haar eigen leven, en nagedacht over wat belangrijk is voor zichzelf. Het is dat persoonlijke creatieve proces van reflectie en contemplatie dat Smith het Museum Effect noemt (Smith, 2014, p.101). Dit gebeurt vaak in een "flowtoestand" (Csikszentmihalyi, 2005). 

 

 


EMBODIMENT

 

Embodiment is een holistisch koepelbegrip dat ervan uitgaat dat lichamen evengoed een verklarende kracht hebben als de geest. Embodiment omvat de biologische (somatische), intellectuele, emotionele, sociale, gendergerelateerde, artistieke en spirituele ervaring (Barbour, 2006). Het is een begrip dat in het artistiek onderzoek sinds het begin van de 21ste eeuw speelt en bijvoorbeeld al langer gebruikt wordt in de danswereld. Onderzoek naar embodiment benadrukt de relevantie van sensorische en motorische acties tijdens het leren, omdat het een effect heeft op de ontwikkeling van het brein. Dat heeft bijgevolg belangrijke gevolgen voor (museum)educatie (Harris, 2015).

 

Filosoof en vertegenwoordiger van de fenomenologie Merleau-Ponty stelde dat mensen leren over zichzelf en anderen door lichamelijk aanwezig te zijn en door de sensaties van beweging, in plaats van door te kijken en te zien wat er beweegt (Barbour, 2006). Hij wordt vaak aangehaald als een belangrijke referentie in de theorieën rond embodiment. 

 


 

CONSTRUCTIVISME

 

Constructivisme is een veelzijdig theoretisch model dat al lange tijd bestaat en verschillende vormen kent. Belangrijke ideeën werden bijvoorbeeld al geformuleerd door John Dewey (1859-1952), Jean Piaget (1896-1980) en Lev Vygotsky (1896-1934), en sindsdien verder ontwikkeld en toegepast in diverse contexten. Voor het kunsten- en erfgoedveld is George Hein een belangrijke figuur. Hij heeft het model van een constructivistisch museum systematisch uitgewerkt en beschreven, waarbij hij zijn onderzoek naar leren in musea koppelde aan bredere educatietheorieën (Van Eeckhaut, 2013, p. 21).

 

Actieve participatie van de lerende is cruciaal; daarom moeten zij gemotiveerd worden en de kans krijgen om zowel te handelen als te denken. Het doel is niet om tot 'juiste' conclusies te komen, omdat er geen externe norm of waarheid is waaraan persoonlijke interpretaties getoetst moeten worden. De enige norm is dat interpretaties zinvol moeten zijn binnen de ervaring van de persoon zelf en bruikbaar zijn als basis voor acties. Interpretaties mogen niet in tegenspraak zijn met andere ideeën van de lerende; anders moet er verder nagedacht worden om tot een coherent wereldbeeld te komen. Binnen het constructivisme is een interpretatie alleen fout als deze niet overeenkomt met de aanwezige bewijzen—je kunt bijvoorbeeld niet beweren dat een cirkel vierkant is als die duidelijk rond is, want dit idee is niet werkbaar. Voor het overige zijn er geen misconcepties, maar eerder naïeve of persoonlijke interpretaties (George Hein, 1998, p. 25).

 

Musea kunnen ideale omgevingen zijn voor het toepassen van constructivistische theorieën, omdat ze gevuld zijn met objecten die uitnodigen tot betekenisvolle ervaringen. In een constructivistische benadering wordt de betekenis van erfgoed niet als inherent beschouwd, maar als iets dat ontstaat wanneer kunstkijkers ermee interageren, en betekenissen toekennen. Een museumprofessional of gids zal proberen nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht te stimuleren, gedachten uit te lokken en de eerdere ervaringen van de museumbezoekers te verbinden met de kunstwerken. Bezoekers worden uitgenodigd en gemotiveerd om hun eigen interpretaties te vormen, hun eigen vragen te stellen en te onderzoeken, en persoonlijke relevantie te vinden in de tentoonstellingen en programma's van het museum.

WELZIJNSGERICHT ERFGOEDWERK

 

Onder zorg -en welzijnsgericht erfgoedwerk verstaan we "alle vormen van erfgoedwerk, binnen en buiten de instellingsmuren, waarbij de collectie en/of de ruimte wordt ingezet om het individuele welzijn van personen of het sociale/collectieve welzijn van groepen te verbeteren, of waarbij herinneringswerk en erfgoedpraktijken worden gebruikt in individuele of collectieve zorgtrajecten" (Van Doorselaer, 2023).

 

"Welzijnsgerichte erfgoedprogramma’s richten zich vooral op het psychologische, het mentale en/of het sociale welzijn. De centrale focus hierbij is het empoweren of het versterken van mensen en groepen zodat ze maximaal kunnen deelnemen aan de samenleving. Dit impliceert een participatieve aanpak. Om mensen te empoweren vertrekken we namelijk vanuit hun kennis en kunde en hetgeen zij willen en kunnen doen" (Van Leeuwen, et al., 2022, p.15).

 



SLOW ART

 

Traag kijken is gemakkelijk te definiëren: “het betekent simpelweg de tijd nemen om grondiger te observeren dan wat direct zichtbaar is. Dit gebeurt overal waar mensen uitgebreid de tijd nemen om de wereld aandachtig waar te nemen - in klaslokalen, kunstgalerijen, laboratoria, online, in achtertuinen en tijdens wandelingen in de buurt. Hoewel de term zich richt op visuele waarneming, is het belangrijk te benadrukken dat leren door langdurige observatie mogelijk is met alle zintuigen" (Tishman, 2018, p.2)

 

De slow art beweging in het museum “nodigt bezoekers uit om langer stil te staan bij een werk, en onderzoekt hoe we kunst en erfgoed beleven. De aanpak van traag kijken past prima bij musea die dialoog en interactie vooropstellen en zo de museumbeleving willen versterken. Meer tijd doorbrengen aan of bij een werk is geen doel op zich. Het uitgangspunt is dat ‘trager’, beter, of minstens ‘bewuster’ of ‘anders’ kijken (zowel naar het werk als naar zichzelf) betekenisvol is." 

 

Veel musea bieden nu 'slow artsessies' aan die elementen van mindfulness, yoga en meditatie introduceren (D’hamers, z.d). Maar langzaam kijken hoeft geen welzijns- of mindfulness-element te bevatten (Bown, 2020). Shari Tishman definieert het als een 'leermodus, een middel om kennis te verwerven door observatie'. Ze geeft 4 strategieën om het te benaderen: categorieën, open inventaris, schaal en reikwijdte, en juxtapositie (Tishman, 2018). Al deze strategieën zetten kunstkijkers aan om verder te gaan dan een eerste blik en bieden ondersteuning om zelf aan te slag te gaan. Elke categorie moedigt kunstkijkers aan om hun eigen observaties te maken, in plaats van aan te nemen wat experts zeggen dat ze zou moeten zien (Bown, 2020).

 

Langzaam kijken benadrukt volgens Tishman (2018, p.6) "het vermogen om details waar te nemen, interpretatie uit te stellen, zorgvuldige onderscheidingen te maken, te schakelen tussen verschillende perspectieven, bewust te zijn van subjectiviteit, en opzettelijk een verscheidenheid aan observatiestrategieën te gebruiken om voorbij de eerste indrukken te komen."

 

Vlaams Steunpunt voor cultureel erfgoed FARO definieert de leeropbrengsten van slow art als volgt:

  • "Bezoekers leren het werk in detail waarnemen en kennen. Of ze bekijken het vanuit nieuwe perspectieven zoals kleur, vorm, thema’s …
  • Kijken is de aanleiding voor een gesprek met anderen. Deze waarnemingen kunnen voor zichzelf of voor anderen tot uitdrukking of onder woorden gebracht worden. In een gesprek bijvoorbeeld, of aan de hand van creatief schrijven, met een tekening, muziek …
  • Door dit gesprek verandert het perspectief: deelnemers kijken door de bril van anderen, en proberen ook te denken vanuit dat andere perspectief.
  • Ook is het kijken de aanleiding om stil te staan en in het moment te zijn. Met andere woorden: om zich op zichzelf terug te plooien, tot zichzelf te komen, om mindful te zijn" (D'hamers, z.d.).

 

Begin april elk jaar vindt internationaal en nationaal Slow Art Day plaats, als momentum waarop musea wereldwijd bezoekers uitnodigen om meer tijd nemen om van kunst te genieten door verschillende slow art activiteiren op het programma te zetten.

 

Hoewel sommige musea specifieke slow art-sessies aanbieden voor kwetsbare groepen in samenwerking met relevante organisaties, is het over het algemeen een open aanbod waarbij bezoekers worden uitgenodigd om deel te nemen aan vertragingsactiviteiten. Het woord "slow art" zelf kan mensen afschrikken vanwege de associatie met zweverigheid, waardoor musea soms andere woorden kiezen om het concept te beschrijven. Katrijn heeft het ook over de groeiende bekendheid van slow art in Vlaanderen, zij het geleidelijk, met musea die verschillende benaderingen hanteren om het toegankelijk te maken voor een breder publiek (K, D'hamers, expert talk, 8 mei 2024).

 



MINDFULNESS

 

Mindfulness kan gedefiniëerd worden als een staat van aandachtig bewustzijn waarbij mensen zich actief bezighouden met het observeren en erkennen van hun interne toestand en externe omgeving door gebruik te maken van al hun zintuigen. Deze praktijk vereist zelfdiscipline en toewijding om voortdurend te reflecteren en bewust te zijn van gedachten, gevoelens en ervaringen, zonder oordeel. Mindfulness omvat het vermogen om in het hier en nu aanwezig te zijn en aandacht te schenken aan het huidige moment, zonder afgeleid te worden door externe factoren of gedachten. Deze bewustwording kan inhouden dat men zich tegelijkertijd afstemt op de natuur en de eigen biologische mechanismen (bijv. ademhaling) (Burt & Gonzalez, 2021, p.201; D'hamers, z.d.).

 

Jon Kabat-Zinn introduceerde mindfulness als een methode om mensen te helpen hun welzijn te beheersen en baseerde zich daarvoor op technieken uit boeddhistische meditatietradities. Mindfulnesstoepassingen in musea kunnen bezoekers op een langzame maar diepgaande manier in contact brengen met de kunstwerken in een collectie. Deze ervaringen kunnen bezoekers ook terugbrengen naar hun dagelijks leven (D'hamers, z.d.).

 

Soms wordt mindfulness verwart met de flowtoestand. Hoewel mindfulness overlappende elementen heeft met de flowtoestand, zoals een focus op het hier en nu, zijn ze heel verschillend (Lambert & Csikszentmihalyi, 2020). Het verschil tussen de twee wordt geïllustreerd door het idee van een toeschouwer die streeft naar aanwezigheid in elk moment, waarbij men zich bewust is van meerdere sensaties tegelijkertijd, wat typerend is voor mindfulness. In tegenstelling hiermee kunnen mensen die in een flowtoestand verkeren de innerlijke waarnemer negeren doordat ze zo volledig opgaan in een enkele activiteit dat ze zichzelf verliezen tijdens het proces. Met behulp van de metafoor van een stroom van bewustzijn, zou je kunnen zeggen dat mindfulness betekent dat je aan de oever van de stroom staat zonder erin te vallen; en dat flow betekent dat je in de stroom springt bij het aanpakken van een uitdagende taak (Burt & Gonzalez, 2021, p.201).

 

 

 

VISUAL THINKING STRATEGIES (VTS)

 

Visual Thinking Strategies (VTS) is in de jaren '90 ontwikkeld door Philip Yenawine, hoofd educatie bij het MOMA in New York, en Abigail Housen, een cognitief psycholoog (Yenawine, 2021, p.8). Pas in 2012 werd VTS geïntroduceerd in Nederland (Yenawine, 2021, p.11). Het is een eenvoudige gesprekstechniek die niet alleen de kunstbeleving verdiept, maar ook kritisch denken en zelfvertrouwen bevordert, en inspeelt op taalvaardigheden, zelfexpressie en gespreksvaardigheden. Door deze aanpak in een museum toe te passen, verandert de rol van de gids naar die van bemiddelaar. "Hij of zij trekt het gesprek op gang door vast te houden aan drie vragen die er als een rode draad doorheen lopen, namelijk: 'Wat gebeurt er?', 'Waaraan zie je dat?' en 'Wat zie je nog meer?'" (D'hamers, z.d.). Door deze open vragen worden deelnemers gestimuleerd om objectief te observeren, actief na te denken, gezamelijk naar betekenissen aan een werk te zoeken en elkaars verhalen over een kunstwerk met respect te beluisteren. Dit proces helpt mensen om hun mening te vertragen of aan te passen. De voordelen van Visual Thinking Strategies (VTS) zijn onder andere beter waarnemingsvermogen en kritisch denken, een bredere kijk, betere mondelinge taalvaardigheid en een verbeterde groepssfeer doordat mensen leren met respect naar elkaar te luisteren. Door regelmatig gebruik te maken van VTS, ontwikkelen mensen een visuele bibliotheek, waardoor ze steeds beter in staat zijn om betekenis te geven aan kunst (Ros, 2023).

 

VTS laat zien dat je geen kunsthistoricus hoeft te zijn om een kunstwerk te begrijpen en erover te praten. Een VTS-rondleiding begint vanuit de leefwereld, kennis en achtergrond van de cursisten, waardoor zij op gelijke voet komen te staan met de gids. Dit creëert een informele sfeer, maakt kunst toegankelijker en moedigt iedereen aan om deel te nemen (FOMU, z.d.)

 



EMOTIENETWERKEN

 

Emotienetwerken is een vorm van erfgoededucatie, ontwikkeld door Hester Dibbits en Marlous Willemsen, waarbij men kijkt naar de maatschappelijke dynamiek rond erfgoed en mensen inzicht wil verschaffen in de eigen positie daarin, elkaars gevoelens omtrent zo’n erfgoed en te zorgen voor wederzijds begrip. Een vaak genoemd voorbeeld is Zwarte Piet. "Mensen bepalen aan de hand van een dynamische dialoog wat ze wel en niet rekenen tot erfgoed" (Dibbits, 2020). “Het is een combinatie van erfgoed- en burgerschapsoefeningen, waarbij deelnemers worden aangemoedigd om zich bewust te worden van hun eigen positie en gedrag in interactie met anderen. Het idee is om gezamenlijk uit de comfortzone te stappen en de onderlinge verbondenheid te ervaren. Tegelijkertijd is het een oefening in democratie, waarbij deelnemers worden aangemoedigd om naar elkaar te luisteren en hun eigen standpunten in relatie tot anderen te plaatsen” (Dibbits, 2020). Centraal staat het streven naar erfgoedwijsheid; het het geheel aan competenties die mensen in staat stellen om zich kritisch tot erfgoed te verhouden en het gesprek daarover te voeren (Publiq, 2020).