Om erachter te komen wat poëzie is,

vroeg ik dichters om een definitie die je hier in blauwe kaders vindt. Daarnaast

raadpleegde ik verschillende literaire bronnen die je links op deze pagina vindt onder Literatuur


Rechts vind je een reflectie op dit gedeelte van het proces en hoe ik tot de conclusie kwam.


Scroll door naar rechts en naar onderen om alles te zien!

 

 

LITERATUUR

Olijven moet je leren lezen | een cursus genieten van poëzie | Ellen Deckwitz verscheen in 2016 bij Uitgeverij Atlas Contact. Een deel van de inhoud verscheen eerder als columns in nrc.next

Deckwitz zegt over de dichter: 'hij zegt niet gewoon wat hij bedoelt, hij zegt precíes wat hij bedoelt." (Deckwitz, 2016, p. 17)

Deckwitz behandelt in haar boek verschillende aspecten van de poëzie met als doel de lezer te helpen haar te lezen. Ze omschrijft vier verschillende vormen van nut;
interieurdesign,
vermaak,
ze maakt je scherper en,
poëzie als teletijdmachine (poëzie kan je waarneming van tijd en ruimte beïnvloeden)

Wat ik meeneem is hoe Deckwitz het effect van poëzie op ons denken omschrijft:"poëzie ontglipt het dagelijkse begrijpen, ze wil niet pleasen en toont daardoor een nieuwe manier van denken.' (Deckwitz, 2016, p. 156)

Wat ik met name meeneem uit dit boek is ten eerste de definitie van Dera op poëzie: 'poëzie is de taal die lak heeft aan het geijkte denken'(J. Dera 2021, p.) en ten tweede de veelheid waarin Dera de poëzie omschrijft, in verschillende uitingen, motieven, vormen en doelen. Het feit dat de poëzie zo rijk is aan al die mogelijkheden kan voor mij niet anders dan betekenen dat de maker die mogelijkheden moet onderzoeken. Om dat te kunnen doen is een bepaalde bewustheid noodzakelijk; wederom iets dat me niet lijkt te misstaan in het onderwijs.

Victor Sjklovski: wat de kunst doet is de dingen vervreemden en de vorm moeilijk maken, de moeilijkheid en de duur van de gewaarwording vergroten, want het waarnemingsproces zelf is het doel van de kunst en deze moet verlengd worden. (pg. 12)

In 2020 verscheen bij Grange Fontaine het tweede deel van Woorden temmen, deze keer geschreven door literatuurwetenschapper Jeroen Dera en dichter Charlotte van den Broeck met als subtitel Van kop tot teen.

Auteurs geven in het voorwoord aan dat het boek bedoelt is als uitnodiging om poëzie te gaan lezen, niet om "de code van het gedicht te kraken (want een gedicht is geen cryptogram) , wel om te ontdekken hoeveel kanten je met een gedicht op kunt." (dera, v.d.Broeck, 2020, p. 3)

In het boek gaan de auteurs ervanuit dat poëzie niet alleen met het hoofd maar met het hele lichaam gelezen kan worden. Het boek is een bloemlezig van 30 gedichten die allemaal staan voor een anatomisch onderdeel.
De lezer wordt uitgenodigd aan de hand van (wederom) doe, lees, denk, weet, schrijf oefeningen zelf actief aan de slag te gaan.


Wat ik meeneem:
de auteurs nodigen de lezer naast het lezen en schrijven van gedichten nadrukkelijk uit tot nadenken en voelen. Er wordt geen letterlijke definitie of omschrijving van poëzie gegeven maar niet voor niets openen ze de bundel met een citaat van Emily Dickinson over poëzie, nl: "Het voelt fysiek alsof het bovenste deel van mijn hoofd wordt weggenomen.'
De gevoelsmatige reactie van een lezer op een gedicht en de beredenering daarop staan centraal in deze bundel.

Poëzie is een ruim begrip. Zowel uit de literatuur als uit de gesproken bronnen lijkt de dichter zelf te bepalen of het gemaakte poëzie is of niet en daar sluit ik mij bij aan. Poëzie is alles en poëzie is niks en alles daar tussenin, zolang de dichter zelf maar zeker weet dat ‘t poëzie is. Ofwel: “Poëzie is alles wat als poëzie gepresenteerd wordt.” (van der Starre, 2021, p. 30)

Schrijftelijke cursus dichten van Willem Wilmink is een herdruk van de in 1992 verschenen 'In de keuken van de muze' dat op zijn beurt weer een samenstelling was van de in Vrij Nederland (rubriek: de blauw geruite kiel) verschenen schrijftelijke cursusboekjes.

Wilmink omschrijft poëzie als 'geneesmiddel tegen gewenning' (Wilmink, 2000, p. 15). Aan het einde van het boek omschrijft hij poëzie als 'de redder in nood' (Wilmink, 2000, p. 296)

Wat ik meeneem uit dit boek is de ruime interpretatie van Wilmink ten opzichte van de poëzie én ten opzichte van de lezer ervan. Hij bemoedigt de vrije interpretatie van het gedicht. Van leraren kun je veel leren, "want leraren weten veel. ....Als ze maar niet met onvoldoendes strooien voor leerlingen die een gedicht een andere betekenis geven dan het schoolboek doet.' (Wilmink, 2000, p. 11)

 “Poëzie is mij verzetten tegen het bedenken van een definitie van poëzie omdat poëzie daarvoor te groot en te divers is” (T. Bruinja, email, 30 september 2021). 

Tsead Bruinja is voormalig Dichter des Vaderlands (2019-2021)

“Zie een gedicht als een ding dat net als alle andere dingen bestaat omdat iemand een idee had, een ingeving. Hij volgde dat idee of ingeving, en gaf daar vorm aan.” (Paris, L.,2021, p. 17).

Poëzie is de olifant in de kamer, de luis in de pels, de spijker op de kop, het fossiel in je oude lagen. Het is de klap in je gezicht, de aai over je bol, de hand op je heup. Het is de spiegel waarin je met groenste vijverblik jezelf herkent, de ander. Het is klank en dans, feest en rouwstoet, het zijn twee dametjes die in de zomerse gracht zwemmen, terwijl je hen vanaf je balkon gadeslaat, hun bleke benen als kikkerpootjes open en sluit, het is de wesp die keer op keer probeert door de heldere ruit, het zijn de haartjes op de gele frambozen, het zijn de wortels van de bomen, ondergronds verbonden, onttrokken aan ons zicht, het zijn de tomaten, ja de tomaten, die je kust, voordat je ze halveert. (F. Arns, persoonlijke communicatie, 1 februari 2022)

Frouke Arns is een Nederlands auteur proza en poëzie en voormalig stadsdichter van Nijmegen

'Poëzie is een plek waar alle tegenstrijdigheden samen mogen bestaan en waar je toch, vanuit een innerlijke noodzaak , ergens probeert te geraken, dwars door alles wat je weet en wat je verteld is heen.'

(de Coux, A. (2022). Nulpunt uit het lood. Poëziekrant, 46(6), 3.)

Deelvraag 2: wat is poëzie?


CONCLUSIE


Poëzie is alles en poëzie is niets en alles wat daar tussenin zit, zolang de dichter zelf maar vindt dat het gemaakte poëzie is.

 

Zowel uit de literatuur als uit de gesproken bronnen blijkt dat de dichter vooral zélf bepaalt wanneer en of het gemaakte poëzie is. Voor dit onderzoek hanteer ik als definitie van poëzie: "Poëzie is alles wat als poëzie gepresenteerd wordt” (van der Starre, 2021, p. 30).

 

 

Poëzie is de kunst om de zee in een glas te vangen

Italiaanse schrijver Italo Calvino (1923-1985)

Waar het citaat oorspronkelijk is verschenen is niet meer te herleiden

Poetry is the language of urgency. It’s timely and timeless. (B. Gons, persoonlijke communicatie, 12 oktober 2021)

Babs Gons (1971) Nederlandse dichter en spoken word artiest.

“poëzie is dansen met taal” (S. Stehouwer, email, 3 oktober 2021) 

Saskia Stehouwer is Nederlands dichter en klimaatdichter

Poëzie is woordkunst, waarbij de tekst (over het algemeen):

-  kort is (zowel de regels als de tekst in z'n geheel)

- een taalspel is met de betekenis van woorden

-  muzikaal is (door gebruik van rijm en/of klank en ritme)

- over alles kan gaan, maar je vaak 'de dingen' anders laat zien dan in alledaagse teksten, doordat vorm, taalspel en muzikaliteit samen vallen. (L. Vogelenzang, persoonlijke communicatie, 30 november 2021)


Poëzie is hyperbewust en geconcentreerd taalgebruik waarbij vorm en inhoud elkaar aanvullen op basis van gelijkwaardigheid.

(H.Mirk, persoonlijke communicatie, 22 februari 2022)

Hanz Mirck (1970) voormalig stadsdichter van zowel Zutphen als Apeldoorn en docent Nederlands op het VO. 

Carl Sandburg (1878): Poetry is a diary kept by a sea creature who lives on land and wishes he could fly.

Amerikaanse schrijver, uitgever en dichter. Het citaat heb ik van Babs Gons en is wel terug te vinden online, o.a. op https://www.poetryfoundation.org/harriet-books/2006/04/journal-day-four-56d34c763488e
maar waar het oorspronkelijk is gezegd en in welke context in niet meer te achterhalen.

Volgens Van Dale is poëzie: “kunst van het dichten” (1999, p. 2606) en dichten: “een werk in dichtmaat opstellen, uitdenken, schrijven” (1999, p.730).

 

Reflectie op het proces en hoe ik tot de conclusie kwam



Ik heb mijn onderzoek als kans gezien om me als dichter, poëziedocent en toekomstig kunsteducator te verdiepen in mijn eigen vakgebied en ben mijn onderzoek gestart met een grondig onderzoek naar de poëzie zelf. Wat is eigenlijk poëzie? Wat beoogt de dichter en wat maakt een gedicht nu een gedicht, waren vragen die mij bezig hielden.


Voor mij persoonlijk is het maken van een gedicht vaak een essentieel onderdeel van een denkproces waarin ik over een bepaald onderwerp tot de kern probeer te komen. Die essentie die daaruit voortvloeit, of die ik hoop te pakken te krijgen, geef ik vorm in een gedicht. Het werkwoord verdichten is voor mij dus erg logisch in het schrijven van poëzie.


Als ik voor de klas sta, start ik mijn lessenreeks poëzie altijd door die vraag aan de kinderen te stellen; wat is eigenlijk poëzie? Gedurende de 4 weken dat ik in de klas kom, lezen, luisteren en bekijken we veel (zo divers mogelijke) poëzie en steeds herhaal ik de vraag: wat ís poëzie? De kinderen komen zeer regelmatig zelf met opmerkzaamheden zoals dat de klank bijzonder is of dat de dichter iets nieuws heeft bedacht.


Aan de hand van een gedicht dat de negenjarige Tara Kabki jaren geleden bij mij in de les maakte en dat als volgt gaat: (zie PDF hiernaast)

leg ik de kinderen uit dat de dichter werkt rondom vier aspecten:
• Vorm
• Inhoud
• Klank
• Originaliteit

 

Om de poëzie voor een breder publiek te kunnen duiden en mijn eigen nieuwsgierigheid naar hoe anderen aankijken tegen poëzie te kunnen voeden startte ik met een onderzoek naar de poëzie zelf. In mijn enthousiasme mailde ik Ted van Lieshout, dichter en kunstenaar voor wie ik grote bewondering koester, met de vraag of ik hem zou mogen bevragen over het onderwerp. Ik had niet verwacht dat hij mij onmiddellijk uitnodigde voor de koffie maar ging een week later met een appeltaart, een berg enthousiasme en een slechte voorbereiding naar zijn huis. We praten een uur over de poëzie, de lessen en het onderwijs en het was een mooi gesprek. Op de weg naar huis pas realiseerde ik mij dat ik het gesprek nauwelijks kon gebruiken voor mijn onderzoek omdat ik geen aantekeningen had gemaakt en niets had opgenomen.

 

Het was het startschot van mijn onderzoek en tevens een voor mij typerende les; nu ik wist hoe ik een interview niet moest aanpakken, kon ik ook bedenken hoe ik het de volgende keer wel moest aanpakken.

Mijn eigen boekenkast is al aardig gevuld met boeken over poëzie. Vele daarvan had ik nooit opengeslagen. Nu dook ik erin. Van het een kwam het ander. Het bleek interessant om ook de bronnenlijsten te bestuderen waardoor ik steeds weer op nieuwe namen en titels stuitte, die ik allemaal in huis haalde.


Ik vroeg een groep bevriende dichter naar hun persoonlijke definitie van poëzie, omdat ik merkte hoe lastig het te formuleren was werd ik benieuwd hoe anderen hoe werk definieerden. De antwoorden waren prachtig, bleven afwezig of waren voor de hand liggend. In de diversiteit van de antwoorden zat voor mij de grootste definitie; poëzie is niet voor een gat te vangen.

 

Opvallend is dat er geen eenduidige definitie van poëzie bestaat, alle definities zijn multi-interpretabel. Volgens Van Dale is poëzie: “kunst van het dichten” (1999, p. 2606) en dichten: “een werk in dichtmaat opstellen, uitdenken, schrijven” (1999, p.730).


Mijn dichtende vrienden kwam met poëtische definities als: “poëzie is dansen met taal” (S. Stehouwer, email, 3 oktober 2021) of zelfs: “poëzie is mij verzetten tegen het bedenken van een definitie van poëzie omdat poëzie daarvoor te groot en te divers is” (T. Bruinja, email, 30 september 2021). “Zie een gedicht als een ding dat net als alle andere dingen bestaat omdat iemand een idee had, een ingeving. Hij volgde dat idee of ingeving, en gaf daar vorm aan.” (Paris, L.,2021, p. 17).


Poëzie is een ruim begrip zoveel is duidelijk. Zowel uit de literatuur als uit de gesproken bronnen lijkt de dichter zelf te bepalen of het gemaakte poëzie is of niet en daar sluit ik mij bij aan. Poëzie is alles en poëzie is niks en alles daar tussenin, zolang de dichter zelf maar zeker weet dat ‘t poëzie is.