Op deze pagina vindt u een pdf met een uitgeschreven begeleidingsverslag. Deze pdf overloopt belangrijke gesprekken, lezingen en lessen in een chronologische volgorde.

 

Het lijkt me echter aangenamer de teksten binnen hun eigen context te kunnen lezen.

 

Onder de pdf kan u de verschillende gesprekken, lezingen en lessen terugvinden die ik in het begeleidingsverslag bespreek en op deze pagina terug rangschik per context.

Ook de gesprekken die ik had buiten de context van FHK en die voor mij relevant zijn binnen het onderzoek staan onderaan op deze pagina.

 

 

 

ANDERE GESPREKKEN BUITEN DE FONTYS CONTEXT

GESPREKKEN MET HANS BOSSMANN, MIJN KRITISCHE VRIEND.


                                                                         

GESPREKKEN MET EXTERNE EXPERTEN

GESPREKKEN TIJDENS DE RESEARCH DAYS

ANDERE GESPREKKEN BINNEN DE FONTYS CONTEXT

9/09/2022

Gesprek met Emily:

 

 

Het is de eerste 'Meesterproef werkdag' van het academiejaar.
We hebben individuele digitale gesprekken over onze onderzoeken.
En ik voel meteen een enorme chaos in mijn hoofd. 

Volgende vragen doemen bij me op:

 

Wanneer de personen die ik contacteer niet reageren, wat doe ik dan?

Ga ik dan gewoon het contact aan met de bewoners op straat?
Hoe doe ik dat?
Als student?
Als kunstenaar?
Pratend?
Dansend?

Word ik hier nu niet heel erg met de neus op de feiten gedrukt?
Ik ben wit en gepriviligeerd.
Welke verhaal heb ik te vertellen?

Is het mijn verhaal?

Wie ben ik om te stellen dat er weinig sociale cohesie is?

Op de deurbellen van de sociale wonningbouw staan veel anderstalige namen. Hoe ga ik daar correct mee om? Hoe treed ik in contact?
En welke lichamelijkheid zet ik daar voor in?

 

Is dit dan een eerste deelvraag?

Is het dan de sociale cohesie die ik onderzoek?
Of (onder)zoek ik het contact?

Nee, het is wel de sociale cohesie die ik onderzoek. Maar ik zet het lichaam ook in om contact te maken.

 

Deelvraag 1:
'Welke lichamelijkheid zet de kunstenaar in om het contact aan te gaan met de bewoners in de wijk?'

 

Is het wel haalbaar in één academiejaar?
Het lijkt wel of ik maar net genoeg tijd heb om het theoretische kader uit te werken. Maar ik wil aan de slag.
Moet ik het theoretische en het praktische splitsen?

Dien ik 'de straat' te laten vallen?
Kan ik het praktische luik in de straat oefenen en het theoretische in de wijk?
Hoe geef ik dat dan weer?
Hoe voeg ik dat weer samen?

 

Een gesprek met Emily brengt soelaas.
Ze vertelt me dat dit een eerste muur is waar ik tegenaan loop.
"Wie initiatief neemt, die komt muren tegen.
Loop niet om de muur heen, sta stil bij de muur.
Wat doet die muur met je?
Wat is jouw aandeel? Wat ligt buiten jou om?
Hoe kan je omgaan met die muur?
Heeft die muur een deur die toegang tot nieuwe informatie verschaft?"

 

Het stelt me gerust.
Dit hoort erbij.
Ik vind het vervelend en spannend tegelijk.

En dat gevoel zou dus blijven...

 

 

 

15/10/2022

 

Thalita Nijland

Thalita was zo enthousiast me te treffen. Ze gaf me meteen twee titels van werken die ik zou kunnen lezen.


 

 
 

‘Ik heb nog veel aan je gedacht’ zei ze.
Ik ontmoette Talitha enkele weken geleden op Fontys tijdens een workshop voor de Meesterproef.
We delen een dansachtergrond en een fascinatie voor het leren doormiddel van het lichaam.
Thalita raadde me aan om het gebruik van embodied learning en het opwekken van verbeelding door het fysiek bewegen als centrale uitgangspunt te nemen voor het onderzoek.
"Wanneer je je kan verbeelden, kan je een empathisch vermogen ontwikkelen. Want je kan je verbeelden hoe een ander zich voelt."
Dit is materiaal voor mijn onderzoek. Maar ik weet niet zeker of ik alles vanuit dat perspectief wil bekijken.


Ze gaf me de tip om nu eerst even te gaan doen, tot ongeveer januari en daarna pas alles uit te schrijven en eventueel te willen vergelijken en verklaren.


Ik mag haar nog contacteren zei ze.
Dat ben ik zeker van plan.
Het half uurtje was zo snel om. We zijn nog niet uitgepraat en ik heb nog heel veel vragen die haar zou willen stellen.
Zoals het verwerken van informatie en het omzetten naar concrete documentatie.
Maar nu dus eerst doen en ervaren. Ik ga er voor!

22 september 2022

Een eerste ontmoeting met Mieke Smet.

Externe expert participatief kunstproject Nieuw Zuid.

 

Mieke is de vriendin van Hans Bossmann, mijn kritische vriend.

Afgelopen zomer, nadat ik Hans had gevraag om mijn kristische vriend te zijn in het onderzoek, zijn de twee op vakantie gegaan en is hier een relatie uit ontstaan.

Mieke woont toevallig in de wijk die ik wil onderzoeken. 

Zoveel toeval bij elkaar voelt te mooi om waar te zijn.
Daarenboven is Mieke textielkunstenaar en heeft ook een atelier in de wijk. [1]

Ik ben steeds een beetje bang geweest om geen toegang te vinden bij de bewoners van de wijk, maar deze kans dient zich dus aan.

Mieke woont evenwel niet in de huurflats van de sociale woningbouw (Woonhaven[2]). Ze woont in Zuiderzicht. Een luxe-torenflat van projectontwikelaar Triple Living.[3]

 

Ik had enige twijfel om haar als eerste aanspreekpunt te nemen.

Zoals vermeld heeft ze nu een relatie met Hans. Hierdoor heeft ze een ander perspectief op het onderzoek. Ze is meer dan een participant uit de wijk. En haar sociale status ligt ver van de bewoners waaruit ik het onderzoek graag zou willen starten.

Dit had ik graag kunnen overleggen met Khalid El Hatri, docent sociaal werk aan de Kareld de Grote Hogeschool in Antwerpen en jury tijdens mijn presentatie van het onderzoeksplan. Als stichter en leidinggevende van de stichting Young Fenix[4], heeft hij tonnen ervaring in het werken met en voor mensen met een migratieachtergond of sociaal zwakkere gezinnen. Hij maakte de opmerking dat ik me zeer bewust dien te zijn dat ik wit en gepriviligeerd ben. Dat ik moeite zal moeten doen om de sociale huurders te bereiken. Dat ik daar een sleutelfiguur voor nodig heb. Iemand die de wijk kent en met die doelgroep werkt of communiceert. Maar Khalid heeft het te druk. 
De tijd verstrijkt en we zijn ondertussen al bijna een maand verder zonder dat ik een sleutelfiguur heb gevonden.
Ik besluit Mieke als eerste bewoner te benaderen.

 

We spreken af in een koffiebar in de wijk.
In de koffie bar zitten enkel witte vrouwen. Het terras is afgespannen met zwarte linten.


Mieke is heel hartelijk.
Ze vertelt me over haar woning. Het gebouw telt 25 etages met elk +/- 4 woonunits.
Er is een bewonersvereniging actief in het gebouw.
Deze vereniging komt op regelmatige tijdstippen samen om zaken te bespreken. Voornamelijk bezorgdheden.
Wanneer ik vraag over welke bezorgdheden dat gaat, vertelt ze dat andere bewoners klagen over overlast. Soms spelen er kinderen in de inkomhal beneden. Dat zou erg storen. Ook is er veel zwerfvuil. Mensen laten hun afval achter in de lift of de gang.
En afgelopen week is er een BIN opgestart. Een Buurt Informatie Netwerk. [5]
Dat is eigenlijk een structurele samenwerking tussen de politiediensten van Antwerpen en de buurtbewoners uit de wijk. De buurtbewoners staan in contact met de ordediensten en kunnen overlast, onrust of een vermoeden van criminele activiteiten melden. Deze samenwerking zou een veiliger gevoel moeten genereren voor de buurtbewoners.
Mieke heeft zelf geen nood aan het BIN.
Er zou een andere buurvrouw zijn die zeer sturend is en deze zaken regelt.
Ze belooft me de contactgegevens van deze buurvrouw nog te bezorgen.

 

Er zou elke week een man actief zijn in de buurt die voor het onderhoud van de groenperken verantwoordelijk is. In deze man zie ik mogelijk ook een sleutelfiguur. Iemand die informele babbels heeft met wijkbewoners. Een aanspreekpunt, een klankbord voor verzuchtingen. De ogen en oren van de wijk.
Helaas kent Mieke zijn naam niet.
Zelf heb ik hem afgelopen zomer niet opgemerkt tijdens mijn wandelingen.
Is dit toeval, of was ik niet opmerkzaam genoeg?

Mieke vertelt me over Circuit.[6]
Circuit heeft als opzet een buurthuis te zijn, maar volgens Mieke kent het een heel moeizame start.
Er is binnen Circuit een kringloopwinkel actief, een fietsherstelatelier, een plantenzaak en een koffiebar van Oxfam. Er worden af en toe workshops georganiseerd waarin je electronica of fietsen leert herstellen.
Mieke huurt er een ruimte als atelier.

Ze heeft zelf een jaar geleden een initiatief opgestart waarbij ze de bewoners van de wijk trachtte te betrekken bij een participatief kunstproject.

Samen maakten ze een duurzaam handwerk. Ze deed dit in samenwerking met Circuit.

Maar na het project is het haar niet meer gelukt de bewoners samen te krijgen. En ze hoopte op een meer diverse groep mensen. Nu bestond de groep uitsluitend uit mensen met een woning van Triple Living en veelal mensen uit haar eigengebouw.


Het accent van Circuit ligt op duurzaamheid, in materiële zin.
Ik kende Cuircuit eigenlijk enkel als kringloopwinkel. Ik ga er regelmatig langs.
Maar blijkbaar kan je ook zelf een ruimte huren om een workshop te geven.
Dit lijkt me interessant voor wanneer ik met verschillende bewoners samen wil komen.

We besluiten samen naar Circuit te wandelen na de koffie.

Daar ontmoeten we Laura Demayer, community manager van Circuit.
Ze is enthousiast over mijn onderzoek en zou graag haar ruimte ter beschikking stellen tegen een democratische prijs. Maar dan zou ik het wel minstens 8 weken op voorhand moeten laten weten.
8 weken...
Dit voelt heel dubbel. Want ik heb het gevoel heel traag te gaan. Ik zou nu echt niet kunnen voorspellen waar ik over 8 weken zou zijn met dit onderzoek.
Om een workshop te organiseren, heb ik eerst deelnemers nodig. En die heb ik voorlopig niet.

Na het gesprek heb ik een dubbel gevoel.
Er is een bewonersvereniging, maar enkel in het gebouw waar Mieke woont, Zuiderzicht. Of er zijn er misschien nog, maar die ken ik nog niet.
Er is wel een BIN, maar dat netwerk heeft eerder een controlerende functie.
Het buurthuis is eigenlijk geen open buurthuis, geen ontmoetingsplek, maar een ruimte waar circulaire projecten een ruimte kunnen huren. De kleinste ruimte kost €750, hoorde ik van Laura. En wanneer ik een workshop zou willen organiseren, of een interventie binnen dit buurthuis, dan zou ik het minstens 8 weken op voorhand moeten boeken. Op voorwaarde dat de ruimte dan vrij is.

En dan vind ik het nog moeilijk dat ik deze zomer geen oog heb gehad voor de man van de onderhoudsdienst.

Wanneer ik terug thuis ben, besluit ik enkele mensen te zoeken en te contacteren:

 

Jonathan Lambrechts van het Buurt Informatie Netwerk Antwerpen.
Misschien staan zij ook in contact met een sleutelfiguur binnen de wijk?

Femke Stroobants, sociaal assistente van Woonhaven, de sociale woningsmaatschappij die de sociale woningen in de wijk verhuurt. Wanneer het me niet lukt om rechtstreeks in contact te komen met de bewoners, dan kan ik misschien via hen contact leggen?



[1] Studio Orimi  @ https://studio-orimi.com/

[2] Woonhaven, Sociale Huisvesting @ https://woonhaven.be/

[3] Triple Living, Project ontwikkelaar @ https://triple-living.be/

[4] Young Fenix, een hulplijn voor jongeren tussen 12 en 25 jaar. @ https://www.youngfenix.be/

Gesprek met Buurtregisseur Carl

5/10/2022

 

Ik heb een gesprek met buurtregisseur Carl van de Genachte.
Een buurtregisseur is een functionaris die werkt als tussenpersoon tussen de buurt of de wijk met al haar bewoners en de openbare diensten van het district Antwerpen.
Hij of zij is zowel een aanspreekpunt als een moderator.
Carl is al geruime tijd de buurtregisseur voor de wijk Sint-Andries. Deze wijk ligt in het zuiden van de stad Antwerpen. In 2010 werd aan hem een prijs uitgereikt door de buurtbewoners van die wijk, de Gouden Neus.
Het was een bekroning voor de inzet die hij levert en een stimulans om anderen aan te zetten tot meer interesse in het wijk- en verenigingsleven.

Met de ontwikkeling van de wijk Nieuw Zuid werd hij aangesteld om ook in deze wijk buurtregisseur te zijn.
Ik heb dus goede hoop dat hij een zicht heeft op sleutelfiguren binnen de wijk. En misschien heeft hij informatie over bestaande netwerken binnen of met de wijk.

 

Carl zegt dat de wijk nog erg nieuw is. Toch is deze in opbouw sinds 2013.
Hij heeft weinig contact met de bewoners uit de wijk.
Op de vraag wanneer hij contact maakt met de bewoners, antwoordt hij dat dit meer in functie is van gemeld overlast.
Er zijn soms wat problemen met sluikstort aan de sorteerstraatjes.

 

Carl praat langzaam en bedachtzaam.
Ik heb het gevoel dat hij zich erg hard achter zijn functie schuil houdt. En dat is eigenlijk ook normaal. Want ik spreek hem ook tijdens zijn werkuren.

Ik vraag hem hoe hij contact maakt.
Daarop formuleert hij een antwoord met een anekdote uit een actie in de wijk Sint Andries.
Wanneer daar problemen waren met sluikstort heeft hij via acties de kinderen in de wijk gemobiliseerd en kwam hij zo in contact met de ouders.
Hij bevraagt me of ik informatie heb over de kinderen in de wijk. Wat heb ik gezien tijdens mijn observaties? Welke kinderen zag ik, hoe bewogen ze zich in de wijk?
We praten over speeltuinen en grasvelden. Maar komen samen tot de conclusie dat er veel kinderen van buiten de wijk naar het park komen. En dat de kinderen van binnen de wijk vaak alleen buiten spelen, zonder ouderlijk toezicht.
We gaan na welke scholen er in de buurt liggen. De kinderen uit de wijk zullen naar alle waarschijnlijkheid in de scholen in de buurt gaan.
Misschien kan ik zo aan contactgegevens komen?
Nu weet ik als onderwijzer dat je als school geen contactgegevens mag delen met derden. Dus beschouw ik dit als een dood spoor.


We praten over Circuit, wat zou moeten functioneren  als de kringloopwinkel en het buurthuis in de wijk.
Carl geeft aan dat hij denkt dat Circuit maar weinig kan betekenen in de wijk. Het ligt op de foute locatie.
De bewoners van de wijk komen er grotendeels in nieuwe appartementen wonen. Zij hebben meestal geen boodschap aan tweedehands spullen.
Zeker het overgrote deel van de nieuwe inwoners kopen in het bovenste prijssegment van de woningmarkt en zullen hun interieur vormgeven met nieuwe spullen.

Ik vraag Carl of hij zelf ook al vaak is gaan observeren in de wijk.
Maar zijn antwoord is wat ontwijkend.
Vooralsnog trad hij voornamelijk op wegens sluikstort, loslopende honden of parkeeroverlast.
Zaken waar ik binnen mijn onderzoek eigenlijk niet meteen aan dacht.
Misschien heb ik ook een te rooskleurige bril op wanneer ik naar ‘het samen leven’ in de wijk kijk.

Ik grap dat er misschien ook wel eens een melding over mij zou kunnen komen.
Want ik ga elke zondag in de wijk plaastnemen om te dansen in de openbare ruimte.
Hier moeten we om lachen en nu pas lijkt het ijs gebroken.
Humor, een sleutel.


Carl vraagt me wat mijn ambitie is met de resultaten van mijn onderzoek.
Ik vertel dat ik denk dat er een rol is weggelegd voor ‘kunst’ in de wijk. En dat ik dit allereerst zou willen onderzoeken.

‘Kunst’ zou ruimte en aandacht kunnen scheppen waarin bewoners, ongeacht of ze in de woningen van Woonhaven of Triple Living wonen, elkaar kunnen ontmoeten en leren kennen.

We denken samen na en Carl vraagt of dit dan een soort ‘werking’ zou kunnen zijn.
Ik antwoord dat ik dat geweldig zou vinden. ‘Dat zou een droom zijn.’ Hoor ik mezelf zeggen.
Vervolgens vraagt hij of ik dit dan alleen wil doen, of eventueel vanuit Costa, het ontmoetingscentrum van Sint-Andries?

Natuurlijk is dit erg fijn en zou ik hier heel concreet op willen ingaan.

Maar dit zijn toekomstdromen en we dienen terug te keren naar de essentie van het onderzoek.
‘Wat zijn mijn volgende onderzoeksstappen?’ vraagt Carl.
Ik vertel over bewegingssessies met bewoners. Kan ik workshops organiseren waarin ik samen met de bewoners op zoek ga naar mogelijkheden om elkaar beter te leren kennen?
Heeft dans en beweging daarin een fasciliterende en misschien zelfs verbindende factor?
Dit zijn de vragen die ik zou willen onderzoeken.

Carl wijst me op de grote verscheidenheid aan culturen bij de bewoners van Woonhaven. Dit is volgens hem echt een struikelblok. Hij voorspelt dat ik geen participanten van Woonhaven zal kunnen aantrekken.

Hij raadt me aan om de sociale assistente van Woonhaven te contacteren.
Of om deur aan deur te gaan met iemand van Woonhaven.

 

Zelf bedenk ik me dat ik misschien wel het meeste tijd zal investeren in de vraag ‘Hoe maakt de kunstenaar contact met de bewoners van de wijk?’

Carl wijst me ook op de moeilijkheden qua timing. De winter is volgens hem een heel moeilijke periode om mensen te ontmoeten. De koude maanden zorgen er voor dat mensen gaan ‘cocoonen’.

Hierna komt hij terug op het dansen in de wijk. Hij vraagt me waarom ik dit doe?
Ik vertel hem dat op deze manier de mensen me al leren kennen en op eigen initiatief in contact kunnen treden met mij. Maar dat ze op die manier zichzelf ook verhouden tot een ‘kunstenaar’. Zonder dat ze eerst  een drempel moeten overgaan om een artistieke ruimte binnen te gaan. Ze komen er in de openbrare ruimte, ongepland, mee in contact.

 

Carl vraagt of ik dan soms het gevoel heb dat mensen niet met kunst in aanraking willen komen?
‘Volgens mij niet echt. Maar soms heb ik wel het gevoel dat de beleidsmakers het niet zo prettig vinden dat ik zo’n open en zichtbare positie inneem.’ Probeer ik voorzichtig.

Heel gesprek lang heb ik het gevoel dat Carl het gesprek stuurt en me soms wat van de rails duwt zodat ik geen al te directe vragen kan stellen.
Hij heeft een positie die indirect gestuurd wordt door het beleid van de stad.
Hij is funtionaris in dienst van...

Met deze opmerking probeer ik een reactie uit te lokken.
En dan pas zie ik de persoon achter de functie.
Carl vertelt, snel en energiek.
‘Dat hij dat niet goed begrijpt. Dat dit enkel maar positief kan zijn. Dat het kansen zou bieden.’

‘Het zou mensen ook kritisch kunnen doe kijken.’ Zeg ik.
‘Ja, dat is waar.’ Zeg Carl.


En dan hebben we het kort over het huidige cultuurbeleid van de stad.
‘Ik kom daar niet direct mee in contact, maar ik volg het wel.’ antwoordt hij.
‘Het is jammer wat er allemaal gebeurt, maar ja...’

En dan gaat de deur terug dicht. Want Carl kruipt terug in zijn functie, aangestuurd vanuit het beleid van de stad.
En dan begrijp ik dat ik ook met iemand van het beleid moet gaan praten.
Want als zij mee de houding tegenover ‘kunstenaars’ bepalen, dan bepalen ze dus voor een stuk mee mijn onderzoek.


Bedankt Carl voor het gesprek.
En graag tot snel.
In een café in de buurt, waar we vrij kunnen praten en elkaar kunnen bevragen.

Als mens.

Eerste gesprek met Hans Bossmann:


3 september 2022

Hans en ik hielden een eerste reflectief gesprek over mijn observaties. En we hadden een verkennend gesprek over zijn rol in mijn onderzoek.

 

Ik vroeg om een reflectie- en sparringpartner te zijn. Iemand die met een kritisch oor luistert en leest en doorvraagt waar hij dat nodig vindt. Hij ging hier mee akkoord. Het gesprek legde ik vast op mijn dictafoon, zodat ik dit zou kunnen herbeluisteren.

We bespraken ook het kader van het onderzoek en de eerst- komende handelingen, zoals het bedenken over een artistieke interventie tijdens de speelstraat.

Hij vroeg me wat mijn theoretisch kader zou zijn en wat mijn praktisch kader.

We overliepen mijn onderzoeksplan. Maar ook hij vond dit veel te ruim. Hij zag wel mogelijkheden binnen de straat en de wijk. Alleen adviseerde hij me om het allemaal niet te ver te gaan zoeken.

Bijvoorbeeld bij de begrippen in mijn onderzoeksvraag.

Hij legde me uit dat je niet altijd alles moet uitleggen. Dat je als artistiek onderzoek ook mag bepalen hoe je iets bedoelt.

Een voorbeeld uit ons gesprek: Het lichaam: het kan een eng begrip zijn, of net een heel ruim. Een hand is ook een deel van het lichaam. Iemand op de grond leggen en er met krijt langsgaan is ook gebruik maken van het lichaam.

 

Waar ik wel over moest nadenken was volgens hem welke positie ik als kunstenaar wil innemen.

Maak ik participatieve kunst? Of ben ik een artistiek facilitator?

Volgens hans ben ik professioneel naïef. Hij bedoelde dat op een positieve manier.

Omdat ik nu pas mijn eerste passen zet in het veld van het artistiek onderzoek, leg ik linken en maak ik aannames die er misschien helemaal niet hoeven te zijn.

 

Maar ook daar zag hij geen problemen. Want dat zou het onderzoek me net leren. En naïviteit zorgt ook voor ontdekkingen. Zeker daar waar anderen misschien net gestopt zijn met zoeken.

 

Mooie quote van Hans: "Vanuit een aanname kan een ontdekking ontstaan, uit die ontdekking ontstaat een conclusie en deze conclusie vormt later mee jouw beslissing. Aannames zijn perfect normaal en wendbaar.”

 

Hij reikte me ook de contactgegevens aan van Mieke. Mieke is een artistieke kennis van Hans en woont bij toeval in de wijk Nieuw Zuid.
Dit wist ik helemaal niet. Maar het vinden van een sleutel kondigt zich dan ook niet aan.

 

Ik vond het een aangenaam gesprek en het gaf me hoop om verder te gaan. De eerste stap leek gezet.

Tweede gesprek met Hans Bossmann:

 

13/10/2022

Hans en ik ontmoeten elkaar na het nieuws over de zelfdoding van buurvrouw, na het afbellen van de afspraak met Ella van Woonhaven en na het bevestigingsbericht van het district Antwerpen over de Speelstraat.

 

Ik leg uit dat ik in de war ben.

Ik voel me gefaald als buurvrouw.
Ik, mevrouw sociale cohesie, ken mijn eigen buur niet eens. Ben ik wel geplaatst om dan dit initiatief te nemen?

“Je komt jezelf wel tegen, en je leert jezelf wel kennen” zegt Hans.

Hans stelt me gerust. Zijn kunst bestaat voortdurend uit sociale projecten. En dan lijkt het alsof hij steeds goed bezig is. Maar hij kent zijn buren ook niet goed. Het is iets menselijk.

Het wil niet zeggen dat je geen gevoeligheid hebt voor sociale cohesie. Het toont dat je als mens, net zoals iedereen, blinde vlekken hebt. Dit onderzoek wijst me op mijn blinde vlekken. Dat vindt hij zeer mooi en waardevol.

“Dit onderzoek leert jou niet alleen iets over de stad, dit onderzoek leert jou evenveel over jezelf. En dat is belangrijk!”

Ik vertel hem dat het me ook bewust maakt van het feit dat ik geen expert ben. En dat ik een workshop over sociale cohesie of verbinding ook nooit als expert zou geven. Eerder zou ik het begrip contact of verbinding in het midden leggen en er samen met de buren naar kijken. Ik wil het onderzoeken. Ik wil er meer over weten.

“Jij bent ook gewoon buurtbewoner.”

“Ja ik ben ook gewoon buur. En het gaat ook helemaal niet over mij. Het gaat over wat er in het midden ligt.”

En dan zeg ik dat ik het voorval in de straat ook niet wil ‘gebruiken’.
Ik wil het niet recupereren onder het mom van het aantonen dat er niet voldoende verbinding is in de straat, of dat ons netwerk te grote gaten heeft, waardoor Jenny is gevallen.

Hans beschrijft dat dit soort zaken vaak een discussiepunt vormen bij sociaal artistieke projecten. “Gebruik je de situatie van de ander voor je eigen kunstenaarschap?”

En voor het eerst stel ik mezelf deze vraag.

“En kom je een keer in de wijk en ga je met de mensen aan de slag om daarna weer weg te gaan? Of ga je jezelf engageren? Ga je echt voelen en luisteren wat er speelt en leeft? En voor hoe lang dan?”

Hans stelt goede vragen. Ik voel dat ik aan een onderzoek begonnen ben dat een langere tijdspanne zal vragen dan dit academiejaar. Het woord ‘engagement’ is herkenbaar en urgent voor me.

Maar er zijn ook mooie dingen aan het gebeuren.
Zo mag ik op gesprek bij de kabinet chef (stafhouder) cultuur van de stad Antwerpen in het stadhuis.

Omdat ik de stad Antwerpen en haar district Antwerpen ook als stakeholder in mijn onderzoek benoem, heb ik aangedrongen op een gesprek over mijn onderzoek.
Hier staat de kabinet chef voor open en ik krijg een uur de tijd om met hem in gesprek te gaan.

Hans vraagt waarom ik dat belangrijk vind.

“Ik vind het belangrijk omdat ik misschien de kans krijg om te duiden dat kunstenaars andere dingen waarnemen. Dat onze antennes kunnen waarnemen waar anderen overheen kijken. En wie weet, kan ik belang van artistiek onderzoek aantonen?”
Hans kijkt me aan.

Ik weet niet uit zijn blik af te leiden of hij me naïef of een fantast vindt.

“Wat wil je daar dan mee bereiken?”

Het is een vraag waar ik nog niet voldoende heb bij stilgestaan.

Ik antwoord iets over hoe kunst de sociale cohesie kan bevorderen via empathie. En dat dit ook ten goede komt voor het samenleven in de stad en dus een positief effect heeft op de stad.
“Zet je kunst dan in?”

We zijn vertrokken voor een gesprek over het inzetten van kunst als educatief middel. “Is het het instrumenteren van kunst?” Hans haalt Gert Biesta aan. Hij doelt op ‘Door kunst onderwezen willen worden’.

En misschien komt het in de buurt. Maar ik wil kunst niet instrumenteren.

We besluiten dat het niet over een instrumenteren maar een materialisatie gaat.

We maken processen die ervaren worden zichtbaar of voelbaar in concrete gedeelde ervaringen.

In kunst en met kunst wil ik anderen en mezelf de kans geven om zich te verhouden met de wereld zoals die zich voordoet. Zo komen ze ook in contact en verbinding met die wereld en wie er deel van uitmaakt.

Hans geeft aan dat dit de essentie is van zijn kunstenaarschap.
Dit is misschien wel waarom ik hem als kritische vriend heb gekozen. Hij is expert. Hij doet wat ik wil doen. Alleen onze discipline en ons materiaal is anders. Maar dat maakt het voor mij net heel begrijpelijk en toepasbaar.

Hans en ik leggen het kunstenaarschap en de kunsteducatie in het midden en beschouwen het in het kader van mijn onderzoek.

Ik zie veel schoonheid in deze ontmoetingen en veel kansen.

”Ja goed, maar jij wil sociale cohesie bewerkstelligen.”

“Nee, ik wil het bevorderen. Kijk, door mijn onderzoek breng ik mensen in contact met elkaar. Op de rest heb ik geen vat.”

“Zou je kunnen streven naar dat je over twee jaar een groepje mensen hebt uit de wijk, die met jou meedoen op regelmatige basis?”

Dit vroeg de buurtregisseur ook. Hij vroeg of ik een samenwerking zou zien zitten met het cultuur- en ontmoetingscentrum Costa in de wijk Sint Andries.
We bespreken wat dat zou betekenen. Een socio-artistieke werkplek?
Ik opper dat je dan misschien ook wel een instrument wordt van het beleid.
Hans oppert dat je ook gewoon deel kunt worden van de wijk.

“Er is nog zo veel waar ik over moet nadenken...”

“Je geeft inderdaad de indruk dat je hoofd erg vol zit. Slaap je nog?” vraagt Hans.

En eerlijk? Eigenlijk niet zo goed.
Waar ik vorige maand dacht dat het niet zou lukken, of dat het allemaal te traag zou gaan, gaat het nu met een rotvaart. Gesprekken, bronnen, actie, ... het gaat snel.

Hans vraagt hoe ik daar dan mee omga.

Ik vertel hem over de kleine theeceremonie die ik met mezelf houd.
Ik drink drie keer thee uit drie verschillende kopjes. Drie keer kies ik lossen thee die ik in het zeefje doe. Drie keer kook ik het water. Drie keer wacht ik tot ik de thee voldoende is afgekoeld om gedronken te kunnen worden. Drie keer drink ik met volle aandacht de thee. Drie keer kijk ik welk beeld de achtergebleven kleine stukjes thee in het kopje achterlaat.

Drie keer ga ik na welke mijn gedachten of gevoelens zijn na het drinken van de thee.

Hans vindt het meer dan een rustmoment. Het is een ritueel en een reflectiemethode.

Hij vindt dat ik dit ritueel vaak genoeg moet herhalen. Misschien wel elke week.

We zien ook een ritueel in het dansen in de wijk op zondag.
Dit ben ik van plan om elke zondagochtend te doen.
“Het is voor mij een moment van observatie. Maar niet enkel van de wijk en alles wat in de wijk gebeurt. Het is ook een observatie naar mezelf toe. Ik word gewaar wat mijn ervaring is.”

Dit vind Hans ook goed.

Hij vraagt of ik de dag en het moment en de plek zorgvuldig in overweging heb genomen.

“Ik kies het park omdat ik daar durf te staan. Daar ben ik vrij, voel ik me vrij. Ik kies 9:00 omdat er dan mensen naar de bakker gaan. Want ik doe het op zondag. Dan nemen veel mensen deel aan het ritueel om pistolets te gaan halen bij de bakker.”
“Dus dan heb je meer kans dat ze je tegenkomen?”
“Ja, inderdaad.”

Hans vraagt me waarom ik in het park sta. Waarom sta ik niet op het plein in het midden van de wijk?

Ik geef aan dat dit ook een stukje zelfzorg is. Het plein voelde niet veilig.

“Je hebt veel ervaring als danser, als performer. Voel je toch spanning als je daar dan staat?”
“Enorm veel spanning. Het is veel spannender dan in een theater.”

“Waarom? Leg eens uit.”

“Weet je wat het is Hans. In een theater kan je nog doen alsof. Je kan het performen. Op straat niet.”

“Hoezo?”

“Als je het dan toch over Biesta hebt, wanneer ik op straat sta, dan sta ik daar met het werk van het hoofd, het hart en de handen. Ik sta daar als mezelf, met mijn intenties. Wanneer ik daar niet oprecht en eerlijk zou staan, dan voelt de Ander dat. Ik sta daar echt als mezelf, en daardoor voel ik me wel kwetsbaar. Maar dat is mooi. Er zit schoonheid in die kwetsbaarheid. En toch mag ik ook voor mezelf zorgen.”

“Dat vind ik echt chique, ja heel mooi en sterk wat je nu zegt.”

 

"Voel jij spanning wanneer je je werk doet?”

“Oh ja, heel erg.”

“Hoe ga jij er dan mee om?”

Hans vertelt dat hij dan dingen verzint zoals de krant lezen. Je bent wel aanwezig, maar niet betrokken. Of dat hij het gesprek probeert aan te gaan, om de barrière te doorbreken.

We komen nog even terug op de speelstraat die ik op 30 en 31 oktober zal organiseren. Op 30 oktober dient de ‘interventie speelstraat’ eigenlijk om op een informele manier in contact te komen met elkaar. Op 31 oktober zou het eerste ijs dan gebroken kunnen zijn en kan tijdens de ‘interventie speelstraat’ de workshop plaatsvinden.
Ik had gehoopt dat Hans zou kunnen komen observeren. Maar hij kan die dagen niet omdat hij dan in Venetië verblijft.
Ik zal dan Sam (mijn man) vragen om te observeren, en ik zal foto’s maken besluiten we.
En dan staan we nog een keer stil bij Jenny.
De Whatsapp-groep die we met de bewoners van de straat hebben, heet ‘Zorgstraat’. In deze groep zou ik de buren ook informeren over de workshop.

“‘Zorgstraat’, en dan springt er iemand van het balkon. Omdat we niet voldoende voor elkaar hebben gezorgd.” Zeg ik.

“Dus het is wel broodnodig dat we meer verbonden zijn met elkaar. Misschien komt het dan wel op het goede moment, de workshop? Of misschien ook niet?”

“Dat ga je merken” zegt Hans.

“Het kan een mooi moment worden om er bij stil te staan.”

 

Hier besluiten we het gesprek over het onderzoek te beëindigen.
We gaan nog even verder over hoe de dood in ons leven aanwezig is. Maar we wijken af.


 

Bronnen:

 

Biesta, G., (2020), Door kunst onderwezen willen worden, Kunsteducatie ‘na’ Joseph Beuys, ArtEZ Press.

  

Bossmann, H., (2020), United Objects, Antwerpen, De Veerman.


15/10/2022

Matthew Lloyd

 

Ik had eigenlijk een gesprek staan met Guilermina Bustos

Guillermina bleek niet bereikbaar te zijn. Ze kwam niet in de vergaderruimte. Ik stuurde haar ook een mail, maar ze antwoordde niet.
Rieke zag het gebeuren en schoot me ter hulp.
Ze vroeg aan Matthew Lloyd of ik met hem een gesprek kon voeren.
Ik werd naar de vergaderruimte van Matthew geleid en zo begon ons gesprek.
Omdat ik me niet had kunnen voorbereiden op Matthew, ik had geen tijd om zijn praktijk of achtergrond uit te bestuderen, voelde ik dat ik niet meteen een prangende vraag voor hem had. Ik kreeg ook de kans niet. Want toen ik mezelf voorstelde, vond Matthew mijn achtergrond en motivatie zo intrigerend, dat hij heel veel vragen begon te stellen.
“How did your journey through dance and the education of young children bring you here today?”
Een vraag waar ik zelf nog niet had over nagedacht, maar die ik samen met hem behandel.
Ook de vraag waarom ik me zo aangesproken voel om sociale verschillen te onderzoeken en te onderzoeken hoe een kunstenaar contacten kan faciliteren tussen de bewoners van de wijk Nieuw Zuid liet hem niet los.
Ik vertelde dat het voor mij gaat over kansen creeëren. Het komt voor mij steeds weer neer op het schenken van tijd, aandacht en ruimte aan zaken waarover we als samenleving vaak aan voorbij gaan.
Je zou kunnen stellen dat we ook niet voldoende stilstaan bij een mooi blad op de pleintegels onder een boom.  
Maar er is iets dieper in mezelf.
Ik wordt door mijn onderzoek verplicht om in de spiegel te kijken.
Ik heb zelf, ondanks wit en hoogopgeleid, ook al kansarmoede ervaren.
Dit is volgens Matthew mijn drijfveer en mijn kracht. Het is wel degelijk aan mij om dit onderzoek te voeren en om hier over te vertellen.

Matthew zei dat heel mijn leven me tot op dit punt had geleid. Dat dit mijn persoonlijke pad was en dat ik dit onderzoek ook vanuit dit pad mag communiceren. Het is net de eerlijkheid en de oprechtheid die voeding geeft aan de urgentie.
"whow Anke, I'm really impressed! You are thruly the right person on the right place."
Ik genoot van het compliment. Maar ik merk dat het dus ook wel tijd wordt om aan een positionering te denken. Want het ontbreken van een eerlijke communicatie staat het logische vervolg van het onderzoek in de weg. 

Oef, dat is wel een berg om te beklimmen!

Ik zie er ook wel een beetje tegenop.

 

17/11/2022

Een tweede gesprek met Mieke Smet
Vandaag spreek ik af bij Mieke thuis, in de wijk Nieuw Zuid.
Mieke woont op de 13e verdieping van Zuiderzicht. Een grote witte wolkenkrabber.
Wanneer ik de woning van Mieke betreed, zie ik meteen haar sculpturen hangen.

Mieke is textielkunstenaar. Ze deed een jaar geleden een kleinschalig participatief project met bewoners uit de wijk waarbij elke bewoner een handwerk kon maken, geïnspireerd op het circulair gebruik van energie en materialen. Het resultaat van dit project kan je bekijken in Bar Just, de koffiebar in de kringwinkel Circuit. Voor mij is ze dus een expert. Want zij is me voorgegaan in het betrekken van buurtbewoners in een artistiek project.

Mieke houdt er van om haar sculpturen bloot te stellen aan weercondities. Daarom hangen en liggen er ook sculpturen op haar terras. Ik doe de balkondeur open om de werken te kunnen bekijken.
Het valt me op dat wonen op de 13e verdieping wel erg hoog is. Ik voel de wind.
Het panorama op de stad en het park van de wijk is adembenemend!

Tijdens dit gesprek staan we stil bij de verschillen en de overeenkomsten tussen het ‘wonen’ in de toren Zuiderzicht en de appartementsgebouwen van Woonhaven.
Het wordt een interessant gesprek over een verschil van perceptie op gelijkaardige gebeurtenissen.
Hoe ervaren bewoners het inkopen bij de supermarkt?
Hoe ervaren ze het naar de bakker gaan?
Hoe ervaren ze het uit eten gaan?
Zonder meteen een vooroordeel of veronderstelling te poneren, proberen we deze gebeurtenissen in het midden te leggen.

Ik vertel dat ik contactgegevens heb kunnen ontvangen van bewoners van Woonhaven en dat ik dus in de nabije toekomst gesprekken zal voeren.
Mieke denkt graag mee over mogelijke vragen.
Waar voelen ze zich thuis in de wijk?
Waar voelen ze zich welkom?
Wat is hun uitzicht?
Hoe ervaren ze de school? (de ingestorte school)
Hoe ervaren ze het licht in de wijk.
Hoe ervaren ze het geluid in de wijk?
...
Het is fijn hier met Mieke over te kunnen sparren.

Hierna vertel ik haar hoe ik van Ella Vylders van Woonhaven te horen kreeg dat Triple Living, de projectontwikkelaar van de wijk, een zwart doek hing aan de terrassen van de bewoners van Woonhaven.
Mieke en ik fantaseren over een soort ‘terrasmanifest’.
We bedenken hoe we de bewoners kunnen betrekken om hen de kans te geven hun identiteit en persoonlijkheid te kunnen leggen in een textielkunstwerk dat we over het zwarte doek van Triple Living zouden hangen.

Ik zie hier wel mogelijkheden in. Mieke is voorzichtiger.
Ze legt me uit dat we dit best in samenspraak doen met Woonhaven en Triple Living.
Het is duurzamer om met hen als partner te werken.
Pas dan weten we zeker dat we de bewoners niet in een moeilijk parket brengen.
Ik geef haar gelijk.

Maar ik vind het wel een brilljant plan!

 

Diezelfde avond stuur ik een mail naar de CEO van Triple Living.
Die contactgegevens had ik gekregen van onze kabinetchef Cultuur.
En nu heb ik een goede aanleiding voor een gesprek.
Ten eerste mijn onderzoek, en ten tweede een mogelijk participatief project.

Gesprek met Ella van Woonhaven

06/10/2022

 

Ella is de leefbaarheidsmedewerker bij Woonhaven, de sociale woningbouwvereniging.

Woonhaven verhuurt de appartementen aan de bewoners in hun gebouwen in de wijk Nieuw Zuid.
Als leefbaarheidsmedewerker is zij het eerste aanspreekpunt voor de bewoners over het wonen en leven in de gebouwen.
Maar ze houdt zich ook bezig met het welbevinden van de bewoners.
Als opleiding volgde ze sociaal werk, en ze vindt het naar eigen zeggen belangrijk dat de bewoners graag leven en wonen in de wijk.
Ik vertel haar dat ik de wijk heb geobserveerd en dat het me opviel dat de groep bewoners van Woonhaven weinig contact lijken te hebben met de andere bewoners in de wijk.
Ella knikt instemmend. ‘Dat is ook zo.’
‘Ik zou ze wel in contact met elkaar willen brengen.’, zeg ik.

 

‘Dat is echt heel moeilijk.’ Het woord ‘moeilijk’ valt meteen in het begin van het gesprek.
Ik zeg haar dat ik denk dat daar wel een rol voor kunst is weggelegd. Dat ik geloof dat kunst er wel voor kan zorgen dat er verbindingen ontstaan.
‘Ja, maar zelfs de bewoners van de andere woontorens...’ Ze aarzelt.

 

En dan ratelt ze:
‘Zelfs de rijkere, als ik ze zo mag noemen, zijn weinig betrokken tot de wijk. Er wonen heel veel expats. Die mensen blijven daar niet lang. Blijkbaar staat 30% van het gebouw Zuiderzicht leeg.’
Het zijn cijfers en inschattingen. Maar droog, hard en weinig hoopgevend.
‘Enkel de mensen van Woonhaven blijven er echt wonen.’, zegt ze.
‘Ik bedoel, als je bij Woonhaven op ’t Nieuw Zuid kan wonen, dan heb je chance (geluk). Dat zijn echt mooie appartementen. Je zou ook op het Kiel of op de Luchtbal kunnen wonen.’
Het Kiel en Luchtbal zijn andere wijken in Antwerpen. In die wijken staan er ook grote gebouwen van Woonhaven. Maar de verschillen zijn er minder zichtbaar. Het Kiel en Luchtbal zijn algemeen achtergestelde wijken. Er heerst veel kans-armoede.
Ik vertel haar dat ik ooit ook nog als alleenstaande moeder op de wachtlijst heb gestaan voor een woning van Woonhaven. ‘Toen stond ik op de wachtlijst voor het Kiel. Maar ik heb er nooit één toegewezen gekregen.’
Ik voel dat ze even pauzeert.
Pas nu voel ik een opening.
Ze bekijkt me, waar ze eerder in het rond keek.
Ik ben één van haar mensen. Ik ben niet zomaar iemand met een exotische fascinatie voor mensen die minder kansen hebben gekregen.

 

‘Ik denk dat dat ook wel mijn motivatie is en waarom ik me verbonden voel met de bewoners in de wijk.’ Vertel ik verder.
Ella knikt en beaamt. Haar schouders gaan omlaag en ze ademt uit voor ze praat:
‘De wachtlijsten gaan over jaren... Heb je al contact gehad met Circuit?’
Ik antwoord dat ik al contact heb gehad met Laura.

 

‘Wij willen ook nauwer samenwerken met Circuit. We willen de bewoners ook daar naartoe krijgen. Vorig jaar in de paasvakantie hebben we samen met Circuit een actie gedaan met de kinderen van Woonhaven. We maakten een paas-piñata met paaseitjes in. Maar we hebben dat echt aan de deuren van de appartementsgebouwen moeten doen, want anders kwamen de bewoners niet. Dat was fijn, maar Laura is vrij nieuw. En we willen zoiets wel terug oppakken. Dus we gingen volgende week eigenlijk overal nog eens bellen. Dat werkt eigenlijk het beste. Gewoon overal gaan bellen en zeggen... “Hallo ik ben Ella van Woonhaven, we willen dit met jullie doen.”... Dat werkt eigenlijk het beste. Niet met flyers of met brieven, of zo. Dat werkt niet!’
Heel veel informatie.

 

En als ik nog zou twijfelen over flyeren in de brievenbussen, dan heeft Ella die twijfel weggenomen.
‘Ik zal even uitleggen wat ik wil doen.’, zeg ik. ‘Ik zou graag fysiek aan de slag gaan met de beide bewonersgroepen, waarbij ze in contact komen met elkaar. In de vorm van drie workshops zou ik hen elkaar willen laten ontmoeten. Ik zou daarbij de fysieke grenzen willen respecteren. We gaan niet meteen voor direct fysiek contact. We kunnen heel laagdrempelig en veilig beginnen.’

 

Ella is geboeid. Ze luistert.
‘Mijn vraag aan jullie is eigenlijk hoe ik in contact kom met de bewoners. Hoe werf ik die mensen voor die workshops?’
‘Awel, wat ik denk... kinderen, dat werkt altijd beter. En gewoon binnengaan, aanbellen.’
Dan moet ik wel eerst binnegeraken, want de toegangsdeuren beneden aan de portalen zijn altijd op slot.’

 

‘Dan ga ik mee, geen probleem. Dan heb ik de bewoners ook nog eens gezien. En het helpt waarschijnlijk wel dat ik er bij ben.’

 


 

 


 

Ik leg haar ook mijn idee met de magnetische puzzelstukken in de lift uit.
Ik zou allerlei (geklede) lichaamsdelen en mijn hoofd willen ophangen, waar anderen dan een persoon mee kunnen maken. Hier zou ik een gebruiksaanwijzing en mijn whatsapp willen bijhangen. Zo kunnen de knutselaars een foto maken en die naar me appen. Op die manier kan ik telefoonnummers vergaren en een whatsapp-groepje starten. Een mini-netwerk. Dit vind ze een heel leuk idee. Ze weet alleen niet zeker of de wanden van de lift magnetisch zijn. Maar dat zouden we dan kunnen testen wanneer we daar zijn.

 

‘Als het niet in de lift kan, dan kan het wel in de gang.’
Ella vertelt me dat er ooit al eens een puzzelproject was geweest. Dat elke bewoner een puzzelstuk kreeg en dat er aan de uitgang een tafel was om samen een puzzel te maken. Maar dat was in een andere wijk, in een gebouw met maar één uitgang. Maar daar zijn volgens haar oplossingen voor.
Ze kent niet alle gebouwen vanbuiten.
Ze is verantwoordelijk voor alle bewoners van Woonhaven in de postcodes 2000 en 2018. Dat is een enorm groot gebied. Dat is heel het centrum van Antwerpen en de Zuidelijke wijken.

 


 

 


 

En dan vertelt Ella iets wat me raakt.

 

‘Ik moet er toch dringend naartoe. We hebben bericht gekregen van Tripple Living over de tuintjes van de bewoners van Woonhaven. Ze vinden ze niet uniform genoeg. Nu willen ze daar een doek voorhangen.’
Tripple Living is de projectontwikkelaar van de wijk.
De tuintjes van de bewoners van Woonhaven zijn eigenlijk balkons met aanplanting of wat bloempotten met planten in. Sommige bewoners hebben ook sierverlichting gehangen, of een windgong.
Tripple Living zou zich storen aan de mik mak aan materialen en aanplantingen. Dit zou de wijk ontsieren.

 


Voor mij betekent dit:

 

De bewoners van Woonhaven leggen een stukje van hun identiteit in hun tuintje. Ze geven hun esthetiek weer aan de hand van planten, potten, versiering. Ze laten voorbijgangers zien dat zij daar wonen. Dat dit is wat zij mooi vinden. En laten dus ook voor een groot deel zien wie zij zijn.

Dit raakt me echt heel diep.
In mijn tuintje voel ik me thuis. Tussen de zorgvuldig uitgezochte planten, de rozen die ik verzorg en koester. De potten die ik heb verzameld of heb gekregen vormen voor mij een weergave van een verhaal. Een collage aan materiaal. Voor mij is mijn tuintje een kunstwerk.

 

‘Maar het is niet erg, ze gaan er zelf voor zorgen.’ Ella probeert me gerust te stellen. Maar het lukt haar niet. Op dat moment besluit ik dat ik ook met iemand van Triple Living wil spreken.

 

We maken een afspraak om bij de bewoners langs te gaan op 13/10/2022.

 

En zelf maak ik met mezelf de afspraak om uit te zoeken wie ik kan contacteren bij Triple Living.

 

 

 

Ik had heel lang uitgesteld om Woonhaven te contacteren.
Het voelde lange tijd toch een beetje alsof ik via de huisbaas van de bewoners in hun leefwereld zou komen.
Maar ik vond geen andere mogelijkheid.
Het voelde niet juist om hen zomaar aan te spreken op straat.

 


Ik wil dit juist doen,

 

ik wil dit voorzichtig en doordacht doen.

 


Ik wil dit zorgzaam doen.

 


En nu ben ik blij dat ik Ella heb ontmoet. Want zij is blij met mijn vragen en met de aandacht die ik aan de wijk wil schenken.
En zo zie je dat je elkaar kan helpen.

 

Het rizoom wordt zorgzaam uitgebouwd.

 



7/10/2022

Coaching sessie 1:

Ben Hekkema

 

We hebben een eerste groepsgesprek over wie we zijn en waarom we de studie volgen.

 

We bespraken wie we zijn, wat ons fascineert en wat we willen onderzoeken.
Welke onzekerheden ervaren we daar in?


Uit het gesprek neem ik volgende zaken mee:

 

“Ik weet het niet” mag ik niet meer gebruiken.
Ik weet het heel goed waar ik naartoe wil. Ik ben best ambitieus.
Ook op kunsteducatie heb ik een duidelijke visie. Deze mag ik uitdragen.

Fascinatie en onzekerheid liggen in dezelfde poel.
Een onderzoek is dus inherent een persoonlijk proces.

Ik bepaal mijn eigen reikwijdte.
Ben besprak met ons “the circle of control”.
Deze neem ik mee in mijn onderzoek.



15/12/2022

 

Gesprek met Inger Woltinge, archeologe en leidinggevend onderzoeker bij BAAC Vlaanderen.

 

 

We vergeleken onze onderzoekstrategieën en onderzoeksprocessen met elkaar.

Ik had namelijk het gevoel dat ik geen structuur had. En toch voelde ik intuïtief een link met de archeologie.
We ontdekten veel overeenkomsten en Inger nam me bij de hand door haar onderzoeksmethode. Zo legden we mijn data naast een archeologisch onderzoeksproces.
In de wijk leg ik volgens Inger ook bloot wat er (nog) niet zichtbaar is.

Inger vond het een heel fijne oefening. Ze vroeg zich af of het voor de archeologie ook geen slecht plan was om een artistiek onderzoeker mee te laten lopen met een archeologisch onderzoeksproject. Zodanig dat daar ook meer zuurstof en andere bevindingen zouden kunnen komen.

 

Ik beschrijf het gesprek uitvoerig in mijn blogpost van 18/12/2022.



 

4/11/2022

Onderzoekswerkdag met Carry:

 


Carry legt uit wat de bedoeling is op Research Catalogue. Tot dan bleef het een soort mythisch platform waarop veel mogelijk is, maar niets duidelijk.

Carry neemt Anke Werker en mezelf even apart om een aanvang van een expositie uit te werken.

We werken rond structuur.

Anke Werker en ik komen zo tot de vaststelling dat ons onderzoeksonderwerp anders is, maar onze insteek qua onderzoeksverslag en -weergave veel gelijkenissen vertoont. We geven beiden onze voortgang weer op een etnografische manier. Anke Werker zelfs vanuit auto-etnografie. Dit is bij mij niet consequent zo.

Dit doet ons beiden deugd. Want we hadden alletwee het gevoel dat wij ons onderzoek niet zouden kunnen weergeven op Research Catalogue.


Ik besluit dat ik toch in een soort dagboek-achtige structuur blijf schrijven, in een chronologische volgorde.

Gesprek met Bert Corluy

9/11/2022

Kabinetchef Cultuur bij de Stad Antwerpen.

 

Vanochtend las ik in de krant de reactie van Schepen van Cultuur Ait Daoud.
Op social media werd deze middag door verschillende culturele organisaties opgeroepen om komende zaterdag samen te protesteren.
Er is veel commotie en ik ben bang dat mijn geplande gesprek met de kabinetchef niet kan doorgaan.
Ik besluit er van uit te gaan dat als het gesprek net zou kunnen plaatsvinden, dat ik dat dan wel zou ondervinden.


Het kabinet van Cultuur ligt in het Stadhuis van Antwerpen.
Wanneer ik me aanmeld, krijg ik een badge en een routebeschrijving.
Wat me als klein meisje en ook nog als volwassen vrouw onmogelijk leek, blijkt vandaag redelijk simpel te zijn.
Ik bedien de deuren met mijn badge. Een man komt bij me aan de lift staan.
“Ook voor het kabinet van Cultuur?” probeer ik. “Nee, voor omgeving. Ik ben architect. Afin, ik doe onderzoek naar architectuur en omgeving.”
“Interessant, dan hebben we een gedeelde fascinatie.”
 In de lift leg ik uit waar mijn onderzoek over gaat. De architect verlaat de lift op de eerste verdieping, maar houdt de deuren nog even tegen wanneer hij de lift uitstapt. “Misschien zien we elkaar straks nog, na onze afspraak. Ik hoor graag meer over uw onderzoek, maar ik moet me nu wat voorbereiden. Het blijft toch spannend he?” Hij schraapt de keel en laat de deuren los.
“Succes!” zeg ik nog voor de deuren volledig sluiten.
Op de verdieping van het kabinet aangekomen ga ik door een lange gang met kantoorruimtes voor ik in een soort hal terechtkom met een groen tapijt. Een grote koepel zorgt voor een fel daglicht op het hout van balustrades en ingemaakte schappen.
Het is een imposante ruimte. Ik voel opwinding.
In de hoek van de ruimte zie ik Bert Corluy praten met een medewerker.
Hij ziet me en ik wandel glimlachend op hem af. “Ik geloof dat wij een afspraak hebben voor een gesprek?” zeg ik wanneer ik mijn hand uitsteek.
“Jazeker, mevrouw Zijlstra. Volgt u mij alsjeblieft.”
Corluy zijn hand is warm en groot. Ik probeer te verstoppen dat ik onder de indruk ben door de ruimte en door de context.


In zijn kantoor nemen we plaats aan een grote glazen tafel.
Wanneer ik vraag of ik het gesprek mag opnemen op mijn dictafoon, zegt Corluy dat hij dat niet kan toestaan. Hij kadert dit in de situatie ten gevolge van de protesten en alle tegenstemmen in de media omtrent de besparingen op cultuur door het kabinet. Ik probeer nog te verduidelijken dat ik dan wel kunstenaar ben, maar geen verborgen agenda met me meedraag. Corluy zegt nogal stellig dat het hem spijt, maar dat hij een zekere verantwoordelijkheid draagt tegenover het kabinet.
Omdat ik het gesprek niet in de weg wil zitten, besluit ik hier geen strijd van te maken.
In potlood noteer ik in een schrift de staakwoorden die me het gesprek moeten helpen onthouden. Ik vraag hem of hij op een latere datum mijn notities wil nalezen. Dit is voor hem niet nodig. Hij is er van overtuigd dat ik het gesprek zal weergeven hoe het in werkelijkheid is verlopen. Hij zet zijn wijsvinger met veel kracht op het oppervlak van de tafel.
Ik ervaar een zekere druk.
Wanneer ik het stadhuis verlaat na het gesprek schrijf ik op een terras van een café onmiddellijk alles in volzinnen neer:

 

We praten over mijn onderzoek in de wijk Nieuw Zuid en wat dit soort artistiek onderzoek niet enkel voor de bewoners van de wijk, maar mogelijks ook voor een stad als Antwerpen kan betekenen.


Corluy vindt bepaalde elementen zeer interessant.
Het lichaam inzetten om te onderzoeken heeft volgens hem voor- en nadelen.
Hij erkent dat we allemaal een lichaam hebben en dit voor een gemeenschappelijke factor zorgt. Maar hij doet een uiteenzetting over hoe we het, cultuur-afhankelijk, allemaal anders gebruiken. Toch vindt hij het niet-talige aspect enorm tot de verbeelding spreken. En hij kan zich inbeelden dat dit dan weer een zeer gunstig effect kan hebben in een meertalige en multiculturele stadscontext.
Maar dan begint hij over hoe artistiek onderzoek ook in kaders moet passen en dat dit dan weer afhankelijk is van bepaalde geldstromen. Hiervoor moet een project volgens hem dan weer voldoen aan beleidsdoelstellingen.
Hij vertelt over de urgentie van de kunstenaar en hoe die onafhankelijk van fondsen of subsidiëring moet kunnen werken. Een kunstenaar die betaald wordt door de stad is geen autonome kunstenaar volgens hem.

Ik voel dat hij eigenlijk een verdediging begint voor de beslissingen die de afgelopen weken zijn genomen door dit kabinet.
Ik probeer op een diplomatische manier te verduidelijken dat ik op dit moment niet aan de tafel zit om fondsen te werven.
Hij lijkt verbaasd en bekijkt me vragend.
Hierdoor ontstaat er een stilte die niet ongemakkelijk is, maar die me net de kans geeft mijn aanwezigheid opnieuw te kaderen.

 

“Als kunstenaar leg ik graag iets in het midden om te beschouwen. Iedereen mag zich daar toe verhouden.”
Ik leg een denkbeeldige ‘kunst’ met een groot handgebaar in het midden van het glazen oppervlak.
Corluy is gefascineerd en schuift zijn stoel dichter tegen de tafel. Hij kijkt naar de plek waar ik de ‘kunst’ heb neergelegd.

“De kunstenaar houdt een spiegel voor.” zegt hij. Hij gaat verder: “Soms ook bewust een verkeerde spiegel. Iets wat past in zijn kraam.”
Ik leg hem uit dat ik als artistiek onderzoeker zeker mijn context meedraag in mijn onderzoek, maar het onderwerp graag in het midden leg zonder dat ik meteen iets heel bepaald wil teweegbrengen. “Wat ik probeer te scheppen is tijd, ruimte en aandacht voor het onderwerp en iedereen die zich daartoe wil verhouden.”
Dit vindt hij een mooi uitgangspunt.

Hij kent dit eerder vanuit de Angelsaksische cultuurwereld en zegt dat daar sociaal-culturele projecten bottom-up ontstaan. Maar hij vraagt zich af of er niet altijd een activistische agenda is bij dit soort projecten.
Ik vraag hem of er een verschil kan zijn tussen een activistisch en een politiek sociaal-cultreel project?
Kunst is sowieso politiek besluiten we. Maar niet alle politiek is activistisch.
“Is een artistiek ‘onderzoek’ sowieso dan ook politiek?” vraag ik hem.
Corluy lacht en verwijst naar de academische wereld die vaker dit soort artistiek onderzoek inzet, maar volgens hem sterk vanuit een eigen perspectief kijkt.
Bijna onmiddellijk zegt hij dat de onderzoeken door universiteiten toch ook al te vaak beperkt blijven tot papier en data. Hierdoor rest er volgens hem geen plaats meer voor vragen en twijfel.

 

Hier pik ik op in: “ ‘kunst’ en artistiek onderzoek genereert vaak meer vragen dan antwoorden.”

Corluy leunt achterover.
Hij suggereert dat ik misschien op zoek kan gaan naar partners en culturele organisaties die door een breder veld gefinancierd worden.
Hij noemt volgende organisaties:
-STAAN

-Arenberg
-Archipel

-Rooftoptiger

En hij adviseert me om zeker ook Triple Living te contacteren, de projectontwikkelaar van de wijk Nieuw Zuid. Volgens Corluy kunnen zij mogelijks een ruimte ter beschikking stellen waarvan ik samen met de bewoners gebruik zou kunnen maken. Dit zou voor het praktische gedeelte van mijn onderzoek zeer handig kunnen zijn.
Corluy geeft me de contactgegevens van de CEO van Triple Living.

"Met mijn welgemeende groeten" zegt hij en hij duwt zijn wijsvinger weer krachtig op de tafel.
Hierna geeft hij me nog contactgegevens van andere projectontwikkelaars. “Je weet nooit ” zegt hij.
Zo werkt het dus, netwerken, bedenk ik me.

 

Hierna vertelt hij dat mijn onderzoek wel wat gelijkenissen vertoont met de start van het werk van Sihame El Kaouakibi.[1]
(Ik begrijp de vergelijking. El Kaouakibi startte een participatieve culturele organisatie voor allochtone jongeren in de wijk Antwerpen Kiel, Let’s Go Urban[2].

Zij kregen danslessen en huiswerkbegeleiding. Voor elke jongere werd er coaching voorzien om hen te begeleiden in hun zoektocht naar werk en een betere sociaal-economische situatie. Een heel knap initiatief. Maar na enkel jaren grote bedragen fondsen en subsidies te hebben verkregen, bleek de boekhouding van de organisatie niet te kloppen en had El Kaouakibi zichzelf en familieleden via de overheidsgeldstromen verrijkt. De organisatie werd opgedoekt en de stad en andere overheidssponsors leden gezichtsverlies.)

Ik probeer te accentueren dat ik vandaag met een onderzoek bezig ben en nog niet met het opzetten van een organisatie.

 

Colruy vraagt waar mijn carrière in dans begonnen is.
Ik vertel hem het verloop van mijn opleiding en loopbaan. Hier reageert hij zeer enthousiast op. Hij spreekt over de plannen voor een grote biënnale in het Middelheimpark en het kunstwerk van William Forsythe dat daar ligt.[3] Volgens hem is dat een ideale manier om dans en beeld met elkaar te laten versmelten. En mensen komen zo dan ook in contact met dans.


Ik vertel hem over mijn kleine onderzoek aan de Scheldekaaien waarvoor ik elke donderdagochtend plaatsnam in de openbare ruimte om klassiek ballet te dansen. Zo konden passanten zich rechtstreeks tot dans en de kunstenaar verhouden.

Corluy antwoordt dat hij het erg belangrijk blijft vinden dat zo veel mogelijk jongeren, maar ook volwassenen kunnen deelnemen aan kunsteducatie. Hij wijdt uit over de Stedelijke Kunstacademies en hoe zij toch een ruim aanbod hebben voor ‘cursisten’.
Ik probeer te schetsen dat er voor mij nog een belangrijk verschil ligt in het bijwonen van een artistieke of muzische -les en het participeren aan een kunstwerk of performance.

Het gesprek zit in een aangename flow en ik heb het gevoel dat Corluy nu echt ontspannen is. Hij praat meer vanuit zijn eigen interesses en perspectieven en minder vanuit zijn positie als kabinetchef.
Maar dan wordt er op de deur geklopt en vertelt een medewerker dat de chauffeur wacht om hem naar de ontmoeting te brengen met een diplomate uit Japan.
Ik wordt terug naar de imposante hal geleid.
Daar zie ik de Schepen van Cultuur, Ait Daoud in de hoek een positie innemen voor een camera.
“Bert, ge staat in beeld!” roept ze.
Ik wandel naar de gang met de lift, maar dien haar hier voor te passeren.

“Awel, hoe is’t?” vraagt ze me en reikt me de hand.
Ik heb haar nog nooit eerder ontmoet.
“Goed, dankjewel. En met u?” vraag ik.
Ze antwoordt terwijl ze me de hand schudt:
“Bwa, dat gaat hoor. We moeten ons allemaal zien te redden he? Zeg, tot snel he. Dag.”
Ik knik en glimlach.
Haar antwoord verwart me.

Het gesprek heeft anderhalf uur geduurd.
De architect van daarstraks kom ik niet meer tegen in de gangen of de lift van het stadhuis.
Wanneer ik op de kasseien van het marktplein voor het stadhuis sta, maak ik een klein sprongetje. Voor een meisje uit de sociale woonwijk is ontvangen worden in het stadhuis nogal wat.



[1] https://www.sihame.be/

Sihame El Kaouakibi richtte Let's Go Urban op, een sociaal-artistieke organisatie. Ze zetelde ook in het Vlaams parlement als volksvertegenwoordiger voor Open VLD.


[3] https://middelheimmuseum.be/nl/pagina/william-forsythe

Het Middelheimpark is een groot sculpturen- en landschapspark in Antwerpen. De Choreograaf- beeldend kunstenaar William Forsyth creërde een sculptuur voor het park.

Derde gesprek met Hans Bossmann


24/11/2022

Afgelopen weken heb ik heel veel gesprekken gehad in verband met dit onderzoek.

Zowel met mensen die gaan over beleid, als met Ella van Woonhaven en heb ik de bewoners van Woonhaven voor het eerst ontmoet.
Dit genereerde zo veel data, dat ik me overspoeld voel.

Ook kreeg ik van Falk Hübner te horen dat ik mogelijks geen onderzoek meer aan het voeren was, maar een project aan het leiden was.
Dit had me zodanig aan het wankelen gebracht, dat ik me verlamd voelde en mijn passen had stilgezet.

Waar zit het verschil tussen een onderzoek en een project?

 

Dit zijn twee grote onderwerpen en Hans besluit dat we met de kleine dingen moeten beginnen.
“Laten we eens naar jouw knoop kijken en bekijken of we iets kunnen ontwarren.”


Hij vraagt hoe het voelt om in contact te treden met de bewoners van Woonhaven?

Ik vertel:

“Ik voel heel erg sterk de urgentie om eigenlijk veel vaker bij hen te zijn. Om me toe te spitsen op hen. Omdat ik zie hoe er over hen gesproken wordt. En nu heb ik hen zelf kunnen laten vertellen. Zo wordt duidelijk dat er tussen perceptie en presentatie een verschil zit.
En het is in die ruimte, in dat verschil, die zone daartussen dat ik me begeef. Dus ik voel dat ik wel moet blijven communiceren en praten met dat middenveld, waar dus ook die andere actoren, dat organiserend en beleids- kader zich begeeft. Maar dat is echt veel...”


Hans vraagt waarom ik dat zo urgent vind om dat middenkader zo te blijven betrekken?
Ik vertel:

“Omdat ik hoop dat ik hen af en toe aan het meedenken, of gewoon al denken, krijg. Misschien herkennen ze of erkennen ze wel iets van wat ik hen zeg of vraag?”

Hans vraagt wat het dan ‘geen project’ zou maken?
Ik vertel:

“Omdat een project voor mij meer op de vloer tussen de bewoners zou plaatsvinden. Dan zou ik ook echt gaan uitvoeren. Dan zou ik met hen aan de slag gaan.
Nu vergaar ik informatie en data en inzichten. Deze data deel ik ook verder.
Door mijn gesprekken probeer ik een netwerk bloot te leggen. En daar waar er nog geen is, daar kan ik eventueel de kiem van een netwerk weergeven.
Wat ik wel zie is een kans voor een project na dit onderzoek.
Het is alsof het onderzoek weer geeft wat het kader zou kunnen zijn voor een werking, voor een project.”

 

Hans vertelt dat dit middenkader sowieso een plaats inneemt in het artistieke werk. Of je nu met een onderzoek bezig bent, of met een project, je zal steeds rekening moeten houden met dit middenkader.
Binnen onderzoek omdat je wil weten wat hun kijk en wat hun link is met de vloer.
Binnen projecten omdat je van hen afhankelijk bent voor mogelijke fondsen of netwerken.
Hij zou het ‘stom’ vinden moest ik deze kansen, deze gesprekken, niet onderzoeken.

Ik herken wat hij zegt en ik formuleer heel zoekend een antwoord.

“Ik merk dat ik probeer in kaart te brengen wat de randvoorwaarden voor zo’n project zijn. Hierdoor verschuift het effectief met de bewoners samen aan de slag gaan op in tijd.
En nu heb ik het gevoel dat dit onderzoek zich dus zal spitsen op de vraag ‘Wat zijn de randvoorwaarden voor een participatief kunstproject in de wijk?’

 

Hans vindt dit een zeer legitieme vraag.

“Als dat een deelvraag is binnen je onderzoek, dan is dat toch een heel fundamentele vraag.”

Hij vraagt me wat ik dan zo erg vind, of wat me zo beangstigt?
Ik vertel:

“Ja maar, dan schuift alles zo hard op in tijd, dat ik niet meer tot aan de kern van mijn onderzoek kom.”

Hans vraagt of dat dit wel echt zo is?
Volgens hem doe ik tijdens dit onderzoek zo veel kennis en ervaring op die belangrijk en essentieel is.
Maar dien ik deze ervaringen en kennis wel als data te blijven behandelen.
Ik hoef niet meteen alle data die ik heb als kansen aan te grijpen om iets uit te voeren.
Want daar heb ik geen tijd voor. Dat zou me erg ver weg leiden van mijn onderzoek.
Maar, het is heel kostbare data voor na het onderzoek. Want dan heb ik inderdaad wel de bouwstenen om eventueel een project uit te werken.
“Je hebt wel een hele mooie voorbereiding.”

 

Ik schrik even.
“Voorbereiding op mijn onderzoek? Wat ben ik nu dan aan het doen?”

 

Hans stelt me gerust.
“Nee, geen voorbereiding op je onderzoek. Voorbereiding op een project!”

Daarna vraagt hij of ik een korte inventaris kan geven van alle actoren en spelers op het speelvlak. Hij beschouwt de wijk en de straat, de context van het onderzoek, als speelvlak.
Hij stelt voor deze letterlijk in kaart te brengen. Want nu mis ik overzicht en hierdoor kan ik geen keuzes maken. Daarom sleep ik steeds alles maar mee in mijn onderzoek.
En ik voel ook dat ik dat wil doen. Maar ik weet niet goed hoe.

“Daar moet je echt gewoon je eigenheid in vinden. Op een dag zie je het netwerk en geef je het weer op een manier die jij passend vindt. Maar zorg er voor dat je niet nodeloos veel tijd investeert in de actoren die nu, op dit moment, minder relevant zijn.”

 

Ik vertel dat ik soms moeite heb om alle data te categoriseren.
Hans vraagt me welke categorieën ik zie of welke lagen er dan in het onderzoek zitten?
Ik soms op:

“Het lichaam, het sociale weefsel, het beleid, de architectuur.”

En ik zeg hoe dat dat dan eigenlijk allemaal ingrijpt op elkaar.
Hans vraagt hoe ik dat dan wil weergeven.
Ik vertel hem over de ‘positionering’ die we moeten maken en hoe ik met schema’s aan de slag ben gegaan om het inzichtelijk te maken.
Ik toon hem de schema’s. In deze schema’s betrek ik ook Politiek, filosofie, kunst en educatie.

“Waarom betrek je er zo veel theorie bij?”
Ik vertel hem dat de opleiding dit verlangt. Dat je je met je onderzoek ook dient te verhouden tot het werkveld nabij en verder af, regionaal, nationaal en internationaal.
Dat vind ik al een onderzoek op zich.” Oppert Hans.
En ik vind dat hij gelijk heeft. Maar dat zou dan enkel desktop onderzoek zijn.

Hierna hebben we een gesprek over kunstenaars die zich ook inzetten om sociale cohesie te bevorderen.
We komen op kunstenaars als Seppe Baeyens, Merlijn Twaalfhoven, Jeanne Van Heeswijk, ...
Ergens stelt het me gerust dat hij namen noemt die ik ook associeer met dit soort kunstenaarschap.
Ik vraag hem of hij zich in dat rijtje thuis voelt.
Hans vertelt dat hij geen wereldverbeteraar is. Dat zijn werk wel een soort missie heeft, maar eerder op persoonlijke schaal. Met zijn werk wil hij kansen bieden aan het artistieke vermogen van anderen. Dat wel. Maar het stopt bij het individu.
Hij vraagt of ik in dat rijtje thuis hoor.
Ik vertel:

“Nee, ik werk op micro-niveau. Voor mij is het belangrijk om kansen te scheppen voor kunsteducatie. Ik denk niet dat ik de wereld ga verbeteren. Maar misschien wel het leven van een mens. En hopelijk van een aantal mensen. En niet echt verbeteren, maar rijker maken. Want uit een rijker leven ontstaan er netwerken die verder reiken. En dat is, geloof ik, wat ik wil bereiken met mijn kunstenaarschap.

Hans besluit dat het normaal is dat ik me overstelpt voel.
Dat dit ook bij het onderzoeksproces hoort.
Maar dat ik er misschien ook goed aan doe om spaarzaam met mezelf om te gaan.
“Ik denk dat je diep in jezelf echt wel weet wat dit onderzoek je aan data oplevert. Je moet ook durven stoppen met zoeken en beginnen onderzoeken wat je al hebt.”
Ik leg uit dat de gesprekken met de bewoners nu eindelijk kunnen beginnen. Dat ik dat echt wel wil doen.
“Ja, dat is goed, maar baken het dan af in tijd.”

Ik besluit dat ik in januari de laatste gespreken voer die mee in het onderzoekslogboek komen.
“Dat lijkt me goed.”

 

Wanneer we afscheid nemen zegt hij:

“Mooi mens, je bent goed bezig hoor. Niet twijfelen aan jezelf. Maar probeer overzicht te creëren.”

En hij heeft gelijk. Ik moet nodig wat overzicht creëren.

19/11/2022

 

Mark Lee


Het was een beetje zoeken naar een gemeenschappelijke grond. Hij houdt zich voornamelijk bezig met digitale connecties. Ik blijf net heel erg in het fysieke hangen.
We kwamen niet veel verder dan de tegenstellingen en de gemeenschappelijkheden rond onze onderzoeken te spotten.
Ook taal bleek een beetje een barrière.
Ik voelde dat het Engels me toch wat moeite kostte.
Marc zijn Engels was ook best lastig te ontcijferen. Hij is eigenlijk een Duitstalige Zwitser.
Het zoeken naar een gemeenschappelijk Engels was op zich al een uitdaging.
Al had ik het gevoel dat we ook daardoor wat aan de oppervlakte bleven.

Maar hij had wel enkele bronnen die interessant konden zijn.
Eentje daarvan was de kunstenaar Dimitri van den Witte. Marc adviseerde me hier via Instagram contact mee op te nemen. Wordt vervolgt.

Ook was hij zo opmerkzaam om een aanname van me vast te stellen.
Namelijk dat mijn houding tegenover de beide groepen in mijn onderzoek hetzelfde zou zijn. Maar dat is natuurlijk niet zo.
Iets waar ik de komende dagen nog wat over wil nadenken.
Het bepaalt namelijk ook weer hoe ik mijn positionering aanvang en hoe ik mijn onderzoek zal communiceren.

4/02/2023

Gesprek met architecte Nele Samsonn architecte bij Cuypers & Q architectenen lid van GECORO, Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening.[1]

 

Nele geeft me inzicht in projectontwikkeling, wijkontwikkeling, procedures, actoren, verantwoordelijkheden...
Het is een erg lang gesprek over theoretische kennis, maar ook over de impact van architectuur op sociale processen op stedelijke schaal.

 

Een goede architect is volgens Nele iemand die enkel ontwerpt wat er toe doet.

Iemand die weloverwogen beslissingen neemt in het belang van de gebruiker en de omwereld.
Die omwereld kan de medegebruiker of de medebewoner zijn, maar ook de omgeving, dichtbij of veraf.

Nele legt me ook heel helder uit wat het verschil is tussen een projectontwikkelaar, een wijkontwikkelaar en een architect.
Een projectontwikkelaar heeft een ander doel dan een wijkontwikkelaar.
De eerste zal enkel uit economisch standpunt vertrekken. Met name zo veel mogelijk units op een zo klein mogelijke grondoppervlakte. Daarom dat er in de wijk ook in de hoogte gebouw wordt.

Een wijkontwikkelaar is iemand die deze gebouwen dan op een optimale manier bij elkaar past. Optimaal kan hier al een gedeelde betekenis krijgen. Enerzijds ook een economische invulling, zo optimaal mogelijk gepuzzeld zodat er veel woningen en gebouwen in de wijk passen. Anderzijds ook een functionele invulling. Waar functioneel dan nog kan bepaald worden door de richtlijnen van de overheid (De Stad in dit geval), of door de eigenaar van de site (Triple Living in dit geval).

Het gebeurt dat ene wijkontwikkelaar ook stilstaat bij de psychologische en sociale impact op de gebruikers of de bewoners. Maar dit is eerder zeldzaam.

 

De architect spitst zich dan weer toe op de esthetiek, de stabiliteit, de functionaliteit , de sociale- en de psychologische impact van het werk dat hij ontwerpt.
Tenminste als het een ontwerpend architect is en geen technisch architect. Die zijn vooral bezig met materiaalstudies en stabiliteitsstudies.

 

We overlopen op welk niveau het mogelijks fout gelopen is met de school die ingestort is.
Dit zou volgens Nele op een nog ander vlak kunnen liggen dan aan de architect. Mogelijks is hier de aannemer meer verantwoordelijk dan de architect en is het een fout in de opvolging en uitvoering. Maar Nele geeft ook aan dat alle bovenstaande partijen, de projectontwikkelaar, de wijkontwikkelaar, De Stad, de architect, de aannemer en zelfs een individuele bouwvakker een fatale fout of een onzorgvuldigheid gemaakt kan hebben.

 

Ik vind het fijn deze technische uiteenzetting te mogen aanhoren. Want, ook al voel ik heel veel wanneer ik in de wijk ben, ik kan het niet altijd benoemen met de juiste termen. En dat voelt soms een beetje als een handicap.

 

Nele is erg geïnteresseerd in mijn onderzoek en vraagt of ze mag komen kijken.
Ik nodig haar uit.
Als expert zal zij me veel feedback kunnen geven.



[1]  GECORO is een adviesraad die zich buigt over de goedkeuringsprocedure van o.a. het gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan, de gemeentelijke uitvoeringsplannen, de gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen en de planologische attesten.

Hun advies is niet bindend. Meer info: https://www.antwerpen.be/info/

 

 

 

 

19/11/2022


Helen Scarlett O’Neill

 

Scarlett houdt zich bezig met participatieve projecten en met gemeenschapskunst in de UK.
Ze heeft PPS gestudeerd aan Fontys.

Dit gesprek ging echt met een vaart...
We waren eigenlijk allebei heel opgewonden over de overeenkomsten in ons werk en in ons onderzoek. Ze was blij dat mijn onderzoek een manifest karakter heeft. Toen ik zei dat ik bang was dat dat eerder een aandachtspunt was, iets wat ook als nadeel kon gezien worden, lachte ze dat weg. Volgens haar was dit net de kracht van het onderzoek. Een groter contrast met het gesprek van Mark Lee kon er niet zijn...
Ze was heel erg verrast dat ik al zo diep in het onderzoek zat.

“Your doing it already!”
Ook de methodes die ik inzet vond ze heel goed uitgekozen.
Ze begreep wat ik deed, hoe ik het deed en waarom ik het zo deed.
Het wandelen, de gesprekken met het bolletje klei, het dansen in de wijk en het blog.
En ze begreep ook wat ik nog wil doen, hoe ik dat wil doen en waarom net op die manier.
Het samenbrengen van de bewoners in één ruimte en de observatie van hun lichaamstaal.
Het was een fijne bevestiging.

Ze fantaseerde dat ik samen met de bewoners pistolets zou kunnen kneden en bakken. Want ik dans op zondag in de wijk, wanneer iedereen naar de bakker gaat voor verse pistolets. Dit is iets wat hen verbindt met elkaar. Dit zou ik kunnen inzetten. Bij het kneden zouden we dan ook ons lichaam moeten inzetten. Misschien zit er een choreografie in?
Ik voelde dat ze dit soort associatief denken al heel erg onder de knie heeft.
Ook verwees ze naar één van haar eigen projecten. Transit Festival in Kensington Chelsey.
Hier krijg ik nog beeldmateriaal over van haar.
Een bron die zij me gaf was
Kristoff Wodiczko, een Poolse kunstenaar.
To be uitgepluist.
In dit gesprek was de Engelse taal helemaal geen barrière.
Ik kreeg nog een geweldig compliment.
Helen vond dit een PhD-waardig onderzoek. Het is volgens haar zo mooi gelaagd en zo uitgebreid. Hier moet meer tijd en ruimte aan geboden worden, vond ze.
Ik zou niet weten hoe daar aan te beginnen. Maar ik zou het enorm fijn vinden hier nog heel lang aan te kunnen werken.

18/11/2022

Coaching sessie 2:

Ben Hekkema

 

We hebben uitsluitend een gezamelijke sessie. Hierdoor komt er weinig over het onderzoek aan bod.
Wel bespreken we de vrije ruimte en wat we tijdens de opleiding zeker nog willen leren. Waar willen we ons in bekwamen?


Aan mij wordt gevraagd hoe ik als afstudeerder tegenover mijn competenties als kunsteducator staan. Ben ik gegroeid tegenover het vorige academiejaar en ligt dit in lijn met onze visie op kunsteducatie?

Het is heel interessant om hierbij stil te staan.
En ik merk dat mijn visie op kunsteducatie sterk in lijn ligt met mijn visie op mijn kunstenaarschap.
Dit heb ik dus wel zeker aan de opleiding te danken.


Hierna nemen we de onderzoeken binnen de vrije ruimte van de starters onder de loep.

Het valt me op dat zowel Anouk als Sven heel interessante studenten zijn met een diepgravend onderzoek.


Een element dat bij ons alledrie terugkwam was het probleem met afbakening. Wanneer is het genoeg? Wanneer doe je genoeg? Wanneer heb je genoeg?
Ben vertelt dat we genoeg hebben wanneer wij aangeven dat het genoeg is.

En ik weet niet waarom het zo hard bij me binnenkomt, maar ik voel dat ik hier op een struikelblok stoot.
Ik ben moe. 
Ik ga tot het uiterste binnen en buiten mijn onderzoek, deze opleiding en mijn baan. Maar ik heb het gevoel dat het eigenlijk nooit genoeg is. Er wordt wel eens mee gelachen. Maar eigenlijk is het diep droef en een grote valkuil.

Er leeft een diepe onzekerheid in me die een onopvulbaar gat heeft gemaakt.

En ik heb het gevoel dat ik dat gat toch moet vullen om het te dichten.
Maar wie of wat heeft die onzekerheid daar geplaatst?

Dat is volgens Ben voer voor therapeuten.


Het slaagt als een natte dweil in mijn gezicht.

Misschien ik zelf wel...

Na de sessie ben ik lamgeslagen.

Ik trek me terug en probeer mijn gedachten en mijn acties terug te ordenen.
Waar ben ik mee bezig?

Met onderzoek.
Met welk onderzoek?
Met dit onderzoek.

Wat heb ik al binnen het onderzoek?

Ik heb al wel wat data, maar nog niet de data die ik wil.

Wat dien ik dan nu te doen?

Maar in mijn achterhoofd huist er wel een stem: "Doe niet te veel, probeer niet het gat te dichten. Doe wat nodig is, niet zomaar wat in het wilde weg."

Rustig en berekend orden ik nodig en onnodig.


En het helpt.



Gesprek met Jeff Cavens

24/01/2023

Zaakvoerder Triple Living

Projectontwikkelaar en wijkontwikkelaar Nieuw Zuid

Antwerpen

 

(Het gesprek kan niet worden opgenomen op voice-recorder.)

Ik ontmoet Jeff in het hoofdkantoor van Triple Living.
Hij vond het interessant om met me samen te komen en mijn onderzoek te bespreken, maar had vooral veel interesse naar de bevindingen die ik tot nu toe had waargenomen.


Triple Living is een stakeholder binnen mijn onderzoek.
Een betere sociale cohesie in de wijk, waar Triple Living projectontwikkelaar van is, zorgt voor een beter leefklimaat en een grotere bezettingsgraad van hun woningen.


Jeff steekt van bij het begin van het gesprek dit economische belang niet onder stoelen of banken.
Toch heeft hij ook veel aandacht voor vragen zoals “Hoe inclusief wilt u de wijk?”
Hij vertelt over de initiatieven die ze sinds het begin van de wijkontwikkeling genomen hebben. Handelszaken werden financieel ondersteund, samenwerkingsverbanden met Woonhaven en de dienst Stadsontwikkeling van het district werden op hun vraag in gang gezet. En bijna onmiddellijk zegt hij “Maar het kan nog beter, daar ben ik me van bewust. Is het hier veilig? In de meeste opzichten wel. Gender, afkomst, mensen met beperkingen, ... Daar ligt volgens mij geen probleem. Is de wijk ontworpen vanuit een idee van gelijkwaardigheid? Nee, dat klopt, dat is niet het gevalt. Maar dat wil niet zeggen dat we dat volledig aan de kant schuiven.”
Hij haalt o.a. een buurtfeest aan op initiatief van het bedrijf.


Ook het buurthuis Circuit was in oorsprong een gebouw en onderneming van Triple Living. Later heeft het district deze onderneming overgenomen. Jeff betreurt dat er niet meer voor de wijk en de buurtbewoners wordt georganiseerd vanuit het buurthuis.
“Misschien moet ik hier toch eens achteraan. We hadden gehoopt dat Circuit een ontmoetingsplek kon worden en dat er meer gebruik zou kunnen gemaakt worden van de ruimtes daar.”


Ik vraag of de bewoners van de wijk andere zaken of gelegenheden hebben om elkaar te ontmoeten dan Circuit of de openbare ruimte.
Hij antwoordt dat het niet gemakkelijk is om de juiste horecaondernemers aan te trekken.
Omdat het nieuwbouw-panden zijn, zijn de huurprijzen ook hoger. “Een bestaand pand in een bestaande wijk restaureren of inrichten kost minder aan de uitbaters. Een volledig nieuw pand vormgeven kost echt veel meer. Hierdoor gaan uitbaters ook mikken op hogere inkomsten. Zo wordt de zaak vaak exclusiever. Maar we zijn in onderhandeling met een restauranthouder die zich op het iets goedkopere segment wil toeleggen, pizza en pasta. We gaan ook in gesprek met een koffiezaak die hier een vestiging zou willen betrekken en hun producten aan democratische prijzen willen verkopen. De fitnesszaak hier op de hoek steunen we ook. Zij betrekken het pand een jaar gratis. Zo kunnen ze hun inschrijvingsgeld laag genoeg houden.”


(Het doet me denken aan het gesprek dat ik had met K. Zij gaf tijdens het gesprek aan dat ze dit soort zaken wel mist in haar wijk. Jeff staat dus wel open voor signalen en vragen vanuit de bewoners.)


We bespreken het proces van een identiteitsontwikkeling van een wijk. Jeff geeft zelf aan dat dit ook vanuit de bewoners moet komen en dat wanneer Triple Living dit zou proberen vormgeven van bovenhand, dat zoiets niet zou werken. We zijn het er over eens dat wanneer de bewoners hier eigenaarschap in zouden krijgen en nemen deze ontwikkeling een meer duurzaam karakter zou hebben.
Hij geeft ook aan dat Triple Living maar tijdelijk de wijkontwikkeling op zich zal nemen.
Hij hoopt stellig dat het district dit verder opneemt en samen met de bewoners aan tafel gaat zitten.
Ik vraag hem of er geen samenwerkingsverband is met het district? Deze samenwerking zou volgens hem nu ontoereikend zijn.
“Het is de dag van vandaag niet gemakkelijk om iets gedaan te krijgen qua ontwikkeling of ondersteuning. Daar is het klimaat niet naar. Maar dat weet jij zelf ook, als kunstenaar.”


Zelfs het onderhoud van de openbare ruimte werd volgens Jeff in eerste instantie door Triple Living zelf georganiseerd. Zowel de paden als het groen werden door hen zelf bijgehouden. Pas na enkele jaren namen de stadsdiensten (diensten van het district Antwerpen) het onderhoud over.


Ik kom er in dit gesprek achter dat het bedrijf van Jeff ‘wijkontwikkeling’ als een belangrijke taak ziet.
Naast gebouwen en andere materiële structuren, probeert hij met Triple Living ook de ‘wij’ in ‘wijk’ te ontwikkelen.
“Wij doen natuurlijk niet enkel aan altruïsme, maar we vinden het wel belangrijk dat deze wijk een aangename thuis kan zijn voor alle bewoners die er deel vanuit maken.”
Hierop haak ik even in met een opmerking van de dochter van Mevrouw W., één van de bewoners van Woonhaven.
Zij heeft een tuintje op het gelijksvloer met uitzicht op het pad en het park. Ze was erg teleurgesteld wanneer haar tuindraad werd overspannen met een zwart doek van Triple Living. Triple Living zou de ‘rommel’ in de tuintjes ontsierend gevonden hebben voor de buurt. Daarom zouden ze de tuintjes omheind hebben met een uniforme afsluiting, een lang zwart neteldoek.
De bewoners hadden nu minder lichtinval in de tuin. En nog belangrijker, volgens de vrouw werd hun decoratie en hun tuininrichting gezien als ‘rommel’.
Ik vertelde deze anekdote aan Jeff omdat ik wilde laten ervaren wat ‘identiteit’ zou kunnen zijn als begrip. Voor de bewoners van Woonhaven is het inrichten van hun tuin ook een vorm van het tonen van hun eigenheid. Ze zijn trots op hun tuintje met hun spullen en hun inrichting. Hier een zwart neteldoek voor hangen, opdat de voorbijgangers dit niet meer zouden waarnemen, is zo mogelijks het voorkomen van een stukje identiteitsontwikkeling.
“Krijgt elke bewoner dan evenveel kans om zich hier thuis te voelen?” vroeg ik.

Jeff bedankte me voor de anekdote. Hij vond het een goede opmerking en zei dat hij er over ging nadenken: “Misschien is er een betere oplossing? Of misschien hadden we dit beter met de bewoners besproken. We hadden het thans met Woonhaven overlegd. Maar misschien hebben zij hun huurders niet bevraagd?”


Ik vertelde dat ik hier ook een mooie kans zag voor kunst.
“Kan er niet samen met een textielkunstenaar niet op zoek gegaan worden naar een oplossing waarbij de bewoners zelf ook een inbreng kunnen doen? Kan er niet samen met hen aan de slag gegaan worden om een afsluiting of een doek te maken in co-creatie?”
Dit vond Jeff een heel fijn idee. Hij zou het opnemen met het team.
Wanneer ik dit idee zou willen uitvoeren zou ik een ruimte van Triple Living kunnen gebruiken.


We dachten na over andere artistieke initiatieven die een plek zouden kunnen krijgen in de wijk. Ik sprak over dans en muziek. Jeff zag dat vormgegeven als festiviteit, ik eerder als vast aanwezig element. Ik gaf het voorbeeld van Atelier Léon van Seppe Baeyens in Molenbeek, waar iedere zaterdagochtend gedanst kan worden door iedereen, gratis en onder leiding van een professioneel workshopbegeleider.
Jeff vond het een fantastisch initiatief, maar vroeg zich af of het aan zijn bedrijf was om de organisatie van dit soort initiatieven te ondersteunen, of dat het district hier niet een betere en meer duurzame partner in kon zijn. Toch bevestigde hij dat dit soort impulsen heel belangrijk zijn voor de cohesie in de wijk. Hij nam het woord cohesie zelf in de mond en ik voelde dat hij dit niet als verkooppraatje klaar had.


Ik vroeg hem of hij wist wie het witte doek aan het schoolgebouw had weggehaald. Ik ging er eigenlijk van uit dat Triple Living dit had gedaan.
Het doek dat de werf omspande nam het zicht weg van de ravage die achterbleef na het instorten van het schoolgebouw.
Op het witte doek had iemand met een zwarte spuitbus in slordige letters “OLIE OP DOEK” geschreven.
Ik interpreteerde het als een kritische knipoog naar de drie grote kunstgalerieën die uitkijken op de ruïne van de school. Het contrast tussen de dure galerieën en het overblijfsel van een ramp waarbij vijf gastarbeiders het leven lieten en teintallen gewond werden, werd op deze manier pijnlijk duidelijk.
Twee maanden terug had iemand op een plek voor de “OLIE OP DOEK” “KLEUR” bijgeschreven op het doek. Maar nu is het doek verwijderd.
Jeff zei dat hij niet wist wie dit heeft weggenomen en dat hij het persoonlijk wel jammer vond. Niet alleen omdat de ruïne nu pijnlijk zichtbaar is in het straatbeeld, maar ook omdat hij de tekst zelf ook beschouwde als een artistieke daad.
We waren het eens over het manifest karakter en vonden beiden dat dit soort elementen zeker passen in de wijk.


Ik gaf aan dat ik wel initiatieven zag van Triple Living om beeldende kunst in het straatbeeld te brengen. Zo zijn er de Manimals van Randall Casaer. De wezens van de beeldend kunstenaar zijn op ramen in de wijk geschilderd.
Jeff zei dat kunst sowieso belangrijk is voor Triple Living en dat hij me volgde in de kansen die kunst kan creëren voor de wijk en haar bewoners.
“We hebben nog een andere wijk in opbouw, de slachthuissite, daar werken we samen met Rooftoptiger om een brug te bouwen tussen de nieuwe site en de bewoners. Het kan interessant zijn om hier iets gelijkaardigs te doen. Maar dan wil ik dat het van hieruit vertrekt.”

Hier ging ik volmondig mee akkoord, het werkt niet om een werking die ingebed is in een andere wijk hierheen te brengen. Zij hebben geen voeling met wat leeft in deze wijk.
“Als je nog ideeën hebt, geef het aan me door. Wie weet komen er wel mogelijkheden” ging Jeff verder.
“Waar woon jij?” vroeg hij. Ik antwoordde dat ik in de wijk Het Zuid woon. Hij lachte: “Dat is niet ver, dat valt al mee.”

“Projectontwikkelaars hebben een slechte naam, daar zijn we ons van bewust. Maar we doen er alles aan om onze bijdrage te leveren aan de bredere maatschappelijke context” vervolgde hij.
Het leek alsof Jeff zich wil excuseren voor zijn positie.


“Dans je iedere zondag in de wijk? Dan moet ik toch eens komen kijken.”

Ik wees hem op het onderzoekende karakter van het dansen in de wijk.
Hiermee probeerde ik het gesprek ook terug richting mijn onderzoek te trekken, want ik kreeg het gevoel dat er nu te veel focus ligt op een mogelijke samenwerking. Terwijl ik misschien niet echt ambieer om in die positie te komen staan.

Maar Jeff staat recht en geeft aan dat het gesprek afgerond wordt.

We hebben drie kwartier met elkaar gesproken.
Ik bedank hem voor zijn tijd en aandacht.
“Nee, alsjeblieft, jij bedankt! Ik vond het zeer interessant. Je hebt mijn contactgegevens, houd me op de hoogte. Wanneer je aan iets concreets denkt, laat het me zeker weten!”.
Ik antwoord dat dit ook in de andere richting geldt.
Hij schudt me stevig de hand en leidt me naar de uitgang.

Vierde gesprek met Hans Bossmann

 

19/03/2023
Ik ontmoet Hans in de Art Telex, een kunstgallerie in het centrum van Antwerpen.
Hij heeft daar een expositie met zijn ‘United Objects’. Een participatief kunstproject.
Het is het project waarbij ik hem heb leren kennen en waarin ik enkele jaren geleden ook zelf heb deelgenomen als participant. Objecten uit de Kruithof-collectie worden door Hans volledig wit geschilderd, waarna participanten met zwarte en gekleurde stiften ‘alteraties’ worden toegepast. De voorwerpen worden in de openbare ruimte gezet en worden door andere participanten opgepikt of ergens anders achtergelaten.

Het uur voor de opening van de gallerie gaan we nog een keer over mijn onderzoek.


Hans vraagt wat ik nu aan het beschrijven ben.
Ik vertel dat ik de onderzoeksvraag uiteenrafel en dat ik de deelvragen die daar in vervat zitten één na één tracht te beantwoorden. Ik laat hem mijn Research Catalogue zien.
Hans vindt dit een mooie structuur, maar hij wijst me er op dat dat heel veel werk is.

“Moet het echt in tekstvorm? Kan het niet een beeld of een kunstwerk zijn?”

Ik leg uit dat de doelgroep van mijn communicatie dit waarschijnlijk wel verwacht.
Hij vraagt wie mijn doelgroep dan is.
Ik zeg dat in princiepe iedereen doelgroep kan zijn. Ook de bewoners, ook toescouwers, ook de stadsdiensten.... Maar dat ik met dit onderzoek toch ook wil aantonen dat artistiek onderzoek diens plek mag opeisen in de academische wereld. Dat ik wellicht data heb kunnen genereren die anders ondergesneeuwd waren gebleven.

 

Hans vindt dit wel interessant. “Je neemt wel pertinente stellingen in, maar stelt ze zelf ook weer in vraag. Dat is een goede onderzoekende houding. Maar weet je ook wat je wil verdedigen? Waar je voor wil gaan staan?”

Hij stelt me mijn eigen onderzoeksvraag.

“Wat kan de kunstenaar betekenen voor de sociale cohesie in de wijk, Anke? Heb jij iets kunnen betekenen voor die sociale cohesie? Vertel eens.”

Ik merk dat ik een beetje stil val.
Meteen probeer ik de acties die ik heb ondernomen te relativeren. Ik verklein mijn eigen aandeel.

“Hoeft dat dan de hele wijk te zijn die je bereikt? Kan je het niet vanuit een kleiner perspectief bekijken? Jij hebt voor een aantal mensen in de wijk zeker betekenis gebracht.”

Hans is streng.
“Er zijn toch dingen gebeurd? Je mag extrapoleren. Jij hebt door jouw aanwezigheid zaken teweeggebracht. De wijk is niet meer hetzelfde.”

 

Ik opper dat mijn aanwezigheid dan wel belangrijk blijft, ook in de toekomst.
Daar is Hans het niet mee eens.
“Denk jij dat je echt weg bent wanneer je daar niet fysiek aanwezig bent? Het pad waarop je elke zondag danst, is een ander pad nu.”

Hans vertelt een anekdote.

“Waren er veel duiven vanmorgen? Ik heb vanmorgen voor je kwam met een vriendin van Mieke kruimels aan de bank gestrooid. Omdat ik weet dat je graag in gezelschap van de duiven bent. Jij hebt ons aangezet om die kruimels te strooien. Jij hebt ons nieuwsgierig gemaakt naar je blogpost die er op volgde. We wilden ontdekken of de duiven in je reflectie voorbij zouden komen. We wilden lezen of de duiven jou aan de andere bewoners zouden doen denken. En zo zouden de bewoners die jou tekst lezen zich verbonden voelen met jou, of de duiven. Jij hebt ons daar toe aangezet.”

Hans probeerde aan te geven dat mijn kunstenaarschap handelingen heeft uitgelokt die niet zouden plaatsvinden indien ik er nooit was geweest.

“Kijk, als je nooit als danskunstenaar in de wijk had gehandeld, dan werd daardoor alvast niets bevorderd aan de sociale cohesie.”

 

“Alle kiezels op het pad die ik heb verplaatst vormen een ander pad.” probeer ik.

“Exact!” Hans werpt zijn handen in de lucht.

Hij vraagt of ik nog ergens onzekerheden voel?

Ik antwoord dat ik heel veel voel, maar dat ik mijn bevindingen beter niet met ‘ik voel’ onderbouw.

Daar is Hans het ook niet helemaal mee eens.
“Nee, je hebt niet veel harde feiten. Je bent er waarschijnlijk niets mee bij de directeur van de Stad Antwerpen. Maar je kan er wel mensen mee overtuigen. Je kan hen wel meenemen in jouw gevoel, in jouw perspectief.”
Hans probeert me duidelijk te maken dat ik echt voor mijn onderzoek en mijn data mag gaan staan. Dat wat ik aanvoel als kunstenaar, dat dit ook bestaansrecht heeft. het zijn zaken die niet iedereen aanvoelt en net dat maakt ze waardevol.

 

Hij geeft me nog een podcast mee met Dirk De Wachter, een Belgisch psychiater die veel lezingen geeft over sociale cohesie, het luisteren en het van betekenis kunnen zijn voor elkaar. Ik heb al enkele werken van hem gelezen en beluisterd.
Ik besluit om deze even te laten liggen wegens tijdsdruk.

 

Later die dag krijg ik nog een foto van hem doorgestuurd.
Het kistje dat mijn dochter en ik hebben bewerkt en in Antwerpen deel uitmaakte van de expositie, werd vandaag door professor Marc Van Ranst uitgekozen en meegenomen.
Het voelt als een voorrecht. Ik hoop dat hij het een bijzonder tweede leven kan geven.

Misschien hebben we inderdaad meer impact dan we zelf willen geloven. En net daarom vind ik Hans zo’n interessante kunstenaar. Hij laat impact zichzelf verspreiden.

Dankjewel Hans

 

 

Afbeelding 2[2]



[2]  Bossmann H. (2023) Foto van het verbindingskistje. [Foto] Art Telex, Antwerpen.

19/11/2022

 

Lode Vermeersch


Dit was een fijn gesprek. We hadden heel wat raakvlakken. Hij was onder de indruk van mijn parcours en vond het fijn om te horen dat ik leerkracht lager onderwijs was geworden omdat ik meer kunst in het reguliere onderwijs wilde brengen.
Toch voelde ik wel wat zenuwen en spanning bij mezelf. Lode is namelijk één van mijn bronnen. Ik lees zijn studies over cultuureducatie en over sociaal-cultureel werk.
Een vraag van mij was of ik twee uitgaves van hem kon inkijken. Uitgaves die niet gratis te bekijken zijn.
Hij stuurde ze prompt door, op voorwaarde dat ik ze niet zomaar zou delen.
Hij had een goede opmerking over de snelheid en hoeveelheid.
Volgens hem had ik al voldoende data, maar bleef ik data zoeken uit onzekerheid. En hij vroeg zich af of ik misschien de analyse niet aan het uitstellen was omdat ik niet goed wist hoe er aan te beginnen.
Ik ben nu de verwerking inderdaad heel hard aan het uitstellen.
Hij vertelde dat hij ook in die val was getrapt bij een eerder onderzoek en de samenhang daardoor kwijt was geraakt.
Hij drukte me op mijn hart toch echt al wel zaken naast elkaar te leggen en te analyseren.
Ik neem dit zeker mee.
Al is de timing nu wat krap. Maar ik ga misschien wat dingen verschuiven en her-plannen.
En misschien moet ik het aantal gesprekken proberen beperken. “Probeer het dansen in de wijk ook in te zetten bij de analyse.” 
Hij benoemde dit als een onderzoeksmethode. Volgens hem sta
an meer en meer universiteiten open voor dit soort onderzoek. Dans in het openbaar is volgens hem echt een valabele onderzoeksmethode.

Hij wil graag het resultaat van mijn Meesterproef kunnen inkijken wanneer ik deze klaar vindt om te delen.
Als bijkomend advies verwees hij me door naar Pascal Gielen met zijn groeten.
“Een PhD zou dit onderzoek niet misstaan.”
Dat is 2 keer op één dag.
Misschien zit er wel iets in. Al durf ik daar niet over te dromen.
Ik zou het zo geweldig vinden moest dit de komende jaren mijn hoofdzakelijke bezigheid zou kunnen zijn.
Maar laat ik nu maar niet op de zaken vooruit lopen.
Ik heb heel lang uitgesteld om Pascal Gielen te contacteren. Hier moet ik sowieso werk van maken binnen het onderzoek.

18/11/2022

Inauguratie Falk Hübner als hoogleraar bij Fontys.

 

Eigenlijk geen gesprek, maar woorden die me doen nadenken. Daarom vind ik het belangrijk genoeg om het hier toch weer te geven.

 

Afbeelding 1.


Samen met andere studenten MKE ga ik naar de inauguratie speech van Falk Hübner.
Hij wordt professor ‘Artistic Connective Practices’.
Alleen al de benaming ‘Artistic Connective Practices’ fascineert me mateloos.
Wanneer hij vertelt over de projecten die hij heeft geleid, gelopen, doorlopen, onderzocht heeft naar aanleiding van zijn aanstelling en de oprichting van deze nieuwe studie binnen het Fontys Instituut, voel ik een connectie met mijn onderzoek.
Ik voel eigenlijk een connectie met mijn kunstenaarschap, of toch zeker de positie die ik voortaan zou willen innemen met mijn kunstenaarschap.

Hiermee wil ik niet zeggen dat ik hetzelfde werk verricht, of hetzelfde doe als Falk Hübner.
Eerder dat ik begrijp van waaruit zijn urgentie start.
Hij gebruikt woorden als connectivity, mutuality, reciprocity.
Woorden die zindering bij me opwekken.
Zindering als in zin-vol en zin-er-in.
Woorden die voor mij waarden zijn. Waarden die ik belangrijk vind en die ik als bouwtenen beschouw in mijn onderzoek.
Ook heeft hij het over urgency of shared understanding, mutual respect en spending time together.
Nu het eerste gesprek met de bewoners uit de wijk zo dichtbij komen, kan ik enkel hopen dat ik deze begrippen zal kunnen ervaren tijdens de ontmoetingen. Maar belangrijker is dat de deelnemers aan de gesprekken en ontmoetingen dit ook kunnen ervaren. Dus dat ik waakzaam en alert zal moeten blijven, opdat iedereen zich veilig en betrokken voelt.
En tot slot gebruikt hij het anatomische bindweefsel van de mens als metafoor voor een connective tissue. Een netwerk dat ons verbind.

 

Ik kan niet anders dan beschrijven hoe mijn hart overloopt wanneer ik deze bewoordingen, begrippen en deze metafoor in één lezing verbonden voel worden met elkaar.


Het doet me terugdenken aan hoe het ooit allemaal begon toen ik voor het eerst ballet zag op de televisie.
De connectie met de danstaal, de fysieke vertaling van de muziek en het toeschouwerschap brachten een gelijkaardig gevoel met zich mee.
Een zelfde ervaring voelde ik toen ik voor het eerst mijn eigen danstheatervoorstelling danste voor een jong publiek. Daar was het de connectie door mijn danstaal, de verbale taal en het toeschouwerschap van de kinderen die me overspoelde.
En hoe dat dan te verklaren valt, dat weet ik nog niet.
Wat is de link tussen deze ervaringen?
En waarom voelt dit ook toepasbaar op mijn artistieke onderzoek in de wijk?

Kunstenaarschap is voor mij een vorm van communicatie.
Niet enkel van mij als kunstenaar naar de wereld toe.
Maar ook vanuit de wereld naar mij toe.
Uiteindelijk voel ik me een schakel tussen grotere delen.
Als kunstenaar maak ik deel uit van de connective tissue, van het bindweefsel.
Ik ben niet het weefsel.
Het is belangrijk dit te beseffen.
Een vraag die Falk Hübner stelt tijdens zijn lezing is What happens when the artist leaves?”
Een vraag die ook door mijn onderzoek sluimert.
Wanneer je jezelf als kunstenaar als initiator van allerlei processen en transformaties ziet, dan blijft er niet veel over voor de deelnemers of de toeschouwers om nog verder (uit) te dragen.

Want als jij als kunstenaar weg gaat, dan neem je een belangrijk deel van het proces of de trasformatie met je mee.
Het is pas wanneer je als gelijkwaardig deeltje in het netwerk meewerkt aan een proces of een transformatie dat het geheel gedragen kan worden door dezelfde mensen binnen het netwerk. Simpelweg omdat deze mensen het netwerk zijn! Omdat het net zo goed start vanuit henzelf als vanuit jou als kunstenaar.
Gedeeld eigenaarschap, gedeelde verantwoordelijkheid, co-creatie. Vanuit een urgentie die voor de verschillende actoren duidelijk voelbaar is.


En ik weet niet of Falk Hübner dit zo bedoelde.
Het is mijn interpretatie van zijn speech op deze avond.
Een avond die ik beleef na een volledige lesdag en in volle verwachting van een eerste gesprek met de bewoners van Woonhaven.

 

Afbeelding 1:
Afbeelding overgenomen uit de presentatie van Falk Hübner over Connective Artistic Practices op 18/11/2022.

21/01/2023

 

Luana Pfeifer Raiter

 

Luana komt er niet door.
Ik merk dat ik dit enerzijds jammer vind, zij is net gespecialiseerd in antropologie en etnografie, een spoor dat ik op dit tracht te bewandelen.
Anderzijds lijkt het me ook niet het einde van de wereld. Het onderzoek zit nu in een fase waarop ik voldoende informatie en data heb. Ik zou het liefst gewoon even verdwijnen in die data en mijn analyses uitschrijven.

Ik contacteer Rike, om te melden dat Luana waarschijnlijk een technisch probleem ervaart.
Om 9:55 krijg ik Luana in de vergadering die uitlegt dat het inderdaad een technisch probleem was. We maken een nieuwe afspraak voor donderdagochtend.

Opgelost.


Op donderdagochtend zien we elkaar via teams.

Wanneer Luana vraagt waarover mijn onderzoek gaat, vertel ik dat ik op een artistieke manier de sociale cohesie in de wijk wil onderzoeken.

Ik denk dat het de eerste keer is dat ik niet vertel dat ik de sociale cohesie wil bevorderen. Ik namelijk niet iets bevorderen dat er mogelijks niet is.

Ik weet dat het er is, maar ik dien eerst alle vormen te kunnen onderscheiden voor ik hier mee aan de slag kan gaan.

Dit leg ik ook uit aan Luana.

 

Luana ziet veel mogelijkheden.

Ze vraagt wat mijn 'dance specific actions' zijn in mijn onderzoek?

Want het lichaam vindt zij te ruim.

Ik vertel over mijn zondagsessies in het park aan de rand van de wijk.

Hier ziet zij meer mogelijkheden om de gewone gang van zaken te onderbreken.

Door de onderbreking zou er een verandering in de samenstelling van de wijk komen. 'Alterations of space'.

Luana praat over de moleculaire samenstelling van de wijk.

En maakt een vergelijking met choreografie.

Dat zou volgens haar ook een onderzoek zijn naar alterations of space.

 

Ik voel dat we een gesprek voeren over choreografie als methode. 

En hoezeer ik choreografie ook wil inzetten als onderzoeksmethode, ondertussen ben ik veel voorzichtiger geworden met het willen aanbrengen van veranderingen in de wijk.

Ik wil geen disruptieve functie. Ik wil onderzoeken en vaststellen.

 

Luana  raadt me het boek choreopolice and choreopolitics aan van André Lepecki (2013)

En ze hoopt dat ik ook andere onderzoekers en experts uitnodig om op het plekje in het park te gaan staan terwijl ik dans. Want volgens haar kan mijn choreografie anderen aanzetten om de wijk te onderzoeken.

 

Daarna vraagt ze hoe ik mijn onderzoek wil communiceren.

Deze vraag overvalt me een beetje.

Vooropig denk ik aan een performance met beeld en voice over.

Luana vindt dat ik de presentatie in de wijk moet houden, waarbij ik ook alle deelnemers uitnodig.

Ik vind dat een schitterend idee, maar zie wel wat moeilijkheden voor de praktische uitvoering.

 

Diezelfde dag zoek ik een digitale versie van Lepecki's boek.

Ik lees diagonaal:

Een anti-politieke wijk. Ontstaan door de ervaring van het experiment.

 

"Danced techniques of freedom suggest choreography as technology for inventing movements of freedom. Choreography as planned, dissensual, and non policed disposition of motions and bodies become the condition of possibility for the political to emerge." 

 

Het spreek enorm tot mijn vebeelding. En zie verbanden met andere teksten die ik heb gelezen. Gielen, Lijsters, Rancière, ...

Omdat het een lijvige tekst is, besluit ik deze niet verder te lezen.

Ik denk aan de tijd die ik nodig heb voor de analyse.

Deze tekst had ik beter aan het begin van het onderzoek kunnen lezen.

Een gemiste kans?

Misschien...

 

25/11/2023

Extra coachingsgesprek met Ben Hekkema

 

Ondanks dat ik overtuigd ben van de urgentie van mijn onderzoek, mijn drijfveer voor het onderzoek en de relevantie van het onderzoek, zit ik met heel veel twijfels en onzekerheden.
Alles gaat veel langzamer dan ik had verwacht.
Ook mijn onderzoeksvraag blijkt zich steeds verder te vernauwen. Of ben ik deelvragen aan het beantwoorden?

Ondertussen heb ik een vraag die klinkt als ‘Waar moet een kunstenaar rekening mee houden wanneer hij wil werken in en met de wijk?’


Ik weet het allemaal even niet meer.
En daar word ik bang van.

Ik ben op een punt aangekomen dat ik het hele onderzoek en al mijn data zelf ook kapot kan relativeren.
Het voelt alsof iemand op elk moment alles zou kunnen doorprikken. Alsof het een zeepbel is.
Niet gevuld met lucht, maar met zeer kwetsbare materie.
Het is net in de eerlijkheid en kwetsbaarheid van de data dat ook de kwetsbaarheid van het onderzoek ligt.
Maar dat doet bij mij de vraag rijzen of het dan wel stevig genoeg is.
Is het wel genoeg?

Ik roep de hulp in van mijn studiecoach Ben Hekkema.
Hij maakt tijd voor me vrij via een video call.

Ik leg uit waar ik mee zit.
Hij vraagt me hem even mee te nemen door de acties die ik al ondernomen heb.
Volgens hem ik al heel erg veel gedaan.
Waar twijfel ik nog aan?
Ik vertel dat ik helemaal niet ben waar ik zou willen zijn. Mijn opgemaakte schema van vorige zomer is onherroepelijk onhaalbaar.
Het lijkt alsof ik me nu enkel met de randvoorwaarden kan bezighouden.
Ben vraagt over welke randvoorwaarden het dan zou gaan.
Ik vertel over veiligheid, aanwezigheid, nabijheid, het kunnen luisteren, het kunnen wachten, ...

Volgens Ben zijn dit elementaire elementen.
Het is niet gek dat ik tijd neem om hier bij stil te staan, zegt hij.
Ik geef toe dat ik het wel heel beangstigend vind om zoiets klein en kwetsbaar te presenteren.

Dat zou niet nodig zijn, want juist in de kwetsbaarheid zit de kracht en de schoonheid.
Ben geeft me het advies om het te presenteren als een pilot of een voorstudie.
Dit helpt me.

Het voelt ook alsof ik jaren tijd nodig zal hebben om dit onderzoek op het tempo van de wijk en haar bewoners te kunnen doen.
Dit mag ik zeker vermelden, zegt Ben. Hier moet ik vooral eerlijk over zijn.

 

Dan vraagt hij hoeveel ik al heb uitgewerkt in geanalyseerde data.
Nu moet ik toegeven dat ik vooral nog aan het sprokkelen ben. Ik zit volop in het genereren van de data.
Ben houdt zijn hoofd schuin. Dit lijkt hem niet haalbaar. Volgens hem moet ik voor mezelf wel ergens een eindpunt in gedachten houden. Althans voor het onderzoek binnen dit academiejaar.

Ik vertel hem dat ik net begonnen ben met de gesprekken met de bewoners.
Dat vindt hij goed, maar hij raadt me aan het aantal bewoners dan te beperken. Misschien is het niet zo slecht dat er maar twee bewoners van Woonhaven hebben toegezegd voor een gesprek, zegt hij.
Ik heb inderdaad ook nog gesprekken met bewoners van Triple Living in mijn planning staan. En ik heb ook nog gesprekken met de CEO van Triple Living en externe experten in gedachten.
Ben zegt dat ik echt moet afbakenen. Ik dien het zo veel mogelijk bij de dataset te houden die er ondertussen is. De gesprekken die ik vastgelegd heb kan ik laten doorgaan. Maar daarna moet ik even halthouden.

 

Ik zeg het in overweging te nemen.

Maar wanneer ik dit uitspreek voel ik angst.

 

Toch heb ik veel aan dit gesprek.
Het idee dat dit een vooronderzoek of een pilot kan zijn voor iets veel groter of langer, geeft me ook weer vertrouwen.
Ik bedank Ben voor deze korte maar fijne sessie.
Hij drukt me op het hart dat ik altijd zijn hulp mag inroepen.
Dit voelt oprecht en veilig.
Ik mag twijfelen, ik mag bang zijn.

 

02/12/2022

Werkdag Data-mapping

Terug naar de tekentafel?

Een onderzoek of een project?

 

 

Gisteren ben ik heel erg lang bezig geweest om al mijn data die ik to nu toe heb verzameld, in kaart te brengen in een soort structuur.
Alle data schreef ik op post-its'. Elke soort data kwam overeen met een bepaalde kleur post-it.
Bronnen: blauwe post-it
Blog: roze post-it
Gesprekken binnen de wijk: groene post-it
Gesprekken op beleidsniveau: oranje post-it

Gesprekken met Hans: witte post-it

 

Ik legde een groot bruin papier op de eettafel en kleefde de post-its' als een soort data-set bij elkaar.
Dan ging ik op een ladder staan en keek vanop hoogte. Een beetje zoals ik vanuit een hoge flat naar beneden zou kijken op de wijk.
Op deze manier kon ik zien of er zich al verbanden presenteren.
Of er linken te leggen zijn. 
Wanneer ik hier klaar mee was, rolde ik mijn data-map op en zo nam ik ze mee naar Fontys.

Wanneer we dan de kans kregen om onze data-map te laten zien en er met peers over te praten, kreeg ik een goed gevoel. Het is duidelijk wat de structuur van het onderzoek is. En er zijn voldoende potentiële linken te leggen tussen de  verschillende data. Ik zou dus kunnen starten aan een goede data-analyse.


 

In de namiddag gingen we dan proberen om te kijken of we een bepaald model of een methode konden inzetten om de data te analyseren, of om data bij elkaar te brengen.

Ik had heel de tijd het gevoel dat ik volgens het model van ‘Crafting Methods’ van Falk Hübner aan het werk was. Vooral omdat ik sterk geloof in het verschijnen van data. Dit noemt Falk ‘Emergence’. De data doen zich aan me voor.

 

Afbeelding 1[1]


 

Falk, die bij ons op Fontys doceert, kwam zelf ook nog even langs om meer te vertellen over dit model. Hij vroeg of er iemand samen met hem naar hun onderzoeksmethoden en data wilde kijken in aanloop van de data-analyse.

 

Ik kijk erg op naar Falk en zijn onderzoeken, dus ik wou heel graag gebruik maken van zijn deskundigheid en expertise. Ik vroeg of we naar mijn onderzoek konden kijken aan de hand van mijn data-mapping. Want die hing toevallig aan de muur van het lokaal.
Toen we samen naar mijn data-map keken vertelde hij dat ik ‘Crafting Methods’ had toegepast op het onderzoek in zijn geheel. Niet op de data afzonderlijk.
Dit was volgens hem niet de bedoeling.
En hij maakte de opmerking dat dit geen onderzoek was, maar een project
.
Hij vroeg wanneer ik al de bronnen nog ging onderzoeken. Wanneer ik vertelde dat ik de bronnen omhoog had gehangen die ik al onderzocht had en dus had gebruikt in het onderzoek, zuchtte hij. “Dat is enorm veel.”


Emilie stelde voor om ‘Crafiting Methods’ op elke afzonderlijke handeling toe te passen.
Volgens haar kon ik de post-its’ gemakkelijk in andere posities leggen en deze dus in verband brengen met lekaar. Maar wel beginnende van elke individuele post-it.


 

In mijn beleving was Falk even snel weer verdwenen als dat hij gekomen was.
Maar wat hij zei sloeg in als een bom.
“Dit is geen onderzoek, maar een project.”
Het vervolg van de les heb ik in een waas beleefd.

Ik noteerde in mijn schrift:



 

Toen de lesdag voorbij was, bleef ik even zitten. Ik moest dit wel even verwerken.
Want ik had dus de voorbije maanden ‘verkeerd’ gewerkt.
Emily, Carry en Jan Staes merkten dit op.
“Gaat het?” vroeg Jan.
“Nee, eigenlijk niet” antwoordde ik eerlijk.
“Wat gaat er niet?” vroeg Jan.
Ik vertelde dat ik echt niet het gevoel had dat ik een project aan het doorlopen was.
“Wat maakt je dan zo onzeker?” vroeg Carry.
“Falk zei dat het geen onderzoek was.”
 Ik voelde mijn onderlip trillen.
Meestal ben ik niet zo van het huilen wanneer ik feedback krijg. Ik hou eigenlijk wel van het door elkaar geschud worden. Dat zet me aan het denken en dan kan ik weer verder evolueren. Maar nu was het anders.
“Misschien moet je even afstand nemen. Even stoppen en overschouwen?” Emily bedoelde het echt goed. Maar afstand nemen, nu dat ik eindelijk gesprekken met bewoners kan voeren? Nee, dat kon niet.
“Nee, ik heb een engagement naar de wijk toe. Ik kan nu geen afstand nemen. Het begint pas.”
“Maar dat maakt het misschien dus te veel een project?” 
vroeg Emily.

"Voor mij niet, ik geef enkel weer wat er is en wat er zou kunnen zijn. Ik voel me eerder een archeoloog die dingen bloot legt die anders onder grond verstopt blijven zitten. Ik heb echt niet het gevoel dat ik hier iets aan het maken ben dat er anders niet zou zijn." En terwijl ik dit zei leek er terug een klein beetje plek te komen in mijn vol hoofd.
“Nee, ik snap hier helemaal niks van. Je was toch super goed bezig?” Carry vond de opmerking van Falk niet helemaal terecht.

Jan probeerde me ook gerust te stellen. “Je mag niet vergeten dat hij enkel een data-map heeft gezien. Geen onderzoek, geen analyse, enkel ruwe data. Hij heeft zich dus op een impressie gebaseerd.”
Maar voor mij was op dat moment het kalf al verdronken.
“Wat wil je op dit moment?” vroeg Carry.
Ik kon niets bedenken waarbij de drie begeleiders me op dat moment konden helpen.
“Slapen” Het gulpte door de tranen door naar buiten. “Ik ben zo moe.”
“Ja...” 
Carry legde haar hand op mijn schouder. “Je hebt ook al zo veel gedaan. Natuurlijk ben je moe.”
“Ja het is echt knap hoor, wat je al allemaal doet!” 
Emily bevestigde wat Carry zei.
“Soms denk ik, dat we jou een beetje tegen jezelf moeten beschermen” zei Jan. “Geraak jij thuis?” vroeg hij.
Ik antwoordde dat me dat ging lukken.
De rest van het gesprek en de weg naar het station door de donkere straten van Tilburg dacht ik aan de vergelijking die ik had gemaakt met het werk van een archeoloog.
Mijn trein had vertraging.
Ik had nog veel tijd om na te denken.

“Is het een project?”



Thuis legde ik de volgende dag het bruine papier weer open.
Terug naar de tekentafel.
Wat is de kern van mijn onderzoek?
Wat onderzoek ik?
En binnen welke contexten onderzoek ik?
Welke methodes gebruik ik hier dan voor?

 Ik dacht terug aan de allereerste coachingsessie met mijn Studie Coach Ben Hekkema. Hij leerde me over 'The circle of controle'.
Ditmaal besloot ik het onderzoek en mijn acties binnen het onderzoek uiteen te leggen binnen de verschillende cirkels.
Met mezelf als startpunt, legde ik de dansessies in de wijk in het midden.
Van daaruit bouwde ik verder.

 

- de danssessies

- de straat

- de wijk
- de stedelijke context
 
Elementen die ik er voorlopig even uit haal:

- feedback gesprekken met mijn kritische vriend

- research days

- bronnen

Hier kon ik me nu weer toe gaan verhouden.
Het schonk me wel een beter overzicht.
En het allerbelangrijkste vind ik dat het een ander perspectief bracht.
Het gaf duidelijkheid over verhoudingen en connecties die ik eerder niet zag. Zoals dat ik ook onderhevig ben aan de stedelijke context.
Ik maak er niet alleen deel van uit. De stedelijke context bepaalt ook mee
welke acties en interventies er mogelijk zijn. En welke niet.


[1] Afbeelding 1, The Crafting Methods framework, Hübner, F. (2020). Geraadpleegd op 2 december 2022, van  https://hubnerfalk.com/commonground/

 

21/01/2023

 

Marion Tränkle


Marion is docent aan de Technische Universiteit Eindhoven en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Haar expertise ligt in het systeemdenken, interdiciplinaire perspectieven en experiment waarbinnen computerprocessen en performance centraal staan.
Wanneer ik mijn onderzoek uiteenzet en haar vraag om samen met mij de methodes die ik gebruik te bekijken, wil ze meteen even stilstaan bij het ‘wandelen’ als methode.
Ze geeft me een link naar een publicatie van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag.
Dat is fijn, dat geeft het meer body. Al wil ik niet te ver afglijden van mijn eigen gevoel over het wandelen. Waarom ik wandel en hoe of wat ik ervaar, wil ik eigen houden. Maar ik ik sta er wel voor open om het te vergelijken.
Wanneer ik met haar door het ‘gesprek’ ga, vraagt ze of het gesprek niet te abstract en afstandelijk is. Ik vertel haar over de deurmat en het bolletje klei.
Ze stelt me de vraag of het dan actieonderzoek of artistiek onderzoek is.
“With action research you are creating the situation where the data will be generated through.”
Misschien heeft ze hier wel een punt. Misschien is dit gedeelte wel actieonderzoek. Maar het blijft wel deel uitmaken van het grotere geheel. Ze geeft aan dat ik vooral zelf overtuigd moet zijn over waarom ik iets inzet. Niet zozeer of het juist onderverdeeld kan worden.
Dit verwart me. Want waarom vraagt ze het dan? 
Ze spoort me aan om de gesprekken ‘interviews’ te noemen.
Ik voel dat ik daar niet achter sta.
Bij interview voel ik een zekere hiërarchie.
Een door mij vooraf bepaald pad.
Terwijl ik net prober om het gesprek vanuit gelijkwaardigheid te voeren. Ik ben gewoon nieuwsgierig welke data ontstaat wanneer ik samenkomen met de ander.
Dit vindt ze mooi. “Your data is appearing.”
Dat is exact wat ik bedoel.
Dan bespreek ik met haar het dansen in het openbaar.
We onderzoeken of ik een choreografisch onderzoek doe.
Hier zit best wel wat in. Marion ziet een stevige link met een ruimtelijk onderzoek.
Zij heeft architectuur gestudeerd, dus ik begrijp dat zij dit perspectief gebruikt.
Ik vertel over het blog en leg de link met antropologie.
Hierbij maakt ze de opmerking dat ik dan wel een hele duidelijke beschrijving dien te geven van elke actie op het plekje in het park.
Ze vraagt of ik ook cijfers bijhoud, hoevaak iets voorvalt of gebeurt. Hoe vaak er iets verteld wordt, hoevaak mensen me aanspreken, …
Ik vraag of dat nodig is. Ze antwoordt dat dit in een etnografische weergave vaak wel het geval is.
Hier word ik wat ongemakkelijk van. Want dit is niet het soort beschrijving en data die ik heb gegenereerd. Maar dan zegt ze;  “Don’t worry about quantification if qualification is what you are looking for.”

Dit is de tweede keer in het gesprek dat ik wat heen en weer word geschud door haar vragen en bevindingen.
Ik noteer het, maar ga verder. De tijd tikt en ik wil het stukje analyse ook nog aansnijden.
Hiervoor heb ik niet meteen een methode. Ik probeer de data tegenover elkaar te plaatsen in een onbepaalde volgorde: theorie - gesprek - weergave - dansen in het openbaar - blog.
Ik maak verzamelingen waaruit ik telkens de gemeenschappelijke deler zoek.

“Look for the relation between the situation and the data” geeft ze als advies.

“Look for agency of the participant, which element has the abilty to give the participant agency?” Ik zie hier inderdaad de essentie in van de analyse.
Want op het einde van het onderzoek wil ik wel iets in handen hebben. Iets waar de sociale cohesie mee vooruit geholpen kan worden. Elementen die er al zijn, die de bewoners in handen hebben, maar nog ontwikkeld kunnen worden. Kiezels die kunnen groeien tot fundamenten.

“It’s about the quality of the relation.” En dit beschouw ik als een zeer fundamentele zin binnen mijn onderzoek. Ik ben blij dat Marion hem zegt. Dit wil zeggen dat we het over de essentie van mijn onderzoek hebben gehad.
Hiermee sluiten we het gesprek af.

21/01/2023

 

Lonneke van Heugten

 

Lonneke heeft een PhD in Performing Reserach. En dit voel ik.

Ze praat snel en vraagt me om mijn onderzoek samen te vatten.
Daarna vraagt ze waarmee ze mij kan helpen.
Ik vraag haar tips over structuur en weergave van de resultaten.
Dit sluit voor mij mooi aan op het vorige gesprek met Marion.

Wauw! Lonneke benoemt het als duidelijk en simpel.
Uit mijn samenvatting over mijn methodiek en mijn data vormt ze dit advies:
“Kies drie cases, pas drie filters toe en zoek uit welke signalen dan zichtbaar worden.”
Op deze manier gaan we samen door het onderzoek.
De drie cases bespreken we niet, want daar hebben we geen tijd voor. Maar we staan wel stil bij de drie filters.
Met filter bedoelt ze het perspectief waaruit ik de cases kan bekijken. De trechter waardoor ik de data wil sturen.
De drie filters die we vandaag kiezen zijn: het lichaam - tijd - ruimte.

Ze vraagt of het me zou lukken om daar dan signalen uit te kunnen herkennen.
Zou ik bevoorbeeld kunnen analyseren wat het lichaam, zowel het mijne als dat van de participant, heeft ervaren? En welke signalen ik heb herkend op deze manier?
Ik maak de oefening snel en we zijn beiden enthousiast wanneer we bij een eerste case al meteen het element ‘afstand’ herkennen als signaal. Al vraag ik me luidop af of ‘nabijheid’ niet een beter woord is. “Nabijheid is ook een bepaalde afstand, het is een kleine afstsand.”
Daar heeft Lonneke gelijk in en wanneer ik dit zeg, klapt ze in haar handen.
“Oh, ik vind dit zo leuk!” Ze lijkt helemaal opgewonden en praat nog sneller. “Ik ben er zeker van dat je op deze manier nog heel waardevolle signalen zal opmerken!”
We proberen de andere filters ook toe te passen en stoppen wanneer we het gevoel hebben dat er een mogelijkheid is voor het openbaren van het volgende signaal.
“Dit moet jij doen natuurlijk, want het is jouw onderzoek. Maar ik vind het wel echt heel gaaf. Dit is een mooi onderzoek hoor!”
Het is natuurlijk erg prettig om dit te horen. Maar ik voel dat Lonneke wel heel erg snel gaat.
Ik voel me een beetje dom. Ik heb veel meer tijd nodig om de analyse toe te passen. Dit heeft een trager tempo. En ik weet dat het maar een voorbeeld is, dat Lonneke me geeft, maar ze gaat zo snel dat ik het gevoel heb dat ik nog zo veel moet leren. Zij heeft dit in de vingers. Ik heb het nog niet in mijn kleine teen...
Ik val een beetje stil. Waarschijnlijk ben ik gewoon onder de indruk.
Lonneke gaat verder. Hoe gaan we die signalen versterken? En welke consequenties heeft dit dan? Want dat is jouw onderzoeksvraag!”

Hoppa, Lonneke is zo maar even door mijn onderzoeksanalyse gevlogen.
Het lijkt zo vanzelfsprekend.
Maar dan houdt ze halt.

“Is jouw vraag dan wel juist?”
Het verbaast me niet. Die vraag wringt al een hele tijd. Al is het milimeterwerk.
“Is het niet eerder ‘Hoe kan sociale interactie de sociale cohesie ontdekken?” vraagt ze.
Ik leg uit wat ik doe tijdens de observaties en de gesprekken. Ik leg ook uit wat ik doe wanneer ik dans in het openbaar.
En dan begrijpt ze het beter.

“Gebruik je dan dans als methode? Niet in de esthetische zin, maar de fysieke ervaring?” vraagt ze.

“Dans als methode, niet externaliserend maar internaliserend.” probeer ik.
Ze geeft me als tip dit nog uit te schrijven. Dit heb ik nog nodig om mijn vraag juist te krijgen.
Maar ze probeert me gerust te stellen. “Ik weet helemaal niets over je onderzoek. Ik ga nu af op de weinige informatie die ik heb. Misschien is het wel een juiste vraag hoor.”

Ze wenst me nog veel succes, maar moet het gesprek snel afronden want ze moet ergens naartoe. We nemen afscheid.

Dit moet ik even laten bezinken. Dit was veel informatie op korte tijd.
het leek zo gemakkelijk voor haar. Terwijl ik het gevoel heb dat ik de hele opzet van de triangulatie die we net hebben toegepast al weer in vraag stel.
Wordt het hierdoor niet net te simpel, of te oppervlakkig?
Wil ik wel op deze manier met de data omgaan?
Ik ben in de war. Zoals altijd na een gesprek.
Die eeuwige twijfel, zou dat ooit overgaan?

23/12/2022

Coaching sessie 3:
Ben Hekkema

 

Tijdens deze sessie wil Ben vooral weten wat we gaan doen in de komende kerstvakantie. Na vandaag begint deze vakantie.
Waar staan we met ons onderzoek of met de vrije ruimte. Hoeveel tijd gaan we besteden aan dit werk? Maar ook, wat gaan we doen om terug op te laden? Wat gaan we doen voor ons zelf?

 

We krijgen twee vragen:

1) Wat ga je doen om jezelf op te laden, zin te krijgen, energie te krijgen?

2) Wat pak je op na de vakantie?

 

Dit is wat ik antwoord:

1) Ik ga vertragen, daarvoor ga ik naar Wortel. Een gehucht in de Vlaamse Kempen waar mijn schoonouders een vakantiehuis hebben. In mijn eentje.

Daar kan ik een ander ritme en tempo aannemen. Ik kan werken wanneer het me past.

Deze tijd zou ik gebruiken om de digitale structuur van Research Catalogue op te zetten. 

Maar ik zou ook willen wandelen, koken en bewust eten.

 

2) In de tweede week van de vakantie heeft mijn dochter een ingreep aan haar kaken. De chirurg heeft me gevraagd om verlof te nemen om mijn dochter te kunnen verzorgen. Na de vakantie heb ik dus nog een week om te moederen. Iets wat ik ook al heel lang maar oppervlakkig doe door de combinatie werk, studie en onderzoek.

Daarna voorzie ik een tweede ronde voor de gesprekken met de bewoners. Ik heb nieuwe contacten kunnen leggen. Deze gesprekken ga ik met noeuwe energie aan en verwerken. Want na de vakantie en na de rust ben ik terug klaar om te luisteren.
En... ik plaats ze meteen in een digitale strutuur. Zodanig dat ik ze maar in te passen heb in de Research Catalogue.

 

 

 

 

13/01/2023

Extra Choaching sessie:
Ben Hekkema

 

Het was eigenlijk de bedoeling dat we op 23/12/2022 de formatieve feedback op het logboek van het onderzoek zouden bespreken.

Maar dit had Ben zo niet begrepen. Ik dacht ik misschien een feedbackformulier zou krijgen, dus ik wachtte eerst nog geduldig af. Maar al gauw bleek het gewoon een misverstand te zijn.

Vandaag ontmoeten we elkaar online om het logboek te bespreken.

 

Ben vindt het logboek persoonlijk en relevant.

De proloog aan het begin van het logboek vindt hij sterk.

Het schept een kader, geeft richting en waarde aan het onderzoek.

Ik vraag hem of het niet te sensationeel of te klef is. Ik wil namelijk geen medelijden wekken met de proloog. En ik wil ook niet dat deze tekst afbreuk doet aan het onderzoek. De balans is erg moeilijk.

Ben vindt het net heel erg goed beschreven en ook mooi geschreven.

 

De blogs vindt hij ook erg goed.

Het zijn volgens hem persoonlijke beschrijvingen, maar behandelen de data en het onderzoek ook op meta niveau. Hierdoor is er een mooie reflectieve lijn volgens hem.

 

Maar vanaf nu moet ik wel echt werk maken van de analyse.

Ben vraagt naar welke approach ik hier voor wil inzetten?

Ik denk er aan om steeds onder de teksten te analyseren, zodanig dat de lezer of beoordelaar meteen terug kan grijpen op de data die er toe doen.

Mijn idee is om dan een begrip of een woord te selecteren dat uit de analyse wordt gekristalliseerd.

Elk kristal, of elke kiezel, wordt zo een deel van een pad.

Het pad is de conclusie.

 

Ben vraagt of dat dit wel mogelijk is tegen 2/03?

Niet helemaal. Maar ik kan wel een aanzet geven waar feedback op gegeven kan worden.

 

We besluiten tijdens het gesprek dat ik niet veel nieuwe data meer ophaal.

Volgens Ben heb ik meer dan genoeg om te analyseren en zitten de conclusies al verwoven in de data die ik in het logboek heb staan.

Dit vind ik wel heel spannend, want ik heb nog enkel belangrijke gesprekken staan.
Die mag ik van Ben afwerken, maar hij raadt me echt aan geen nieuwe meer te plannen.

 

Ben wenst me nog veel succes.

"Je bent goed bezig, maar gebruik de tijd zorgvuldig. Er wacht je nog veel werk."

 

Ik ben heel blij met deze feedback. Dat er veel werk op de plank ligt, dat besef ik maar al te goed. Dat ik dat werk eigenlijk tijdens de kerstvakantie wou doen, dat ook. Maar als ik mijn tijd verstandig gebruik, zoals Ben aangaf, dan kan het.

Let's do this!


 

 

21/01/2023

Doorlichting MKE Fontys, onderzoek.

 

Dit jaar wordt de alle Master Kunsteducatie in Nederland doorgelicht. Zo ook die van Fontys.
Hiervoor vinden beoordelingen plaats door externe docenten en studenten via peer-assessment.
Deze beoordelingen gebeuren op basis van een aangeleverd portfolio door de opleiding en op basis van gesprekken met externe experten, externe docenten, externe partners en externe studenten.
Ik werd door Jan Staes gevraagd of ik als ‘ambassadeur’ wou optreden als student. En of ik dan wou deel uitmaken van een panelgesprek.

Hier heb ik lang over getwijfeld. Want er werd wel wat van me gevraagd.

 

Namelijk:

Mijn ervaring met deze master inzetten voor wat betreft de kwaliteit van het programma (inhoud en vorm), de kwaliteit van docenten/team en de kwaliteit van de wijze waarop Fontys assessment en toetsing organiseren. 

Dit aan de hand van volgende stappen:

 

1) Het lezen van een digitaal zelfevaluatierapport (ZE) over deze topics. Dit document kreeg ik via mail. Een tijdsinvestering van 2 uur.

 

2) Het lezen van een kijkkader met een aantal vragen. Topics waarop de peers letten bij de opleiding. Een tijdsinvestering van 0,5 uur.

 

3) Deelname aan een gemodereerd online voorgesprek, waarin we elkaar leren kennen en eerste gedachten uitwisselen. 

Reken op een tijdsinvestering van 1,5 uur - thuiswerk (online via MS teams of Zoom)

Het gesprek vindt voor jou plaats op 19/01 van 19u30-21u00.

 

De gesprekken werden in drie groepen verdeeld:
Leergemeenschap, Toetsing en Onderzoeken

Mijn bijdrage werd gevraagd in de groep Onderzoeken.
 

4) Het live bijwonen van een peergesprek op zaterdag 21 januari 2023, tussen 13u00 en 17u00. Het gesprek vindt plaats op Fontys Hogeschool voor de Kunsten, Tilburg. Een tijdsinvestering van 6 uur.

 

Had ik deze tijd wel?
Nu mijn onderzoek in een stroomverscnelling terechtkwam, heb ik echt goed nagedacht. Maar ik had wel wat te zeggen over de opleiding en met name over het onderdeel Onderzoek. Want ik beleef veel plezier in het onderzoeken. Ook al word ik soms zo hard door elkaar geslingerd, ik leer zo veel van docenten, coaches en de andere studenten. Ik voel ook een grote persoonlijk ontwikkeling in mijn kunstenaarschap en mijn kunsteducatorschap. En dit zou niet mogelijk zijn zonder de opleiding MKE van Fontys.
Hier wil ik wel voor gaan staan.

 

Dus ja, ik ging de uitdaging aan.

Op 21 januari was het ook Research Day. Dit betekende dat ik niet heel de dag kon volgen. Na de gesprekken in de ochtend en de presentatie van Andrea Božić en Julia Willms na de middag, ging ik me rustig klaarmaken voor het panelgesprek.


Wanneer ik aan het lokaal aankwam zag ik Ellen van der Aert terug, mijn studiecoach van vorig jaar. En ik zag Ben Hekkema, Emily, Tobias, Mirjam, Carry en nog andere docenten. Ik voelde me goed omringd. Dit nam de spanning wel al een beetje weg.

Maar toen we de ruimte binnen gingen waar het panel zich bevond, bleven er niet zo heel veel bekende docenten over. Ben, Emily en Tobias. Ik zag ook nog Falk Hübner, maar dit vond ik eerder intimiderend. Want ik zou vast wel weer iets doms zeggen.
Ik had het gevoel dat ik niet echt op mijn plaats zat.
De voorzitter van het panel sprak heel keurig en stelde vragen aan de docenten over het opleidingsprogramma, over feedback, over onderzoek. Ik begreep niet alles en voelde me echt de student tussen de docenten.
De spanning werd zeer tastbaar en ik hoopte dat de voorzitter geen vraag voor me zou hebben. Ik maakte me zo onopvallend mogelijk.
Maar toen nam een andere expert het woord. Een naam heb ik niet, ik durfde zelfs de naambordjes niet te lezen. Mijn hart klopte in mijn keel. Zo hard dat ik even dacht dat ik ging flauwvallen.

Hij richtte zich tot mij. De vraag luidde of ik de vrijheid kreeg om de opgedane kennis en competenties in de praktijk toe te passen. Hij doelde naar een lespraktijk in een schoolsetting. Waarschijnlijk vermoedde hij dat ik een vakdocent dans was.
Ik moest razendsnel een antwoord formuleren.
Ik begon met de vertellen dat ik het belangrijk vond te duiden dat kunsteducatie niet enkel binnen een schoolcontext kan plaatsvinden.
Hij schuifelde op zijn stoel, de ruimte werd zo stil.
Ik dacht dat ik iets vreselijks had gezegd. Maar toen zag ik op mijn eigen naambordje het logo van Fontys staan met daaronder ‘Fontys for society’.
Halleluja! Want nu kon ik verwijzen naar deze slagzin. Ik vertelde dat ik het net zo sterk vind dat Fontys me de kans geeft buiten het kader van de kunsteducatie binnen een educatieve context te onderzoeken. Dat ik mijn onderzoek mag inzetten in een breed-maatschappelijke context. Omdat dat is waar er kansen liggen voor kunsteducatie en kansen liggen voor onze samenleving.

Ik zag Emily haar hoofd oprichten. Ze toonde me een brede glimlach.
Dit gaf me houvast.

De man die als eerste het gesprek leidde vroeg de andere man of dit een antwoord was op zijn vraag. De man met de vraag richtte zich terug tot mij.
Hij vroeg of ik het gevoel had of ik met mijn inzichten dan ook iets kon betekenen op mijn school. Hij dacht dus nog steeds vanuit een schools kader.
Nu geef ik ook les, maar dan gewoon in het basisonderwijs als klasjuf. Gelukkig geef ik les op een muzische basisschool en worden we uitgedaagd om onze muzische en artistieke competenties zo veel mogelijk in te zetten.
Ik antwoordde dat ik dat inderdaad kan. En dat als ik dat niet zou mogen of kunnen, dat ik dan wel een andere school zou kiezen.
Het kan ook zijn dat hij naar MKE Fontys refereerde als ‘mijn school’. Maar dan zou mijn antwoord wellicht hetzelfde zijn geweest. Want het is net omdat ik binnen de opleiding zo breed mag onderzoeken, dat ik deze opleiding koos.
Ik wil helemaal niet enkel danseducatie onderzoeken. Ik wil kunsteducatie onderzoeken en liefst vanuit mijn kunstenaarschap.

De voorzitter van het panel vroeg de man of dat dat een afdoende antwoord was.
De man vertelde dat het exact was wat hij wilde horen.
Oef! Gered!

Emily pikte hier op in en onderstreepte dat het voor de opleiding echt belangrijk is om breder te kijken dan een educatieve context. Ze had het over museumeducatie, sociaal-artistiek werk en artistic research in de academische wereld.
Ik was zo blij dat ze het woord nam. Want dan kon ik terug proberen onzichtbaar te worden.

Ik vind mezelf geen goed spreker. Zeker niet wanneer er vragen gesteld worden. Dan moet ik snel reageren en meteen het juiste antwoord geven. Terwijl ik iemand ben die graag luidop nadenkt.
Eerlijk, ik ben een beetje gestorven tijdens dat gesprek.
Ik weet niet of ik daar voor gemaakt ben.

Na afloop kreeg ik van Ben Hekkema een compliment.
En ook Emily kwam even naar me toe.
“Weet je nu waarom we jou gevraagd hebben? Dat was het perfecte antwoord op het perfecte moment!”

Ik vertelde dat ik het allemaal wel heel spannend vond. Maar ik stelde me ook vragen bij het denkkader van de man die me die vragen had gesteld.
“Ja, er is nog veel werk aan de winkel. Zelfs het kunsteducatieve veld is niet altijd klaar voor artistiek onderzoek in een breed-maatschappelijke context” antwoordde Emily.

 

En ja, daar vrees ik voor.
Het doet me wat onzeker worden.
Want het is binnen of tegenover dit veld dat ik me straks ga moeten positioneren als kunsteducator, of als kunstenaar wanneer ik afstudeer.
Ik kan maar beter goed nadenken naar wie en hoe ik dan communiceer.
Er is zeker nog werk aan de winkel...

3/02/2023

Werkdag op FHK: Analyse en positionering met Carry en Mirjam.

Bij aanvang van de dag wordt er gevraagd jezelf een score te geven op 10. Waar sta je met je onderzoek en hoe voelt dat voor je.

Ik geef mezelf een 6,5/10.

Het voelt alsof ik de twee weken achterstand die ik heb opgelopen door de familiale omstandigheden thuis, nooit nog bijgebeend krijg.

En dat valt me zwaar.



We gaan aan de slag met data-analyse. Carry gidst ons door een korte intro, maar laat ons vooral aan de slag gaan met de data die we al gegenereerd hebben.

Ik heb mijn doos met post-it’s bij en ga er enthoudsiast mee aan de slag.

 

Ik heb een vraag in gedachte waar ik graag meer antwoorden op wil.

Het positioneren van de post-it’s is ondertussen al een gebruikelijke methode voor me. Thuis ga ik ook op deze manier aan de slag.
Ik heb er plezier in om de briefjes tegenover elkaar te leggen en te zoeken naar verbanden.

 

Mijn vraag gaat over de voorwaarden die er nodig zijn om als kunstenaar te kunnen werken met de lichamen van de bewoners in de wijk.

En na een uurtje schuiven en kleven, heb ik enkele voorwaarden gevonden.

 

Het voelt alsof ik eindelijk een klein beetje vaardigheid in het analyseren van de data begin te krijgen.

Het wordt ook duidelijk dat ‘de straat’ uit mijn onderzoek valt.

Niet enkel doot technische probelemn bij De Stad Antwerpen, maar ook door de voortgang van het onderzoek zelf.

En het voelt zelfs niet eng.

Ik heb er vrede mee.



Bij Mirjam gaan we aan de slag met verschillende strategiën om de positionering te beginnen schrijven. We zien schrijven vanuit een metafoor, de interview techniek en de WIEBI.

Ik probeer de metafoor uit.

Deze strategie past me als een handschoen.

Ik kies een beeld van mijn eigen voeten op het ijs in de wijk. De foto die ik hier voor gebruik heb ik eerder zelf getrokken wanneer ik danste in de wijk.

Het samenleggen van het beeld, de assosiaties die het bij me oproept en mijn ervaringen tijdens het onderzoek in de wijk vuren me aan.

 

Ik begin te typen en er ontstaat een soort poëtische vertelling over mijn positionering binnen het onderzoek en binnen het kunsteducatie veld. Ik vergelijk de kunsteducator met een persoon op het ijs. Waarbij tempo, intentionaliteit en gedeeld eigenaarschap allemaal terugkerende elementen zijn in de tekst.

 

Natuurlijk is de tekst nog niet af en zal ik hem nog regelmatig moeten herschrijven. Maar ik heb het gevoel dat dit wel eens een goed begin zou kunnen zijn...

 

Hierna zien we ook nog het belang aan structureren, divergeren en de afronding.
Het valt me op dat ik nog veel aandacht zal moeten schenken aan het afronden door inleidingen en conclusies beter uit te schrijven, alinea’s beter af te meten tegenover elkaar en leesbaarheidskiller’s weg te werken.

Schrijven, ondanks dat ik het bewust gebruik in mijn onderzoek en in mijn logboek, blijkt het toch nog steeds een werkpunt te zijn.

Het enige dat ik kan doen is het blijven doen.

Met aandacht.

17/02/2023

Coaching sessie 4:
Ben Hekkema

 

Tijdens deze gemeenschappelijke sessie wil Ben vooral graag weten hoe wij de coaching ervaren en wat wij nodig hebben aan ondersteuning van hem als coach.

 

Ik vertel hem dat ik de gezamelijke sessie wel leerrijk vind.

Zo krijg ik vandaag een inkijk in de vrije ruimte van Anouk, een MKE starter met een fantastisch onderzoek over beeldende materialen.

Ze spreekt over het ‘ontschuldigen’ van mensen zonder beeldende ervaring of scholing. Prachtige term, vind ik dat.

Haar onderzoek voor de vrije ruimte inspireert me.

 

Toch voel ik ook de urgentie om met hem één op één gesprekken te voeren. Of met de andere afstudeerder in onze groep (Ine) en Ben.

Omdat we dan specifiek op de meesterproef kunnen inzoomen.

 

Ben begrijpt dit en neemt het mee om de volgende sessie te kunnen organiseren.

 

We gaan ook in op hoe we ons nu voelen.
Ik ben erg moe. Mijn gezondheid laat het afweten. Ik herstel van een longontsteking.
Ik heb afgelopen zondag niet kunnen dansen in de wijk. Hier baal ik echt van.
Maar...

Het is ook een ferm signaal van mijn lichaam.

 

Wat vertelt mijn lichaam me?

 

Vraag ik te veel van mijn lichaam?
Verlies ik me in het perfectionisme?

 

Afgelopen week zat ik in zak en as toen ik de limiet van Research Catalogue bereikt had. Ik kon de wijk, die ik vorm geef in mijn expositie, niet verder uitbreiden.

Crisis...

Maar was het misschien ook een warme oproep van het systeem om een einde te maken aan het oploaden van data?

Een afspraak die ik al een paar keer had gemaakt met mezelf en met Ben, maar waar ik me niet aan heb gehouden.

 

Een mailtje naar de helpdesk van Research Catalogue zorgde voor een verdubbelde opslag- en expositieruimte. Maar iets in mij zei dat ik niet in dezelfde val kon trappen.

 

Hier stopt het...

 

Ik trek een deelbeeldige lijn na de tekst die Nele, de architecte en externe expert, me had gestuurd.

Hier ga ik niet over.

Ik besluit om de volgende zondag ook niet te gaan dansen in de wijk.
De zondag daarna ook niet. Die ligt voor de deadline voor de formatieve feedback, en zal dus ingezet worden om aan datanalyse te doen.

Hierdoor zet ik mijn energie bewust en zorgvuldig in.

 

Ben is onder de indruk.

“Ga je eindelijk je grenzen bewaken? Ga je eindelijk afbakenen? Het is wel jammer dat je er eerst zo ziek voor moet worden.”

Hij vertelt over perfectionisme en over faalangst.

Ik weet dat hij gelijk heeft.

Het is een valkuil en het is niet de eerste keer dat ik erin tuin.

 

Groeikansen...


 

 

 

 

 

 

17/03/2023

Coaching sessie 5:
Ben Hekkema


Vandaag kreeg ik de formatieve feedback over mijn logboek van het onderzoek.

Hier had ik met heel veel spanning naartoe geleefd.
De voorbije twee weken had ik me zelfs een soort van verlamd gevoeld.

Ik durfde niet meer verder schrijven of werken aan het logboek.

Want als ik veel aanpassingen zou moeten maken, dan zou ik me daar eerst op moeten toeleggen.

 

Deze zorgen bleken ongegrond. De feedback was erg positief.

Enkel mijn conclusie mist nog. Dat kan kloppen, want die heb ik nog niet uitgeschreven en hierdoor ook nog niet in mijn expositie gezet. Natuurlijk zijn er nog kleine aanpassingen die ik zal moeten doorvoeren. De leeswijzer was niet duidelijk genoeg, of gaf niet de juiste instructie.
Maar al bij al had ik heel mooie complimenten gekregen.


Ben ontmoette ik op de trap in zon. Beiden recupereren we van een longontsteking.
We vertelden stil en bedachtzaam.


Hij vertelde me dat hij het logboek heel graag heeft gelezen. En dat ik de kracht en de mogelijkheden van dans erg mooi weergeef. Hij sprak uit dat hij heel benieuwd is naar een epiloog van dit onderzoek. Hij vertelde dat hij hoopt dat ik dit onderzoek, of dit soort onderzoek kan verderzetten. Ik gaf toe dat ik dat ook hoop.


Het is misschien de eerste keer geweest dat ik het zo luidop durfde te zeggen.
Ja, ik hoop dat ik dit soort onderzoek nog mag uitvoeren.

Ben maakte me attent op mijn communicatie. Hij zei dat het dan belangrijk wordt dat ik naar de juiste doelgroep communiceer, dat ik het als een soort open sollicitatie zie.

 

We lieten lange pauzes tussen onze zinnen en genoten van de zonnestralen.

Het was alsof we samen even stilstonden bij deze kleine overwinning en tijd lieten aan het moment.



21/04/2023

Digitaal gesprek met Carry:

 

Vorige vrijdag hadden we een werkdag op Fontys.
Na een coachingsgesprek waarbij ik niet echt een warm gevoel kreeg, hadden we nog een meeting met de starters. Zij stelden ons vragen over hoe wij het onderzoek waren aangevangen.

De sfeer wat was gespannen tussen de aftsudeerders. Iedereen zit in de laatste rechte lijn.
Er werden de laatste tips en bevindingen uitgewisseld, maar vooral nog verdergewerkt. De mensen die aanwezig waren zaten verspreid doorheen de campus.

Zelf had ik nog een tip gekregen over de conclusie.
Anke Werker en Lital maakten me attent op het feit dat in een conclusie niet vanuit de ik-vorm geschreven wordt. En dat het eigenlijk een korte opsomming zou moeten zijn van de onderzoeksvraag, de deelvragen en daar de antwoorden op.


Nu werkte ik die dag dus vooral aan het zo concreet en objectief mogelijk maken van mijn besluitvorming en conclusie aan de hand van mijn onderzoeksvraag en deelvragen. Maar het werkte gewoon niet.

 

Toen ik eerder deze week op Project Campus Carry haar oproep zag dat ze vandaag bereikbaar zou zijn voor vragen, heb ik meteen gevraagd of ik een digitaal gesprek met haar kon voeren.

Vandaag ontmoetten we elkaar dus digitaal.
Ik had inmiddels mijn besluitvorming wel vanuit de ik-vorm geschreven.

En ik had het gevoel dat ik enkel zo eerlijk en waarachter kon duiden wat mijn bevindingen waren. Ook zou het objectiveren van mijn besluit de bewoners onrecht aandoen. Uiteindelijk hadden we dit samen gedaan...


Wanneer ik dit ‘probleem’ aan Carry voorlegde stelde ze me gerust.
Mijn onderzoek was sowieso niet objectief, maar sterk vanuit mijzelf als kunstenaar uitgevoerd. Dus kon het ook niet anders dan dat ik de ik-vorm zou hanteren. Het zou volgens haar niet helemaal eerlijk zijn te gaan extrapoleren en te stellen dat iets algemeen zou ‘zijn’.


Ik was heel blij met dit antwoord.
Het was exact het antwoord dat ik wou horen.

Nu nog finaliseren.
Het allerlaatste nalezen en indienen.
Het is mooi geweest. Achter dit logboek sta ik. En ik durf er ook voor te gaan staan.


D i t  -  i s  -  h e t  .


_______________________________________________________