Toen ik vorig jaar een onderzoeksplan indiende, was ik er nog heel erg van overtuigd dat mijn onderzoeksstrategie een mix aan artistieke en praktijkgerichte methodes zou inhouden.

Ondertussen heeft de wijk me geleerd dat ik best zo dicht mogelijk bij mijn eigen kunstenaarschap blijf.

Enkel door dit onderzoek zo waarachtig mogelijk als kunstenaar, maar vooral als mens en medeburger te benaderen en in contact te treden met de bewoners en actoren in en rond de wijk, verscheen er betekenisvolle data. Data die me iets vertelde, me wat liet ervaren.

Pas door zelf, op een diepmenselijke manier deel te worden van het fragile netwerk, deed het netwerk zich aan me voor. 

Had ik me vastgeklampt aan de onderzoeksstrategie die ik eerder had opgesteld, dan had ik dit netwerk niet waargenomen.

 

Een artistiek onderzoek dus.

Een artistieke strategie.

Met een mix aan artistieke onderzoekmethodes.

 

 

 

'I believe that knowledge can, indeed must, be produced outside the academy, and that art is both a valid research method and a form of knowledge.'

 

 - François Matarasso - 

'Kunst' als onderzoeksmethode?


Zoals hierboven weergegeven gelooft Matarasso dat kennis zich buiten de academische wereld kan manifesteren. (2019, P. 14) 
Kennis kan gezien worden als een verzameling aan ervaringen en contexten.

Kunst is een plaats, een tijd en een ruimte waarbinnen deze ervaringen zowel binnen als buiten hun context kunnen worden onderzocht. 

(Rancière, 2015, p.18-22)

In die zin is kunst een onderzoeksmethode waarbinnen nieuwe ervaringen kunnen ontstaan. 

 

Bronnen:

 

Matarasso, F., (2019). A Restless Art. How participation won, and why it matters.

Calouste Gulbenkian Foundation, Lissabon.

 

Rancière, J. (2015). De geëmancipeerde toeschouwer. (J.Beerten en W. van der Star, Vert.). Octavo, Amsterdam.

Wandelen als observatiemethode?

 

Zomer 2022:

 

Het onderzoeksplan werd beoordeeld als te ambitieus, nog niet afgebakend genoeg.

 

Ik geef de beoordelaars gelijk.

Wat ik wil proberen op minder dan een jaar tijd, is niet haalbaar. Het heeft me een maand gekost om dit te durven inzien.

De presentatie werd zeer positief onthaald. De essentie zat volgens de jury in hoe ik fysiek communiceer. In hoe ik mijn eigen lichaam en dat van de ander durf in te zetten.

Ik werd gewezen op een sterke aanname in mijn vraagstelling. Als ik wil onderzoeken hoe je doormiddel van fysieke communicatie de sociale cohesie kan bevorderen, dan ga ik er vanuit dat dat kan.

Dit is een behoorlijke olifant in de kamer.

 

Is een juistere vraag dan

'Hoe kan de kunstenaar het lichaam inzetten om de sociale cohesie in de stad te bevorderen?'

 

Misschien is het

Welke betekenis kan een danskunstenaar hebben in de zoektocht naar de sociale cohesie van de stad?

 

Ik voel dat ik nu wankel...

 

De danskunstenaar, de evenwichtskunstenaar verliest haar evenwicht. Mijn kinesthesie is mank.

 

Kines - thesie

Grieks -> Kinein = bewegen

Grieks -> Aisthesis = sensatie

 

"Kinesthesie is het bewegingszintuig waarmee wij onze eigen bewegingen kunnen waarnemen en registreren.

Het bewust zijn van de positie en snelheidsgevoel van de lichaamsdelen. Het vermogen om waar te nemen binnenin ons lichaam, niet buiten ons lichaam zoals bij de 5 zintuigen gebeurt." (Reason & Reynolds 2010 p. 49-75)

 

Proprio - septie (zelfwaarneming)

Grieks -> Proprius = zelf

Grieks -> Perceptie = waarneming

 

"Een term voor het geheel aan sensorische systemen die de gewrichtspositie en gewrichtsbewegingen registreren." (Hermans, 2013)

 

"Kinesthesie is het gedeelte van de proprioceptieve informatie dat bewust kan worden waargenomen." (2013)

 

Kinesthesie is onbewust voelen van het lichaam. “A knowing where our hand is without having to watch it constantly.” (2013)

 

Ben ik me er van bewust, voel ik het onbewust?

Ik voel dat het wat met me doet. Het is een fysieke gewaarwording.

 

Zou je als danskunstenaar fysiek kunnen ervaren waar je mentaal mee bezig bent?

Ik zou zelfs durven zeggen ‘ment-taal’ mee bezig bent?

Is het misschien zo dat wat ik waarneem met mijn vijf zintuigen door mijn lichaam wordt omgezet in een voor mij verstaanbare fysieke taal of communicatie?

Is dat wat het betekent om een danskunstenaar te zijn?

 

Ik wankel...

               Ik wan kd el...

                                  Ik wandel...

 

Bijna dagelijks wandel ik door de wijk Nieuw Zuid.

Mijn lichaam absorbeert de informatie die door mijn zintuigen wordt waargenomen.

Dit is mijn observatiemethode.

Het voelen van informatie.

 

Onbewust bewust.

Bewust onbewust.

 

Ik ben niet alleen.
Wandelen als methode werd al uitvoerig onderzocht.

 

"Walking is the speed for noticing and for thinking." 

 

"Walking is not what the body does, it's what the body is." 

 

Dit lees ik in Walking: a research method. (Ernsten et al., 2020)


Wat me doet besluiten dat wandelen als methode sterk verwant is aan dansen als methode.

 

Bronnen:

 

Ernsten, C., Shepherd, N., Visser, D.J., Christiaansen, K., Montens, C., Cuyvers, W., Limonowicz, M., Dunne, R., Mascini, V., Freyer Hoskuldsson, T., Van Romburgh, S., Chattopadhyay, B., Jensen, D., Livadari, A., Spissers, L., Glushitz, S., Corrijn, J., Arov, A., Van Dyck, L., (…) De Heer, M.( 2020) Walking: a research method in art and design. KABK, Den Haag. Geraadpleegd op 28 juli, 2022 van https://issuu.com/kabk/docs/kabk_designlectorate_walkingpublication

 

Hermans, C. (2013). Shall we dance? On a bright cloud of music shall we fly? Geraadpleegd op 17 mei 2022, van https://www.academia.edu/38149052/

 

Reason, M., & Reynolds, D. (2010). Kinesthesia, Empathy, and Related Pleasures: An Inquiry into Audience Experiences of Watching Dance. Dance Research Journal, 42(2), 49-75. doi:10.1017/S0149767700001030

 

 

Buurvrouw zijn als onderzoeksmethode?

 

Wat ik onderzoek in de wijk, kan ik op kleinere schaal ook onderzoeken in mijn eigen straat.

 

In deze micro-samenleving hebben we gemeenschappelijk dat we wonen in de Zwijgerstraat in Antwerpen.

Maar strikt genomen is dit ook het enige dat we gemeenschappelijk hebben.

In deze kleine kosmos zijn er veel verschillen.

 

leeftijd - werk - achtergrond - context - economische status - eigenaarschap - taal - gezondheid - fysiek - ...

 

De vergelijkingen met de wijk zijn talrijk.

 

En ook hier probeert men samen te leven.

Samen maken we 'straat'.

De ene al wat actiever dan de ander.

Op zijn manier, op haar manier, op hun manier.

 

Hoe maak ik 'straat'? 

Hoe maak ik 'mee' straat?

Hoe 'handelen' wij straat?

 

Covid heeft een bres geslagen in de straat.

Verschillen tekenen zich duidelijker af dan overeenkomsten.

Kan de kunstenaar hier iets in betekenen?

Als mens, als buurvrouw?

 

Zou ik terug meer betekenis kunnen brengen in 'straat maken'?

Hoe breng ik de twee stoepranden dichter bij elkaar?

Hoe overbruggen we samen de betonnen zee tussen de huizen?

 

Hoe nemen we het 'eigenaarschap' terug in handen.

 

Hoe scheppen we de 'wij' in de Z'wij'gerstraat?

 

Niet ontwikkeld:

Participatieve kunst of gemeenschapskunst?


29 september 2022

Partcipatieve kunst of gemeenschapskunst?

Het middenveld.

 

Ik herlees A Restless Art (Matarasso, 2019)

Omdat ik in de war ben. 
Ik kan kunst nu wel als methode beschouwen, maar wat voor kunst?

Want is 'kunst' niet een te ruim begrip?
Sinds ik aan de opleiding MKE startte werd het voor me duidelijk dat mijn kunstenaarschap zich uitte in participaterend werk. Maar ligt het niet anders wanneer ik onderzoek doe naar een gemeenschap en naar sociale cohesie binnen die gemeenschap?
Beschouw ik mijn kunstenaarschap en dus mijn artistiek onderzoek met de daarin voorkomende interventies als participatorische- of gemeenschapskunst?
Ik vraag me af of er wel echt een scheidingslijn is tussen participatorische kunst en gemeenschapskunst.

Matarasso gebruikt een schema gebaseerd op een model van Cristina Fominaya. (p.54)

 


Het valt me zwaar om mezelf te positioneren tegenover deze twee noemers.

Wanneer ik vandaag kijk met wat ik het meest gemeen heb, met hoe ik het onderzoek nu zie en ervaar, dan heb ik meer gemeen met gemeenschapskunst. Toch blijf ik denken dat ik participatieve kunst maak.

 

Om dit verder af te toetsen neem ik Participatieve Kunst, Gewoon kunst in moeilijke omstandigheden van Sandra Trienkens (2020) er bij.
Zij beschouwt in haar tekst wat Matarasso doet met deze verdeling. Maar ik heb niet de indruk dat ze het er mee eens is. (p. 17-50)


Volgens haar geeft de verandering van terminologie van gemeenschapskunst naar participatieve kunst vooral weer hoe Britse gemeenschaps kunstenaars vanaf de jaren 1990 een andere noemer zochten om onder verder te kunnen werken, omdat er aan ‘community-art’ of gemeenschapskunst negatieve connotaties waren gaan kleven. (p. 35)

Eerst hadden ze oeverloos moeten bewijzen dat de kwaliteit van kunst niet kon bepaald worden door de kunstwereld, maar door iedereen die het maakt, doet of ervaart.
De artistieke waarde is subjectief en kan niet door één groep bepaald worden.
In die zin heeft gemeenschapskunst iets emancipatorisch. (p. 26-33)
Daarna werd gemeenschapskunst als instrument ingezet voor politieke en sociale doelstellingen door o.a. de regering van Tatcher.
De kunstenaars stelden zich vragen over geldstromen en ondersteuning. Maar ook over het pedagogische project van gemeenschapskunst. Terwijl het oorspronkelijk niet vertrok uit een politieke beweging, maar uit een artistieke. (p. 34-35)

Dit maakt het voor mij nog niet helemaal helder waar ik me situeer.
Want mijn eigen artistieke onderzoek gaat uit van een mogelijke verandering.
Er is een mogelijkheid dat er iets verandert.
Wil ik dit ook echt zelf?
Heb ik dit als doel?
Of draag ik dit mee als waarden?
Dat is een groot verschil.

Ik zette ze vorige keer wel als SDG’s in mijn tekst.
10. Ongelijkheid verminderen

11. Duurzame steden en gemeenschappen
17. Partnerschap om doelstellingen te bereiken

Misschien moet ik dit deel dan al wel wat bijsturen in mijn verder communicatie.

 

Veel opheldering vind ik wanneer Trienekens schetst dat er inmiddels een heel aantal definities zijn ontstaan zodat kunstenaars de noemer gemeenschapskunst niet meer te hoeven gebruiken.

Hierbij kijkt ze terug op Matarasso’s gradaties van participatieve kunst, waarbij hij enkel kijkt naar kunst die door professionele kunstenaars wordt gemaakt of met professionele kunstenaars is samengewerkt. (p.37-39)


‘hedendaagse kunst met een participatief element’,
‘participatieve kunst’ en
‘community art’


Waarbij ‘hedendaagse kunst met een participatief element’ een zeker autoriteit van de kunstenaar draagt. De kunstenaar oefent de controle uit over het concept en nodigt mensen uit om deel te nemen in een helder afgebakende rol.
Ik herken hierin mijn laatste danstheaterstuk ImpulZ dat ik creëerde voor Theater De Spiegel.
Hierin wordt het publiek, een groep één- tot vier jarigen, uitgenodigd om op gerichte tijdstippen de voorstelling te sturen door op bepaalde knoppen te duwen die een geluidsinstallatie aansturen. Op de geluiden van de installatie reageert de danser met vastgelegde bewegingen per geluid. De kinderen sturen op deze manier de choreografie.
Maar dit doen ze niet heel de voorstelling lang, om een bepaald kwalitatief en esthetisch kader te bewaren binnen de uitvoering.

 

‘Participatieve kunst’ verwijst naar een praktijk die professionele en niet-professionele kunstenaars verbindt in co-creatie. Hierbij ligt de focus op het creëren van kunst. Het kunstwerk kan op zichzelf bestaan. De esthetiek bevindt zich niet enkel in het kunstwerk, maar ook in het organiseren en het praktische werk. Het proces is kwalitatief esthetisch.
Het werk zit in het herformuleren van de relatie tussen de zender en de ontvanger, de kunstenaar en de toeschouwer.
Kunst is iets dat je ‘doet’.
Je ‘bent’ geen kunstenaar.
Waardoor iedereen eigenlijk tegelijk toeschouwer en kunstenaar kan zijn en aan beschouwen en artistiek werk kan ‘doen’.
Hierbij denk ik aan het project dat ik vorig academiejaar met mijn collega Liesbeth De Clercq maakte voor de module Artistiek Educatief, waarbij we een artistieke interventie in de openbare ruimte moesten ontwerpen en uitvoeren.
Voor deze opdracht creëerden we samen met de reizigers en de bootsmannen op het veer tussen de rechter en linker oever van de Schelde in Antwerpen een gedicht, Onderweg. (2022)
Liesbeth zat op de linker oever en ik op de rechter. We gaven elk een woord mee met de reizigers op de veerboot en vroegen hen om het woord te bezorgen aan de persoon aan de andere kant. Sommige reizigers verzonnen hun eigen woord, anderen namen een woord in ontvangst, andere gaven een hele betekenis aan het woord en gaven dat mee in de vorm van een dialoog met de ontvanger, Liesbeth of ik. Wanneer we de woorden na de laatste reis van de veerboot achter elkaar plaatsten, ontstond een gedicht.
Heel de dag voelde magisch aan.
Liesbeth noch ik voelden ons een kunstenaar, maar eerder mens in verbinding met mensen.
Toch voelden we dat we een artistiek product hadden gemaakt. In co-creatie, zonder hiërarchische houding en binnenin een artistiek proces.

En als laatste haalt Trienekens de term ‘community-art’ aan. Maar ze geeft een nogal korte beschrijving, waarbij ik versta dat Matarasso volgens haar naar deze definitie verwijst als de meer dan vijftig jaar oude kunstpraktijk die een nadruk legt op mensenrechten, emancipatie en de mogelijkheid tot sociale verandering. Het proces, het product of de uitkomst kan niet vooraf bepaald worden, want de kern ligt in de improvisatie. Het ‘maken van kunst’ en een culturele democratie liggen hier aan de basis. Het is geen sociale of politieke ‘daad’.
De artistieke ‘daad’ kan wel sociale of politieke gevolgen hebben.
Het gaat om het maken van kunst als mensenrecht.
Door samen met anderen iets te ‘maken’ op gemeenschappelijk bepaalde voorwaarden.
Wanneer ik deze samenvatting lees, valt me op dat er eigenlijk meer overeenkomsten dan verschillen zijn tussen ‘participatieve kunst’ en ‘community-art’.

Dit wordt later door Trienekens ook zo benoemt wanneer ze ‘community-art’ op haar beurt onder ‘participatieve kunst’ herbergt en dit dan herdefinieert als ‘gewoon kunst’. (p.45-50)

Bij ‘gewoon kunst’ kunnen we vervolgens een onderscheid maken tussen kunstparticipatie als leerervaring, een kunstwerk dat participatie inzet als artistieke strategie of sociale interventies die kunst inzetten als sociale strategie. Welke van deze drie invalshoeken gekozen wordt, is volgens haar eerder een kwestie van een oordeel dan een uitgangspunt.

Dit klinkt zeer aannemelijk.
Ik probeer namelijk zelf ook een oordeel te vellen over mijn eigen kunst.
Het lijkt er op dat mijn kunst wacht op een oordeel, terwijl het niet uit dat uitgangspunt gemaakt wordt. Omdat ik niet uit deze impasse lijk te geraken, neem ik een rigoureus besluit.

Voortaan beschouw ik de kunst die ik inzet tijdens dit artistiek onderzoek voor mezelf als ‘gewoon kunst’.





Bronnen:

 

De Clercq, L., Zijlstra, A. (2022). Onderweg. Raadpleegbaar op: https://www.facebook.com/groups/530593268774136

 

Flecher Fominaya, C.(2014). Social Movements and Globalization: How Protests, Occupations, and Uprisings are Changing the World. Palgrave Macmillan in Matarasso, F. (2019).

 

Matarasso, F. (2019). A Restless Art. Calouste Gulbenkian Foundation.

 

Trienekens, S. (2020). Participatieve Kunst, Gewoon kunst in moeilijke omstandigheden. V2_Publihing.

 

Zijlstra, A. (2019). ImpulZ. Theater De Spiegel. Raadpleegbaar op: https://theaterdespiegel.com/impulz/


Een speelstraat organiseren om bewoners dichter bij elkaar te krijgen:

 

Aanvraag speelstraat bij de stadsdiensten:

 

Ik wil een speelstraat organiseren in mijn eigen straat.

Dit in het kader van mijn onderzoek dat ik dus ook in mijn eigen straat wil voeren.

Hoe pak ik dit aan?

 

Buurman Wilfried kent alle instanties, dus ik vraag een overleg met hem. Tijdens een speelstraat wordt de straat autovrij voor spelende kinderen. Maar wat zou er gebeuren als je de volwassenen ook motiveert om bij elkaar te komen?

Ik voel zelf wel wat angst om met de buren aan de slag te gaan. Het voelt als optreden voor je familie. Te dichtbij? Misschien.

Wat eerst zo evident leek, het starten in de eigen straat, voelt nu helemaal niet meer zo vanzelfsprekend.

 

En dan is het aan mij.

Het effectief aanvragen speelstraat via het stadsloket, het ‘Dienstverleningsloket’.

Omdat er grote speelelementen en speelgoed in de straat aanwezig zal zijn (skate ramp, volleybalnet, ...) kunnen de hulpdiensten niet vrij door. Hierdoor zal ik een toestemming voor evenement moeten aanvragen bij de stadsdiensten.

Dit maak ik meteen in orde.

Ik voel me een beetje verloren in het bureaucratisch systeem.

Als dit een digitaal platform is voor de bewoners van Antwerpen, waarom voel ik me als bewoner dan zo klein en nietig?

De bewoordingen die gebruikt worden, de definities van een 'feest’, een 'evenement' of 'obstakels'.

Alles lijkt wel een obstakel.

 

Waarom moet je kunnen verantwoorden dat je elkaar in alle rust wil kunnen ontmoeten?

 

Het verkeer weren uit één straat lijkt een titanenwerk.

Ik vind het lastig en het maakt me onzeker. Er wordt me ook nog een grondplan op schaal gevraagd met de obstakels. Alsof ik een technische tekenaar ben.

Ik teken het plan op een ruitjesblad en probeer zo goed mogelijk rekening te houden met schaal. Ik doe mijn best.

 

Het blijkt later allemaal goed te zijn verlopen.

Ik kreeg telefoon van de stadsdienst. Zij namen mijn zorgen over het logistieke gedeelte weg.

Maar het zet me wel met mijn voeten op de grond.

Kunstenaar zijn is ook gewoon inwoner zijn.


 



Dans als onderzoeksmethode?

 

Observatie, analyse en reflectie

 

Ik gebruik dans vooral als methode door dans in te zetten voor de data-analyse en de reflectie.

 

Als ik niet dans, kan ik niet goed nadenken.
Dan draai ik cirkels in mijn hoofd en niet met mijn lichaam.

Pas wanneer ik echt ga bewegen, en het liefst ga dansen, connecteren de data met elkaar en ervaar ik linken, overeenkomsten en verschillen.

Ik gebruik hier dansimprovisatie voor.

Dansimprovisatie geeft me de mogelijkheid om het ‘geleefde lijf’ en de ‘beleefde ervaring’ samen te brengen. (Hermans 2015 p.6)

 

Maar tegelijkertijd ervaar ik mijn lichaam als poreus. Alsof het een spons is. Ik neem op, absorbeer. (Vanhee 2021 p. 47)

In deze poreuze en open toestand wordt ik één met de omgeving.

Waardoor ervaringen mijn lichaam opvullen.
Deze ervaringen nestelen zich vervolgens in mijn lichaam-als-archief. (Heitman 2022)

Hierdoor is dans ook een observatietool.

En is dit zeer verwant aan het 'wandelen' als observatiemethode.

 

Mijn lichaam ervaart ook mijn denken, mijn in-relatie-staan met de omgeving.

De ervaring om binnenin het lichaam te bestaan of de ervaring een lichaam te hebben zijn onafscheidelijk verbonden met elkaar. (Latour 2004 p. 205-229)

Deze onafscheidelijkheid noemen we embodiment.

Door de nadruk te leggen op het bestaan in relatie met de wereld biedt embodiment de mogelijkheid om als object, subject, materiaal en bron van symbolische constructies, alsook het product van cultuurvoorschriften onderzocht te worden. (Fischer-Lichte 2008 p. 89)

 

Over deze ervaringen zal ik terug dienen te reflecteren.
Hierdoor ontstaat er een soort onophoudelijke beweging.

Iets wat Gilcher, Jaspers en Popa ook beschrijven in het hoofdstuk Dans in Art-Based-Research voor het sociaal domein. (2019)


Afbeelding 1. [tekening] Het lemniscaat © Jaspers M.

 

Waarbij duidelijk wordt dat dans en danservaring als onderzoekmethode tegelijk een naar-buiten richten en naar-binnen richten behelst.

 

Bronnen:

 

Fischer - Lichte, E. (2008). The Transformative Power of Performance, A New Aesthetics. Routledge, New York.

 

Gilcher, M-L., Jaspers, M., Popa, R., (2019). Dans in Arts-Based Research Voor het Sociaal-Domein. Coutinho, Bussum.

 

Hermans, C. (2015). Of Movements And Affects: Dance Improvisation As A Participatory Sense-Making Activity. Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Amstedam.

 

Heitman, K. (2022). The Body As An Archive. Gesprek tijdens Connective Conversations, FHK Lectoraat, 1 juni 2022, Fontys Hogeschool voor de Kunsten, Tilburg.

 

Latour, B., (2004). How to Talk About the Body? The Normative Dimension of Science Studies

In Body & Society Vol. 10(2–3), SAGE Publications, London.


Vanhee, S., (2021) Listening to listening. Forum + voor onderzoek en kunsten. Herfst 2021, vol. 28(3). Amsterdam University Press, Koninklijk Conservatorium Antwerpen. 


Ben ik een kunstenaar of een onderzoeker?

 

In de eerste plaats ben ik een kunstenaar. Mijn discipline is dans.
Ik ben een choreograaf.
In mijn kunstenaarschap onderzoek ik voortdurend de verhoudingen tussen de elementen aanwezig in de ruimte.
De ene keer leg ik de focus op de esthetische elementen zoals de verhouding tussen de verschillende passen, de afstanden, de snelheid, de bewegingskwaliteit, ...
De andere keer leg ik de focus op de afstand en de verhouding tussen de danser en de toeschouwer.
Ik heb zelfs een voorstelling gemaakt waarbij ik de verhouding tussen de danser en de décorelementen onderzocht.
Maar steeds vertrek ik vanuit het onderzoek.
Dat IS mijn kunstenaarschap.
Dat is mijn urgentie
.

Ben ik daar al goed in?
Geen idee.
Maar ik doe het wel.
Ik ben een kunstenaar en ik verhoud me tot de omgeving met mijn kunst en door mijn kunst.

Advies aan een jonge kunstenaar.

 

The Louisiana Channel heeft een reeks gevestigde en bevestigde kunstenaars gevraagd om advies te geven aan jonge kunstenaars.
Ik kijk graag naar deze reeks. 

Kunstenaars zijn niet enkel een inspiratiebron, maar ook een referentie.
Dit maakt ze tot betrouwbare bron voor me.
Marina Abramovic is voor mij zo een referentie.
Haar performancekunst is een referentiekader voor mijn eigen fysieke onderzoek binnen mijn kunstenaarschap. Steeds grensverleggend.
Ook haar wordt gevraagd om advies te geven aan de jonge kunstenaar.
Wat is de definitie van een beginnend of jonge kunstenaar?

Ik bevind me in een continue transformatie. Elke mimesis van een doorgemaakte ervaring, zorgt er voor dat ik een ander mens en een andere kunstenaar ben dan voor de ervaring, of voor de vertaling.

Hierdoor zie ik mezelf steeds als een beginnend kunstenaar. Ik begin steeds weer opnieuw.

Dit zorgt elke keer voor een kleine identiteitscrisis, een in vraag stellen van mezelf als mens en als kunstenaar.

Ben ik wel een kunstenaar?

De defenitie van een kunstenaar door Marina Abramovtic helpt me om mezelf steeds weer te identificeren.

En pas na deze bevestiging, kan ik mijn kunst inzetten als onderzoeksmethode.

 

Bloggen als onderzoeksmethode?

 

De blogpost, een auto-etnografische weergave van een dans-onderzoek:

 

Omdat ik het onderzoek en alle stappen in het onderzoek zo transparant en aannemelijk mogelijk wil maken, schrijf ik wat ik ervaar op in een blog.

Dans kan ik wel vastleggen op beeld, maar hoe bekom ik dat het inzichtelijk en aannemelijk wordt?
Het schrijven biedt me een uitkomst in een manier waarop ik mijn ervaringen kan vertalen naar een taal die gemakkelijk geïnterpreteerd wordt.

Het beeld verdringt het spreken al zo vaak in onze snelle en flitsende samenleving. (De Wachter 2022)


Tijdens het schrijven over het dansen op zondag en dus over de data-analyse pas ik eigenlijk opnieuw reflectie en analyse toe. Hierdoor werkt het schrijven als een soort katalysator, waarbij enkel de essentie overblijft. Maar zelfs die essentie is subjectief.

Het is niet meer dan een auto-etnografische weergave van mijn ervaringen en indrukken die tegenover of naast andere bronnen geplaats worden.

Soms tegenover literatuur, maar meestal ook tegenover gesprekken die ik had in het kader van het onderzoek, of andere ontmoetingen.

 

As “an embodied practice”, auto-ethnography “is ethnographic investigation that takes auto-reflective perceptions of the world as the starting point for generalizations and theorizations about the cultural, the social, and the political” (Lancaster 2011 p. 46).

 

Wat ik echter niet wil opwekken bij de lezer is de opdringerige aanwezigheid van een ego dat alleswetend tracht te zijn.

Het omhelst het verhalende vanuit het ik-perspectief, maar overstijgt een al te enge vertelling over het zelf door verbindingen te leggen met culturele analyse en interpretatie. (Chang 2008 p.43)

 

Omdat ik voornamelijk weergeef wat ik op zondagochtend ervaar aan bewegingen en inzichten tijdens het dansen in de wijk, beschouw ik nog steeds vanuit de context van de wijk.
Maar ik neem binnen die context zowel mezelf als andere actoren waar.

Ook neem ik alle gegenereerde data mee in overschouwing tijdens de dansinterventie.

Het gunt de lezer van de blogposts een blik op de sociale realiteit van de bewoners van de wijk. En dit vanuit het perspectief van mezelf en de bewoners.

(Soenen 2006 p. 11-13)

 

To practice this method is not to describe the world, or to represent it, but to open up our perception to what is going on there so that we, in turn, can respond to it. (…)We need it in order not to accumulate more and more information about the world, but to better correspond with it. (Ingold 2013, 4)

 

Auto-etnografie is een element binnen een grotere etnografische discipline. Een methode veelal gebruikt in de antropologie.

Zo vormen mijn blogposts in de expositie van het logboek in Research Catalogue ook een element binnen het grotere geheel.
Je zou kunnen stellen dat mijn artistiek onderzoek in zijn volledigheid als corpus een duidelijke etnografische (en zelfs antropologische) slag vertoont.
Etnografie heeft voor mij als voordeel dat het wat er ‘mogelijk is’, wat zich nog niet zichtbaar vertoont, maar in de ‘kiem’ aanwezig is kan ontwaren en omschrijven. (Soenen 2006 p.24)

 

Op het openbaar digitale platform waarop ik de blogposts elke zondag deel, kan iedere lezer reageren.
Hierdoor wil ik openheid en dialoog garanderen, en wil ik een te ver doorgedreven ‘ik-perspectief’ vermijden.

 

Bronnen:

 

De Wachter, D. (2022). Digitale Lezing: Pause invites Dirk De Wachter. Geraadpleegd op 28 december 2022, van https://pause-invites.com/

 

Chang, H. (2008). Autoethnography as method. Left Coast Press.

 

Ingold, T. (2015). Anthropology and the art of inquiry. Working Papers in Anthropology 1(2). Katholieke Universiteit Leuven

 

Lancaster, Roger N. 2011. “Autoethnography. When I was a Girl (Notes on Contrivance).” In A Companion to the Anthropology of the Body and Embodiment, edited by Frances E. Mascia-Lees, 46–71. Oxford

 

Soenen, R. (2006), Het kleine ontmoeten, over het sociale karakter van de stad. Garant, Antwerpen.

Speelstraat, een kader:

 

Op 30 en 31 oktober organiseerde ik een ‘speelstraat’ in mijn eigen straat.
Dit deed ik aanvankelijk als student kunsteducatie in het kader van mijn onderzoek naar kunst en sociale cohesie.
Ik wilde graag een kunsteducatieve interventie houden op de tweede dag van de speelstraat.
In de workshop zou ik als kunstenaar aan de slag gaan met bewoners uit de straat en stilstaan bij het thema contact.
Ik had al veel ideeën met stoepkrijt en kleine laagdrempelige fysieke oefeningen.
En ik had er echt veel zin in en een voorzichtig-goede hoop.
Het voelde zo belangrijk. Want in de straat verlopen de contacten tussen de verschillende bewoners doorgaans stroef.


En toen sprong, op donderdag 13 oktober, een overbuurvrouw uit het raam vanop de 5de verdieping.
Jenny was haar naam.

Hoe ik ook probeerde, ik kon me haar gezicht niet voor de geest halen.

Ik kende deze buurvrouw niet.

Of ik was vergeten wie ze was.

 

Daar stond ik dan.

Met mijn goede bedoelingen rond het kunstenaarschap en sociale cohesie.
Ik had gefaald.
Gefaald als buurvrouw, gefaald als kunsteducator en gefaald als mens.

 

Jenny had zich zo radeloos gevoeld dat ze geen andere uitweg meer zag.
Niemand heeft haar tegengehouden.

En later die week viel er ook geen rouwbrief in de bus.

Jenny bleef eenzaam en anoniem.

 

Het voelde echt niet juist om de workshop nog te laten doorgaan.
Wie was ik om deze sessie te initiëren?

 

De speelstraat liet ik wel doorgaan.
De straat zou afgezet worden en autoluw gemaakt worden.

Kinderen en volwassenen konden elkaar ontmoeten in deze openbare ruimte.

Ik was nog steeds overtuigd van de noodzaak van deze actie.

Ondanks dat ik geen interventie meer plande, was ik wel benieuwd wat mijn actie om dit initiatief te ondernemen, als gevolg kon hebben voor de straat en haar bewoners.

 

‘Speelstraten’ zijn een initiatief van de Stad Antwerpen.
Op hun site staat het volgende:

 

‘Met de speelstraten wordt het openbaar domein tijdelijk ter beschikking gesteld van spelende kinderen. Een (deel van een) straat wordt afgesloten en daardoor kunnen de kinderen er vrij spelen én buren elkaar beter leren kennen.’

 

Bewoners kunnen dit aanvragen via het stadsloket van hun district.
Zie: https://www.antwerpen.be/info/5e31a09f588295b9be408e97/speelstraten-in-district-antwerpen

Je kan ook goedkeuring voor andere evenementen aanvragen via dit stadsloket.
Zo bestaat er administratieve ondersteuning en een kleine financiële ondersteuning voor straatfeesten, een grootschalig evenement, een buurtproject, een buurtboost, een burenbank, regentonnen en een groenproject.
Maar elk evenement of initiatief heeft zijn eigen reglement en voorwaarden.

De speelstraat pastte voor mij het beste in het opzet om de buren op een laagdrempelige manier uit hun huizen en samen in de open ruimte van de gemeenschappelijke straat te brengen.
Een volgende stap zou bijvoorbeeld een straatfeest kunnen zijn.

Maar even terug naar de speelstraat en hoe deze dan eigenlijk wel verliep, nadat ik besloten had geen geplande interventie te houden.


Via de Stadsuitleendienst op het Kiel had ik groot spelmateriaal uitgeleend.
Voor een kleine prijs kan je daar materialen huren.
Voorts heb ik nog wat speelgoed aangekocht waarvan ik met zekerheid wist dat het in de toekomst nog gebruikt zou worden. (Voetbalgoaltje, stoepkrijt, ...)

Deze kunnen ingezet worden in kleine spelevenementen in de straat, of op een ander straatfeest.

Ik heb wat koffie en thee aangekocht, fruitsap en spuitwater.

Er waren ook cake, koek en fruit om te delen.

Zo konden de kinderen en hun ouders even pauze nemen bij het spelen.

 

 

Observatie:


In dit observatieverslag beschrijf ik wat ik gedaan heb en wat ik heb zien gebeuren.
Ik ben me er van bewust dat dit nooit objectief kan zijn. Daarom heb ik aan Sam, mijn man gevraagd ook neer te schrijven wat hij heeft gezien, of wat hem is opgevallen. Op deze observatie wacht ik nog.
Een reflectieverslag volgt later, bij het ontvangen van de feedback van de bewoners van de straat.

 

Zondag 30 oktober 2022:

 

10:00u

 

Samen met mijn man zette ik de straat af aan beide zijden.
De Stad Antwerpen hadden de hekken geleverd waarmee de straat kon afgezet worden volgens alle geldende richtlijnen.
Zo werd de straat officieel autoluw.
Al stonden er nog best veel auto’s geparkeerd in de straat.
Hierna begon ik het gehuurde en gekochte speelgoed, dat ik in de garage bewaarde, naar buiten te slepen.
Ik positioneerde het voor mijn eigen garage.
Omdat ik wilde observeren wat er vervolgens zou gebeuren, zette ik me aan de tafel die ik voor ons huis had gezet.
Op het papieren tafelkleed schreef ik in kleurrijke letters ‘Welkom in de Zwijgerstraat’.

 

11:00u


De meeste mensen die voorbij kwamen, maakten geen contact.
Sommigen vroegen wat de bedoeling was.

Anderen wensten me succes.
Maar het bleef erg rustig.

 

12:00u

 

De eerste spelende mensen kwamen nu pas buiten om deel te nemen aan de speelstraat.
Het waren de buren van nummer 3 en hun dochters.
En de buren van nummer 25 met hun dochter.
De kinderen speelden met hun eigen steps en skateboards.
De volwassenen zetten een salontafeltje en enkele stoelen buiten.
Ik bracht hen nog een strandstoel, zodanig dat ze mensen konden uitnodigen om bij hen te komen zitten.
Dit kleine groepje had een aantrekkingskracht.

 

13:35u

 

Er kwamen buren van een straat in de buurt met hun zoon en dochter.
Er kwamen grootouders met hun kleinkinderen.
En de dochters van nummer 12 kwamen ook buiten.
Zij vlogen in het stoepkrijt.
Een kennis van de buren op nummer 3 kwam ook met haar beiden dochters.

 

15:00u

 

Het was gezellig druk in de straat.
Toevallige voorbijgangers besloten te tekenen met het stoepkrijt.
Er werd gebabbeld, gelachen, de zon scheen.

 

16:00u

 

Mensen zonder kinderen kwamen uit hun huizen en brachten een fles wijn mee.
Het begon te schemeren, de zon was weg.
Er werden stoelen bij de tafel geschoven.
De kinderen begonnen hun spel te verplaatsen naar binnen. Het koelde ook sterk af.
Dit was het begin van een twee shift.
De volwassenen zonder kinderen bleven aan de tafel zitten.

 

19:00u

 

Er werd gepraat over de zelfdoding van Jenny.
Er heerste een collectief gevoel van faling.
Ook werd het belang aan sociaal contact uitgesproken door alle aanwezigen.
Het verbaasde deze buren dat er niet nog meer buren buitenkwamen om gezellig mee te praten of wat te drinken.
We spraken af dat we deze afsluit de volgende dag zouden herhalen.
Na enkele flessen wijn was het erg koud en donker.

Toen de eerste persoon aan de tafel besloot om terug naar binnen te gaan, zijn de anderen snel gevolgd.
Het weer was guur en het begon een beetje te miezeren.
Toen heb ik het speelgoed, met de hulp van de overgebleven buren, terug in de garage gezet.
Daarna hebben mijn man en ik de straat terug toegankelijk gemaakt voor het autoverkeer.


Maandag 31 oktober 2022:


In België is dit een brugdag. Op Dinsdag 1 november is het Allerheiligen, een officiële feestdag.
De meeste ouders met jonge kinderen nemen deze dag vrij om bij de kinderen te blijven.


10:00u

 

Het regende. De stoepkrijttekeningen vervaagden langzaam.
Ik zette samen met mijn man de straat af.
We zagen veel mensen de auto instappen en nog net wegrijden, voor het hek neergezet werd.
Het gezin vanop nummer 3 vertelde ons dat ze op ‘weekend’ gingen.

Een Vlaamse uitdrukking voor een tweedaags verblijf in een buitenverblijf of vakantiepark.
Ik hoopte dat niet te veel mensen hun voorbeeld zouden volgen. Maar ik zag helaas ook het gezin op nummer 12 vertrekken met z’n allen.
Toch sjouwde ik het speelgoed terug uit de garage en zette ik mijn tafel terug voor de deur.

 

10:30u

 

Ik zette koffie en haalde thee en warm water om op de tafel te zetten.
Er waren ook koekjes voorzien en mandarijntjes.
Voor mij was dit mijn ontbijt, voor de bewoners en voorbijgangers een uitnodiging om even stil te staan en contact met me te maken.

Ondanks dat er heel wat passage was, bleef er niemand staan.


Ik zat aan de tafel onder een paraplu met de gedachte: ‘De aanhouder wint’.

 

Een buurman die me onder mijn paraplu zag zitten uitte zijn medeleven, ‘Triestig he...?’

Ik probeerde mezelf niet triestig te voelen. Het was koud, het regende, er was geen kind op straat te bespeuren. Mijn papieren tafelkleed, waarop de vorige dag zo fijn getekend werd, bleef wit en nat achter.
Ik voelde me zelf een beetje een clown. ‘Allé, ’t is ‘t ‘open da’t goe komt...’ sprak een dame me toe die de hond uitliet. Ik nodigde haar uit om een koffie te komen drinken. ‘Nieje, ‘k geun rap nor binne. Succes zenne!’

En net toen ik dacht dat alles voor niets zou zijn die dag...

 

11:00u

 

Mijn rechtstreekse buurman kwam eens kijken hoe het met me ging. De buurman van nummer 5 wandelde op ons af. Toen ik hen uitnodigde voor een koffietje, namen ze beiden thee.
Ze stonden er op een builtje te delen en raakten zo op een organische manier in contact met elkaar. Ze hadden elkaar hiervoor nog nooit gesproken.
De buurman op nummer 5 woonde nu twee jaar in de straat. Ik vond het mooi dat de enige overgebleven krijttekening net tussen hen in lag.

 

11:30u

 

De twee buurmannen waren na het drinken van hun thee even snel weer vertrokken als dat ze aan waren gekomen.
Ik bleef terug alleen achter.

Inmiddels had ik het zo koud gekregen dat ik mijn tafel in de garage schoof, de duurste spullen mee in de garage zette en in mijn huiskamer ging opwarmen. In de hoop dat de regen zou stoppen.

 

Deze middagpauze was echt nodig.
De vluchtige contacten van ’s ochtends kwamen bij me binnen als en afwijzing of als medelijden. Terwijl ik geen medelijden wou, maar engagement. Waarachtig contact. En niet enkel tussen mezelf en de bewoners uit mijn straat, maar ook tussen de bewoners onderling.
Ondanks de kennismaking tussen de twee buurmannen, had ik een faalangstig gevoel. Was dit dan toch geen juist initiatief geweest?


12:30u


 

Het was eindelijk gestopt met regenen. Ik zette alles terug buiten en vatte weer post. Een buurman vanop nummer 45 liep voorbij.
Duidelijk aangeschoten hield hij halt aan de blokken waarmee ik een toren aan het bouwen was.
Hij vroeg wat ik eigenlijk aan het doen was.
Ik zei dat ik aan het spelen was en vroeg of hij mee wilde spelen.
Hij lachte. Ik legde hem het principe van de speelstraat uit. En vertelde hem dat ik vond dat volwassenen ook spelen. Hier wilde hij meer uitleg over. Ik zei dat het leven ook een spel was, met spelregels. Sociale conventies om praatjes te kunnen slaan zijn ook een vorm van spel.
Dit vond hij een mooie vergelijking.
Hij zei dat hij iets wou doen met het stoepkrijt. Ik vroeg welke kleuren hij nodig. Hij koos voor groen en blauw en ging meteen aan de slag.

 

Daarna kwam een grootmoeder met haar kleindochter op de loopfiets.

 

 

 

Al heel snel kwam er een volgende buurvrouw buiten met haar kleinzoon.
De grootmoeder en de buurman tekenden samen dieren voor de jonge kinderen.

Ze bewonderden elkaars werk en gaven elkaar complimenten. Ik zag de aangeschoten buurman blozen. Meestal wordt hij door de andere buren wat gemeden, omdat hij vaak dronken is. Maar nu kon hij genieten van echt en oprecht contact. Ik voelde blijdschap voor hem.


13:30u


De kleinkinderen gingen met hun grootmoeders naar huis omdat het tijd was voor een middagdutje. De buurman ging naar huis nadat hij me bedankte voor de babbel en het krijt. Ik zei dat hij altijd mocht langskomen, want ik had nog 3 emmers stoepkrijt staan. Ook wanneer het geen speelstraat is. We kunnen altijd wel eens samen tekenen op de stoep als hij daar in zou hebben. Hij zei dat hij blij was om dat te weten. In mijn hart voelde ik dat hij ooit ook gewoon een krijtend kind was geweest.
Zoals de kleinkinderen deze middag.


 

14:30u

 

De kinderen uit het appartementsgebouw op nummer 45 kwamen op straat. Zij waren blij dat er steps en skateboards waren. Zelf hebben ze deze niet.
Ze rolden door de straat en hun gelach en gekir galmde tussen de huizen.
Het maakte me vrolijk.
De buurman van nummer 41 kwam kijken wie er zo luid aan het lachen was.
Hij nam plaats in een strandstoel en nam een slok van de koffie die ik hem aanbood.
In zijn kielzog kwamen er nog mensen uit hun huizen.
Kinderen en volwassenen kwamen buiten.

Ik moest af en toe bemiddelen wie eerst met een step kon rijden. Of wie de voetbal kreeg.

Maar echte conflicten tussen de kinderen waren er niet.

 

15:00u

 

De zon begon te schijnen.
Aan mijn tafel werd het bedrijvig.
Kinderen vroegen sap en water, want ze hadden dorst. Door het spelen hadden ze ook honger gekregen. De mandarijntjes en koeken werden in een recordtempo verslonden.
Ik stuurde mijn man naar de supermarkt om nog sap en cake te gaan halen.
Om het moment van wachten te overbruggen zette ik de bellenblaas op de tafel. Deze had meteen succes. De straat werd gevuld met zeepbellen.
Zowel kinderen als volwassenen probeerde ze te vangen.


16:00u


Het werd gezellig druk in de straat.
Iedereen liep door elkaar. Vaders speelden frisbee en voetbal met hun kinderen. Ze kwamen enkel langs om een kopje koffie te drinken.
Grootouders vatte post rond de tafel met drank en versnaperingen.
Het spelen gebeurde doorheen heel de straat. En mijn tafel werd een klein epicentrum van rust en ontmoeting.
Het voelde als een voorrecht om dit te kunnen faciliteren.


17:00u


De kinderen vroegen of ze konden tekenen op het tafelkleed, zoals de dag ervoor.
Omdat ik de frêle gemeenschap rond de tafel niet wilde verstoren, hing ik een groot stuk papier op de garagepoort.
De kinderen vonden het prima.
Ze tekenden samen, zonder conflict. De kleintjes maakten de tekeningen af van de groteren.
Een co-creatie tussen alle leeftijden.


18:00u


 

De oudere garde, zonder kleinkinderen, kwam naar buiten. De ouders en grootouders namen hun kinderen mee naar huis voor het avondmaal.
De tweede shift begon.
Wijn en cava werden op de overvolle tafel gezet.
Ik vroeg of ik even moest opruimen. Maar daar wilden ze niets van weten. Ik moest gaan zitten en moest genieten van het werk dat ik geleverd had, zeiden ze.
Ze stonden er op een toost uit te brengen op het succes van de speelstraat.
Dit voelde als een warm deken.

 

Ook al hadden ze niet deelgenomen aan de spelletjes of contact gemaakt met de kinderen, ze hadden er vanuit hun perspectief ook van genoten. Ze vertelden een avond lang wat ze allemaal hadden gezien vanop hun balkon, vanachter hun raam, bij het voorbijwandelen.
Ik kreeg veel complimenten. Dit voelde als een groot contrast met de gevoelens die ik in de voormiddag had gehad. Ik vertelde hen dat ik me een clown had gevoeld. Ze zeiden dat ze medelijden met me hadden gehad, vanachter hun gordijnen.
‘Volgende keer kom je dan maar een dekentje brengen, of een bemoedigend woordje’ probeerde ik nog.
Maar ze lachten het weg.
De mensen van de tweede shift hebben hun eigen spelregels.
En toch... Ze bedankten me voor het nemen van het initiatief en de organisatie. En spoorden me aan dit zeker nog eens te herhalen omdat het een goede manier was om elkaar te leren kennen.

Ook werd er aangeboden om de volgende woensdag mee te helpen de gehuurde materialen terug naar de uitleendienst te brengen.
Zo afwezig als dat ze ’s ochtends waren geweest, zo geëngageerd ’s avonds.
Rond 19:30u werd het erg donker en koud. We besloten gezamenlijk dat het tijd was om alles op te ruimen en de straat terug vrij te geven aan het doorgaand verkeer.
Ik voelde me heel erg geholpen. Mensen droegen soms blok per blok naar de garage. Een oudere buurman ging op zijn buik liggen om een skateboard van onder een auto uit te vissen.
Toen de tafel werd afgeruimd nam een buurvrouw stellig de afwas mee. ‘Jij hebt al genoeg gedaan. Ik breng het morgen schoon en droog terug.’
Om 20:00u was iedereen uit het straatbeeld verdwenen.


Over Jenny werd er die avond niet gesproken.


Een terugblik


Dinsdag 01 november 2022:


9:00u


De speelstraat bestond niet meer. De vuilniswagen reed over de krijttekeningen die achtergebleven waren als stille getuige van de connecties die de vorige twee dagen hadden plaatsvonden.
Ik voelde dat ik een traan bedwong.
Was het me gelukt mensen dichter bij elkaar te brengen?
Hadden ze elkaar beter leren kennen?
Sommigen hadden elkaar zelfs pas voor het eerst ontmoet.


En meteen daarna bekroop me een lichte vorm van paniek.
Had dit iets met mijn onderzoek te maken?
Had ik als kunstenaar het lichaam ingezet om de sociale cohesie in de stad te bevorderen?

 

Ik, als kunstenaar, had spelende lichamen ingezet om ontmoetingen te faciliteren binnen het kader van mijn eigen straat. Mijn straat maakt deel uit van de stad en ligt binnen mijn circle of control. Het was op zijn minst een goede observatiemogelijkheid om de bewoners van de straat in contact met elkaar te zien treden.

 

Naast dit besluit volgt nog een analyse aan de hand van de antwoordkaarten die ik 10 dagen na het plaatsvinden van de speelstraat bij de bewoners in de brievenbus stak.



 

Louisiana Channel, Louisiana Museum of Modern Art. (2013, 27 oktober). Marina Abramović Interview, Advice to the Young. [video]. 

Ben ik een lichaamskunstenaar?

 

Ik vind het erg vervelend om mijn kunstenaarschap te beperken tot 'dans'.

'Ik ben mens' klinkt omvattender dan 'ik ben een vrouw'.

Het betrekken op gender lijkt een bij de haren getrokken voorbeeld, maar laat je wel ervaren hoe beperkend de bepaling van gender kan zijn.

 

Even beperkend zie ik de bepaling van 'dans' als mijn kunst.

Dit onderzoek is tegelijk een onderzoek met dans, door dans en over dans. Waarbij ik eigenlijk ver voorbij dans ga.

 

Ik beweeg, ben ik een bewegingskunstenaar?

Ik wandel, ben ik een wandelkunstenaar?

Ik voer gesprekken, ben ik een gesprekskunstenaar?

Ik luister, ben ik een luisteraar?

Ik schrijf, ben ik een schrijver?

 

De contradictie tussen het lichaam inzetten en dans leeft diep in mij.

Al deze acties voer ik uit met het lichaam.

Bewegen, wandelen, spreken, luisteren, schrijven doe ik allemaal ook fysiek.

Zelfs mijn denken voer ik fysiek uit.

Dit leg ik hieronder uiteen in de verschillende methodes die ik inzet binnen dit onderzoek.

 

'Dans' is wel de discipline waarin ik mijn vorming heb gehad.

Uiteindelijk kijk ik wellicht steeds vanuit een dansersperspectief.

Toch hecht ik belang om deze discipline op verscheidene wijzen te laten ervaren en maak ik een schriftelijke vertaling.

Hoewel ik geen vorming in het schrijven heb gehad voelt dit voor mij logischer.

 

Logischer, niet veiliger.

 

Het gesprek als onderzoeksmethode?

 

Uit de vorige methodes kan deze ook verklaard worden.

Het gesprek kan beschouwd worden als een etnografische onderzoeksmethode in de antropologie.

Maar ik beschouw het gesprek als een co-creatieve artistieke interventie.

 

Door in gesprek te gaan met personen binnen de wijk en buiten de wijk maar binnen de stedelijke context, probeer ik data te genereren die me zullen helpen bij het in kaart brengen van ‘de mogelijkheden’ binnen de wijk.

De gesprekken buiten de wijk spelen zich af in de ruimere sociaal-culturele context.
Zo heb ik een gesprek met de leefbaarheidsmedewerker van Woonhaven, de sociale woningbouwvereniging. Maar evengoed heb ik een gesprek met de kabinetchef cultuur van De Stad Antwerpen.

 

Samen creëren we een moment van kennisuitwisseling.

Waarbij kennis niet beperkt wordt door theoretische kennis. Gevoelens, ervaringen, verhalen, gedragingen, ... kunnen voor mij allemaal als ‘kennis’ beschouwd worden.

 

Het gesprek vindt plaats in gedeeld eigenaarschap.

Ik heb als onderzoeker niet meer eigenaarschap over het gesprek dan mijn gesprekspartner. Maar dit geldt ook vice-versa.

Ik geef ruimte aan mijn gesprekspartner om diens kennis met mijn kennis te laten kennismaken. Ik zal mij op mijn beurt weer kunnen verhouden tot de kennis van mijn gesprekspartner.

 

Ik probeer een gesprek altijd te starten vanuit een gelijkwaardigheidsprincipe.

Het spreekt voor zich dat dit niet altijd even gemakkelijk is.

Wanneer ik een gesprek voer met een bewoner in de wijk, ervaar ik dit anders dan een gesprek met de eigenaar van Triple Living, de projectontwikkelaar en wijkontwikkelaar van de wijk. Maar de focus ligt niet zozeer op de personen die het gesprek voeren, maar wel op de onderwerpen, de ervaringen, de mogelijkheden die in het midden worden gelegd.

 

Mijn eigen lichaam vertelt me wel andere zaken naar gelang de persoon, of personen, waar ik een gesprek mee voer. Hier dien ik rekening mee te houden bij het analyseren van het gesprek. Deze analyse is een interpretatie.

 

Toch zijn er elementen en voorwaarden die bij elk gesprek hetzelfde blijven:

 

Fysieke nabijheid.

Om elkaar te kunnen ervaren binnen een gesprek is nabijheid belangrijk.
Tijdens Covid was dit zeker niet altijd mogelijk. Hierdoor hebben we digitale gesprekken gevoerd en zijn we daar redelijk bedreven in geworden.
Maar er mist een essentieel component. De fysieke nabijheid van lichamen vertelt ons zo veel meer over de ervaringen die we voelen en dus opnemen in ons archief.

Wanneer ik werkelijk fysiek nabij ben tot mijn gesprekspartner, voel ik wat die zegt.

Wanneer ik op afstand, digitaal aanwezig ben in het gesprek, kan ik fysieke signalen minder goed waarnemen. Ik kan ze ook enkel zien, niet voelen. Ik maak een andere interpretatie van de signalen dan wanneer ik ze fysiek ervaar.

Een lichaam vertelt mij iets over hoe een uitspraak wordt ontvangen, hoe een uitspraak kracht wordt bijgezet. Het achterover leunen, het dichterbij schuiven, het krachtig inademen vertellen me evenveel als dat woorden dat doen.
Wat me bij het volgende element brengt.

 

Luisteren.

Om de nuances in een gesprek te ervaren, dien je stil te kunnen zijn.

Een gesprek is een dialoog.
Dit impliceert dat je zowel spreekt als luistert.

In het luisteren ligt evenveel betekenis als in het spreken.

"listening is not a passive, but an active act that creates the conditions for something to happen." (Daniel Blanga Gubbay in Vanhee 2021)

Het luisteren schept ruimte, tijd en aandacht voor zowel de gesprekspartner, het gespreksonderwerp als de transformatie die het gespreksonderwerp doormaakt doordat het eigen wordt gemaakt door de gesprekspartner.

Deze transformatie is co-creatief.

Meestal voltrekt deze transformatie zich tijdens de stiltes in het gesprek, omdat beide gesprekspartners het gespreksonderwerp op deze stiltemomenten de tijd geven diens transformatie te ondergaan.

 

Verschijning.

De transformatie dat het gespreksonderwerp doormaakt doet andere informatie en data verschijnen dan een interview.

Tijdens een interview ga je op zoek naar bepaalde data.

Terwijl voor het gesprek als co-creatieve artistieke interventie nog geen voorstelling kan gemaakt worden van de data.

De data zullen zich voordoen, presenteren tijdens en na het gesprek.

Ze zullen verschijnen in de interactie tussen de gesprekspartners en in de interpretaties die zullen gemaakt worden door de gesprekspartners in het reflecteren op het gesprek. Dit kan ook na het gesprek plaatsvinden.
Hierdoor ontstaat een nieuwe transformatie, een mimetische vorm van het gesprek, die al dan niet geregistreerd wordt. (IJsseling 2019)

De mogelijke registratie kan uit allerlei vormen bestaan. Maar essentieel is dat de transformatie die plaatsvond in het gesprek terug zal verschijnen in de vorm. 


Bronnen:


Daniel Blanga Gubbay geciteerd in Vanhee, S. (2021). Listening to Listening. Forum+ voor onderzoek en kunsten 2021, vol 28, No.3. Amsterdam University Press, Koninklijk Conservatorium Antwerpen.

 

IJsseling, S. (1990). Mimesis, over Schijn en Zijn. Ambo. Baarn.



Hoe de straat uit mijn onderzoek viel:


Op 6 december 2022 werden alle Antwerpse stedelijke openbare diensten getroffen door een cyberaanval.

Het tweede initiatief dat ik gepland had voor mijn eigen straat zou plaatsvinden op 10 januari 2023.
Dan zou ik samen met de bewoners van de straat klinken op het nieuwe jaar en zouden we gezamenlijk stilstaan bij al onze wensen met betrekking tot het leven in de straat.

Ik kocht lange witte rollen wit papier en een heleboel permanent markers.

Op het papier, dat ook als tafellaken zou dienen op de tafels, zou ik vragen schrijven zoals:

"Wat betekent buur zijn voor jou?"

"Hoe heeft de straat jouw leven veranderd?"

"Hoeveel mensen ken je in de straat."

"Van hoeveel mensen ken je de naam?"

"Wat zou je eigenlijk willen weten over je buren?"

"Wat mis je wanneer je door de straat loopt?"

"Hoe zouden we dat kunnen veranderen?"

"Wat is jouw droom?"

Alle bewoners zouden hun antwoorden op het papier kunnen schrijven.

Op deze manier zou ik een enorme dataset kunnen genereren.

Maar tegelijkertijd, zouden ze elkaars antwoorden lezen.

Hierdoor zouden er gesprekken kunnen ontstaan die dieper gaan dan 'hey, hoe is't?'


Maar de cyberaanval zorgde voor een complete chaos en zelfs stop van de digitale dienstverlening bij de stadsdiensten.

Ik had bij hen aangevraagd of de straat verkeersvrij zou gemaakt kunnen worden.

Ook de tafels, stoelen en het budget voor de catering werd door de stadsdiensten voorzien.

Jammer genoeg hielden de problemen lang aan en zag ik dit 'straatfeest' in het water vallen.


Het vorige initiatief, de speelstraat in oktober, kwam ook al onder druk te staan door de zelfmoord van de buurvrouw.

Hierdoor voelde ik dat ik mijn onderzoeksproces niet kon laten voorgaan op de nood van de bewoners in de straat.

De focus tijdens de speelstraat lag dan ook veel meer op het betrekken van de bewoners en hen uit hun huis krijgen, dan data te genereren voor het onderzoek.


Deze samenloop van de verschillende omstandigheden, heeft me doen besluiten dat de straat, en mijn acties binnen de straat niet meer relevant genoeg waren binnen het onderzoek.


Wat niet wil zeggen dat ik me niet verder engageer als organisator van ontmoetingsmomenten voor de bewoners van de straat.

Op 25 maart 2023 organiseer ik een Lentepoets met een bijhorende borrel en babbel.

Gelukkig kan ik nu wel de hulp inroepen van de stadsdiensten.

Maar mijn focus ligt nu gewoon op het informele ontmoeten.

Als buurvrouw, als medemens.


Bron:


Verheyden, T., (2023) Cyberveiligheid stad Antwerpen had tientallen kwetsbaarheden: audit waarschuwt in 2021 al voor manke beveiliging. VRT News. Geraadpleegd op 23 maart 2023, van 

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2023/02/27/cyberrapport/

GionoYT. (2021, 17 augustus). David Bowie's advice to young artists. Excerpts from the Michael Apted DVD "Inspirations" (2002).  [video]. 


Remove hands when no longer strangers [foto van poster]. ©Rayan V. Brennan.

Steeds weer wat verder.

 

Ik ben een kunstenaar.
Ik ben vrij.

Ik ben nieuwsgierig.

 

Daar waar ik niet verwacht word, daar vertoef ik graag.
Daar waar ik niet hoor te zijn, daar voel ik me thuis.

Daar waar er schijnbaar niets gebeurt, daar groeit het.

 

Welke structuren kan ik onderscheiden.
Wat is herkenbaar, wat is nieuw?

Hoe verhoud ik me tot wat ik ervaar?

Hoe verhoudt de Ander zich tegenover mijn ervaring?

 

'Wie ben jij?

Kom jij hier wel eens vaker?

Vertel eens, hoe voelt dat dan?


Let's dance!'

 

Dat wat niet uitgesproken wordt, maar in de lucht hangt.

Dat wat niet tastbaar is, maar voelbaar.

 

Zouden we daar een taal voor kunnen vinden, een beweging, een pose, een woord?

Zouden we mogelijkheden kunnen scheppen voor wat nog niet zichtbaar is?

 

'Laat eens zien, hoe voelt dat dan?


Let's sway!'

 

Hoe verbeelden we wat er tussen ons in ligt?

Hoe voelt dat dan?

Hoe her-verbeelden we wat er tussen ons beweegt?

 

Kunnen we samen die wereld scheppen?

Een wereld aan mogelijkheden.

 

Waar tijd stilstaat, onze aandacht gemeen is en de ruimte oneindig?

 

'Wat ervaren we dan?'


'Let's dance!


Let's dance


Let's dance, dance, dance!'