DE BETEKENIS LATEN VERANDEREN VAN OBJECTEN

Ten eerste bekijken we wat de factor persoon met een object doet. Dit aan de hand van een performance waarbij een naamketting van persoon tot persoon wordt doorgegeven. De persoonlijke waarde van een object valt bijna helemaal weg bij deze handeling, kunnen we concluderen.


 

 
 


De eerste weken experimenteerden we met 2 verschillende media; fotografie aan de ene kant en performance aan de andere. Bij performance kwamen we uit doordat we nadachten over het effect dat een bepaalde handeling kan hebben op een object. Deze handeling wilden we in eerste instantie weergeven door een voorstelling waarbij we een betekenisvol object doorgaven van persoon tot persoon.

 

 
 
 
 

DE ONTVREEMDING VAN OBJECTEN TOT RUIMTES

Ons hele proces krijgt als titel ontvreemding, wat zo veel betekent als stelen of in andere gevallen een loskoppeling van de maatschappij (in ons geval het op afstand kijken naar je eigen ‘care’ omtrent objecten – loskoppeling van een ding). Ons hoofdmedium hiervoor is fotografie, wat we proberen versterken door middel van documentatie in film, of rechtstreekse ervaring in een performance.

We beginnen ons onderzoek vanuit de vaststelling dat elk object een welbepaalde betekenis heeft. Deze betekenis, zo ontdekken we al snel, is echter geen vaststaand gegeven, maar verschilt naargelang de persoon, de locatie. Ons verdere parcours zal eruit bestaan te experimenteren met de factoren die betekenis geven en hoe we deze kunnen stretchen. Dit vanuit de vaststelling dat ‘dat wat normaal is’ pas zichtbaar wordt in een abnormale situatie.

 
 

HANNE REYNAERT

FEBE SEGHERS

Matter_Of_Care

MATTER_OF_CARE_HANNE_naamketting

LIINK NAAR TWEEDE PAGINA

MATTER_OF_CARE_FEBE_box

Een tweede aspect is de locatie. Hoe wordt de betekenis van een object ruimtelijk bepaald? Vanuit de actuele quarantainemaatschappij kiezen we voor het thema huiselijkheid. Stilstaan bij ruimtes die we dagelijks gebruiken en zoeken naar connecties in dat wat vanzelfsprekend lijkt. We positioneren ons ten opzichte van zowel het object als de ruimte, maw: Wat doet het object met de ruimte? En wat doet de ruimte met het object? We voegen zaken toe aan een ruimte, halen dingen weg, verplaatsen objecten naar ruimtes waar ze normaal niet horen en komen tot de conclusie dat het effect hiervan steeds een soort onbehagen is. Dit onbehagen is exact dat wat de ‘care’ van de toeschouwer naar boven brengt: hij beseft opeens welke betekenis hij onbewust geeft aan een object en hoe ongemakkelijk het voelt wanneer deze wordt veranderd. We merken ook dat betekenis in een ruimtelijke context een collectief gegeven is: de meerderheid van toeschouwers reageert hetzelfde op de beelden.

Gelijklopend met dit experiment hielden we ook het medium van de eerste week bij de hand, namelijk fotografie. We namen een reeks foto’s die op zich dezelfde boodschap als de performance hadden, maar toch een ander effect bij de kijker teweegbrachten. De verstilde beelden van verschillende personen tonen deze als pure individuen, terwijl we bij de performance een onderlinge relatie behielden door het voorwerp door te geven en de personen in dezelfde ruimte samen te brengen. De vraag was welk effect we uiteindelijk probeerden te bereiken en welk medium ons hierin het beste wist te ondersteunen.

 
 

We besloten uiteindelijk met fotografie als hoofdmedium aan de slag te gaan. Dit liet ons toe te spelen met de verwachtingen die de kijker heeft en onze eigen positie als ontwerper te onderzoeken. Ontwerpen is op een bepaalde manier inspelen op wat klanten/gebruikers/bezoekers kennen, gewend zijn en verwachten, welke ‘care’ zij als individu hebben omtrent ruimtes en voorwerpen. Verbazen, misleiden, doen stilstaan bij – zijn allemaal deel van de ervaring die een ontwerp kan veroorzaken. Net als een ontwerp laat een foto ruimte voor interpretatie en persoonlijke inbreng, iets wat we konden opmaken uit de verschillende gesprekken met andere groepen: elk had zijn favoriete beeld of linkte de beelden aan eigen ervaringen of fantasieën. Het deed ons stilstaan bij de grenzen van het ontwerpen: je speelt op een manier steeds in op dat wat mensen al kennen of de associaties die gemaakt zullen worden.

 
 

Om de kijker in een bepaalde richting te sturen en dit zo effectief mogelijk te doen, experimenteerden we in ons proces met een aantal verschillende manieren om onze foto’s te bewerken, te kadreren en uit te puren. Zo kozen we ervoor steeds in zwart-wit te werken om de beelden eenvoudig te houden en de aandacht niet af te laten leiden door uitbundige kleuren. We probeerden verder een analoge korrel in te brengen door de beelden af te printen met een verouderde printer en opnieuw in te scannen. Dit leek echter weinig toe te voegen aan de boodschap, waarop we deze piste lieten vallen. Wat uiteindelijk wel bleek te werken was het uitpuren van de composities. Dit deden we door analoog alles uit beeld te halen dat niet toevoegde aan de boodschap, en digitaal de beelden zo te bewerken dat de compositie rust uitstraalde en focuste op dat wat vervreemdend werkte, zonder gevoel voor context te verliezen.

COMPOSITIE_UITPUREN_

Na de feedback van een andere docent proberen we na te denken over de relatie tussen objecten en de ruimte. Is het noodzakelijk dat ruimte en object nog van elkaar te onderscheiden zijn? Kunnen deze twee samen ook nieuwe voorwerpen vormen? Of willen we ze strikt gescheiden houden? We maken een aantal foto’s waarbij ‘het object’ minder duidelijk gedefinieerd is dan in onze vorige reeksen.